ECLI:NL:GHAMS:2024:3264
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incidentele vordering tot zekerheidstelling ex artikel 224 Rv; afwijzing
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een incidentele vordering tot zekerheidstelling, ingediend door de vrouw in het kader van een hoger beroep. De man was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, gewezen op 19 juli 2023. De vrouw vorderde dat het hof de man zou bevelen zekerheid te stellen voor de proceskosten, omdat hij geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland zou hebben. De man betwistte deze stelling en overhandigde bewijsstukken waaruit bleek dat hij per 1 juni 2024 in Nederland was ingeschreven.
Het hof oordeelde dat de vrouw niet kon bewijzen dat de man feitelijk in Spanje woonde en dat de door de man overgelegde stukken zijn stelling onderbouwden dat hij in Nederland woonde. Het hof concludeerde dat er geen verplichting tot het stellen van zekerheid bestond, omdat indien de man inderdaad in Spanje zou wonen, dit zou betekenen dat hij geen zekerheid hoefde te stellen op grond van de relevante wetgeving en verdragen. De incidentele vordering van de vrouw werd dan ook afgewezen.
De beslissing over de kosten van het incident werd aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak, en de zaak werd verwezen naar de rol van 7 januari 2025 voor memorie van antwoord aan de zijde van de vrouw. Het arrest werd openbaar uitgesproken door de rechters in het openbaar.