In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 12 mei 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren voorwaardelijk. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 28 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van het slachtoffer door haar te slaan en te stompen, wat leidde tot letsel. Het hof oordeelde dat de verdachte inbreuk had gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en dat dit gedrag niet kon worden getolereerd, vooral niet in de veilige omgeving van haar eigen huis. Het hof heeft besloten om een taakstraf van 28 uren op te leggen, zonder voorwaardelijk strafdeel, en heeft het vonnis van de politierechter in zoverre vernietigd. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.