ECLI:NL:GHAMS:2024:3306
Gerechtshof Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van raadsheer in hoger beroep inzake gezagsbeëindiging en uithuisplaatsing van minderjarigen
In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 14 november 2024 een verzoek tot wraking afgewezen. Het wrakingsverzoek was ingediend door verzoekers, die betrokken zijn bij een hoger beroep tegen vonnissen van de rechtbank Noord-Holland, waarbij de uithuisplaatsing van hun kinderen was verlengd en hun gezag over deze kinderen was beëindigd. Tijdens de zitting op 22 oktober 2024 hebben verzoekers de wraking van de raadsheer aangevraagd, met verwijzing naar een klaagschrift dat op 21 oktober 2024 was ingediend. De raadsheer heeft op 24 oktober 2024 schriftelijk gereageerd op het verzoek.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking niet tijdig was ingediend, aangezien de verzoekers het verzoek pas op 22 oktober 2024 hebben ingediend, terwijl zij op de hoogte waren van de relevante feiten sinds januari 2024. De verzoekers hebben geen redelijke verklaring gegeven voor het tijdsverloop van vier maanden. Daarnaast heeft de wrakingskamer geoordeeld dat de aangevoerde gronden voor wraking, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, niet toereikend zijn om het verzoek te honoreren. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectieve feiten die wijzen op partijdigheid, en dat onvrede over rechterlijke beslissingen op zich geen grond voor wraking kan zijn.
De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier. De zaak benadrukt de strikte eisen die aan wrakingsverzoeken worden gesteld en de noodzaak voor verzoekers om tijdig en met voldoende onderbouwing hun verzoeken in te dienen.