In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 13 februari 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1999, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf, die werd vernietigd. De verdachte had zijn levensgezel meerdere malen geslagen, tegen een muur geduwd en getrapt, wat leidde tot pijn en letsel. Het hof oordeelde dat de mishandeling een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer vormde, vooral omdat zij ten tijde van de mishandeling zwanger was. De verdachte nam geen verantwoordelijkheid voor zijn daden, wat het hof in strafverzwarende zin meeweegt. De opgelegde straf bestaat uit een gevangenisstraf van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Het hof heeft de wettelijke voorschriften van het Wetboek van Strafrecht toegepast, waaronder artikelen die betrekking hebben op de strafoplegging voor mishandeling.