ECLI:NL:GHAMS:2024:3316

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
200.340.765/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek gezamenlijk gezag door ernstig verstoorde communicatie tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn zoon [kind 1]. De vader, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, was van mening dat de afwijzing van zijn verzoek onterecht was. De rechtbank had geoordeeld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord was en dat er op korte termijn geen aanzienlijke verbetering te verwachten was. De moeder, die alleen het gezag uitoefent, was het eens met de beslissing van de rechtbank en wilde geen gezamenlijk gezag.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De ouders hadden een korte affectieve relatie en de vader had nog nooit contact gehad met [kind 1]. De rechtbank had eerder vervangende toestemming gegeven voor de erkenning van [kind 1] door de vader, maar dit had niet geleid tot gezamenlijk gezag. De Raad voor de Kinderbescherming had geadviseerd om het verzoek van de vader af te wijzen, gezien de verstoorde communicatie tussen de ouders.

Het hof concludeerde dat de ouders niet in staat waren om samen beslissingen te nemen over [kind 1] en dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. De vader had aangegeven bereid te zijn om deel te nemen aan ouderschapsbemiddeling, maar het hof oordeelde dat dit op dit moment niet voldoende was om gezamenlijk gezag toe te kennen. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en het verzoek van de vader werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.340.765/01
zaaknummer rechtbank: C/15/336481/FA RK 23-546
beschikking van de meervoudige kamer van 3 december 2024 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. B.H. van der Zwan te Rotterdam,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. J. 't Hart te Haarlem .
Het hof heeft daarnaast als belanghebbende aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (hierna: [kind 1] ).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Raad voor de Kinderbescherming [plaats C] ,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over het gezag over [kind 1] (1 jaar).
1.2
De rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 13 maart 2024 (hierna: de bestreden beschikking) het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag afgewezen.
De vader is het daar niet mee eens en wil dat zijn verzoek om gezamenlijk gezag alsnog wordt toegewezen. De moeder is het wel eens met de bestreden beschikking en zij wil alleen het gezag blijven uitoefenen. Het hof beslist dat de beslissing van de rechtbank in stand blijft, omdat de communicatie tussen de ouders zo slecht verloopt dat zij niet in staat zijn om samen beslissingen te nemen. Het hof legt hierna uit hoe het tot die beslissing is gekomen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 3 mei 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 19 juni 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 21 juni 2024 met bijlage,
- een bericht van de zijde van de raad van 10 september 2024, en
- een bericht van de zijde van de vader van 8 oktober 2024 met bijlagen.
2.4
De zitting heeft op 9 oktober 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de raad, vertegenwoordigd door V.A.S. Regout.

3.De feiten

3.1
De ouders hebben van april 2022 tot mei of juni 2022 een affectieve relatie gehad.
3.2
[kind 1] , geboren [in] 2023 te [plaats C] is de zoon van de moeder. Uit een DNA-onderzoek is gebleken dat de vader (vrijwel zeker) de biologische vader van [kind 1] is. De rechtbank heeft de vader in de beschikking van 13 maart 2024 vervangende toestemming gegeven voor erkenning. Tegen dat deel van de beschikking is geen hoger beroep ingesteld. De erkenning door de vader van [kind 1] is inmiddels tot stand gekomen.
3.3
De moeder oefent alleen het gezag uit over [kind 1] . Doordat de vader [kind 1] heeft erkend met vervangende toestemming van de rechter, heeft de vader met de erkenning niet van rechtswege het gezag verkregen (artikel 1:251b, tweede lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
3.4
De vader heeft nog nooit contact gehad met [kind 1] . De rechtbank heeft nog geen beslissing genomen op het verzoek van de vader om een omgangsregeling en heeft op 13 maart 2024 aan de raad verzocht om onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor omgang tussen de vader en [kind 1] . De raad heeft dat onderzoek gestart. Naar aanleiding van een klacht van de vader heeft de raad echter besloten het onderzoek opnieuw te laten uitvoeren. De raad verwacht dat het nieuwe onderzoek binnen enkele maanden zal worden gestart.
3.5
De vader is (ook) de vader van [kind 2] , geboren [in]
2021, en van [kind 3] . Van [kind 3] zijn geen verdere gegevens bekend.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang, het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag afgewezen.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, om zijn verzoek om te bepalen dat het ouderlijk gezag over [kind 1] voortaan aan de ouders gezamenlijk toekomt, alsnog toe te wijzen.
4.3
De moeder verzoekt het verzoek van de vader niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel dit af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Uit artikel 1:253c, eerste lid, van het BW volgt dat de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank kan verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De standpunten
5.2
De vader wil gezamenlijk gezag. De vader is bereid deel te nemen aan een traject voor ouderschapsbemiddeling om de communicatie te verbeteren. Als de vader zich soms gefrustreerd heeft geuit tegen de moeder, komt dat omdat hij volledig buiten het leven van [kind 1] wordt gehouden. Omdat beide ouders het beste willen voor [kind 1] , zal [kind 1] niet klem of verloren raken als belangrijke beslissingen over [kind 1] moeten worden genomen. Bij gezamenlijk gezag is de vader bovendien niet langer afhankelijk van de moeder voor het verkrijgen van informatie over [kind 1] . Als gezamenlijk gezag niet direct mogelijk is, ligt het volgens de vader voor de hand dat de raad onderzoek zal doen naar het gezag.
5.3
Volgens de moeder is gezamenlijk gezag niet uitvoerbaar, omdat de ouders niet in staat zijn samen keuzes te maken en de ‘voors en tegens’ van te nemen beslissingen met elkaar te bespreken. De vader laat zien dat hij de moeder niet respecteert, door op grove en intimiderende wijze te communiceren en door haar wensen niet te respecteren. Als de moeder gedwongen wordt met de vader te overleggen, is de kans groot dat zij destabiliseert, gelet op haar achtergrond en op de relatie tussen de partijen. [kind 1] heeft juist een ontspannen en stabiele moeder nodig, aldus de moeder.
5.4
Het hof gaat bij de beoordeling verder in op deze en andere argumenten van de ouders.
Het advies van de raad
5.5
De raad adviseert het verzoek om gezamenlijk gezag af te wijzen, vanwege de verstoorde verhouding tussen de ouders. Eerst moet worden bezien hoe de omgang tussen [kind 1] en de vader eruit zal gaan zien en of de ouders kunnen gaan samenwerken. Op dit moment is de toon van de communicatie tussen de ouders heftig en is er onvoldoende basis voor gezamenlijk gezag. De raad adviseert het onderzoek naar de omgang niet uit te breiden naar het gezag.
De beoordeling door het hof
5.6
Het hof stelt net als de rechtbank vast dat de ouders een zeer korte affectieve relatie van enkele weken hebben gehad en daarna nooit meer op respectvolle wijze contact met elkaar hebben gehad. Het hof is het met de rechtbank eens dat de ouders op dit moment niet in staat zijn om gezamenlijk beslissingen over [kind 1] te nemen. Anders dan de vader heeft gesteld is eenhoofdig gezag niet alleen bedoeld voor uitzonderlijke omstandigheden, zoals misbruik of mishandeling. Ook een ernstig verstoorde communicatie kan ertoe leiden dat een kind bij gezamenlijk gezag klem of verloren zou raken of dat eenhoofdig gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. De vader communiceert via e-mails en app berichten naar de moeder en haar advocaat op een heftige en intimiderende toon. Ook na de bestreden beschikking heeft de vader dergelijke berichten gestuurd. Het is te begrijpen dat de vader boos en gefrustreerd raakt omdat hij [kind 1] nog nooit heeft gezien en de moeder hem tot de bestreden beschikking nooit heeft geïnformeerd over [kind 1] . Dat zijn gevoelens invoelbaar zijn, betekent niet dat de vader geen verantwoordelijkheid draagt voor zijn aandeel in de verstoorde communicatie. De vader lijkt echter geen enkele verantwoordelijkheid daarvoor te nemen en hij lijkt ook geen inzicht te hebben in het effect van zijn handelen op de moeder. Omdat de ouders niet in staat zijn om met elkaar te overleggen en beiden menen dat dit (alleen) aan de ander is te wijten, valt niet te verwachten dat zij binnen afzienbare tijd in staat zijn om samen beslissingen te nemen over [kind 1] . Dat zij allebei het beste willen voor [kind 1] is daarvoor onvoldoende, omdat gezamenlijk gezag juist vereist dat ouders met elkaar overleggen over wat het beste is voor een kind, ook als zij daar (eerst) verschillend over denken. Daardoor is er een onaanvaardbaar risico is dat [kind 1] klem of verloren zou raken tussen de ouders.
5.7
Het is voor de vader niet te begrijpen dat hij voor zijn oudere dochter de helft van de tijd de zorg draagt, terwijl hij [kind 1] niet ziet en over hem niet mag beslissen. Bij de beslissing over het gezag zijn echter niet alleen de opvoedvaardigheden van de ouders van belang, maar ook de vaardigheden om te communiceren met de andere ouder van het betreffende kind. Dat kan betekenen dat dezelfde vader (gezamenlijk) gezag over het ene kind kan dragen, terwijl gezag over een ander kind (van een andere moeder) niet mogelijk is. Het hof deelt de hoop van de vader dat de communicatie tussen de ouders zal verbeteren, door middel van bijvoorbeeld een gezamenlijk ouderschapstraject of via een ander vorm van begeleiding en ondersteuning. Op dit moment is echter niet te verwachten dat de communicatie op korte termijn aanzienlijk zal verbeteren.
5.8
Het hof is het niet met de vader eens dat gezamenlijk gezag de ouders zal dwingen om te overleggen en dat daardoor de communicatie zal verbeteren. De moeder heeft onderbouwd dat de communicatie met de vader mentale klachten bij haar veroorzaakt. Als de moeder gedwongen wordt met de vader te overleggen over beslissingen over [kind 1] , zou dat mogelijk zo veel stress veroorzaken dat de moeder minder goed voor [kind 1] kan zorgen. Eenhoofdig gezag is daarom ook anderszins in het belang van [kind 1] noodzakelijk.
5.9
Hoewel gezamenlijk gezag de mogelijkheden van de vader om geïnformeerd te worden over [kind 1] vergroot, is dat geen reden om het verzoek van de vader toch toe te wijzen. Daarvoor zijn de hiervoor genoemde bezwaren tegen gezamenlijk gezag te groot. Bovendien houdt de moeder zich aan de door de rechtbank aan haar opgelegde informatieregeling, waardoor de vader wel enige informatie over [kind 1] krijgt.
5.1
Het hof ziet geen aanleiding om de raad alsnog onderzoek te laten doen naar het gezag over [kind 1] . De raad heeft geadviseerd het verzoek af te wijzen en het raadsonderzoek naar de omgang niet uit te beiden naar het gezag. Het hof is het met de raad eens dat voldoende duidelijk is dat de communicatie en de onderlinge verhouding tussen de ouders maakt dat gezamenlijk gezag op dit moment niet mogelijk is. Voor zover de vader op de zitting heeft willen verzoeken om aanhouding van de zaak, om af te wachten of de weerstand van de moeder tegen gezamenlijk gezag afneemt als er omgang tussen [kind 1] en de vader komt, wijst het hof dat verzoek af. Het nieuwe onderzoek van de raad naar de omgang is nog niet gestart. Het zal daarna nog enige tijd duren voordat dat onderzoek is afgerond en daarna zal opnieuw tijd verstrijken voordat de rechtbank een beslissing heeft genomen over de omgang. Als de communicatie tussen de partijen naar aanleiding daarvan aanzienlijk zou verbeteren of de situatie op een andere manier ten goede wijzigt, dan kunnen de ouders samen kiezen voor gezamenlijk gezag of kan de vader een nieuw verzoek doen om gezamenlijk gezag.
5.11
Omdat het hof het met de rechtbank eens is dat het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag moet worden afgewezen, zal het hof die beslissing bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, mr. F. Kleefmann en mr. J.W. Brunt, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier en is op 3 december 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.