ECLI:NL:GHAMS:2024:3230

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
23-002480-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de veroordeling voor poging zware mishandeling en bedreiging met gevangenisstraf en contactverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 september 2022. De verdachte, geboren in 1991, was eerder veroordeeld voor mishandeling en bedreiging en is thans gedetineerd. Het hof heeft de feiten van de zaak onderzocht, waarbij de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling van zijn ex-partner en bedreiging van haar familie. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en had een contactverbod opgelegd. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden geëist, evenals een contact- en locatieverbod voor vijf jaar. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op zes maanden en het contactverbod voor vijf jaar opgelegd, met de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel. Het hof heeft de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte in overweging genomen, evenals de rapporten van de reclassering. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige geweldsdelicten en bedreigingen, wat heeft geleid tot angst en onveiligheid bij de slachtoffers. Het hof heeft de opgelegde straf en maatregel gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en heeft het vonnis van de rechtbank in zoverre vernietigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002480-22
datum uitspraak: 18 april 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 september 2022 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-132566-22 (zaak A) en 13-166381-22 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1991,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 oktober 2023 en 4 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman en de advocaten van de benadeelde partijen en de slachtoffers naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Nu de behandeling van het hoger beroep het hof ten aanzien van de feiten niet tot een ander oordeel heeft gebracht dan de rechtbank, verenigt het hof zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de vrijheidsbeperkende maatregel; in zoverre zal het vonnis worden vernietigd.
De in hoger beroep door de raadsman gevoerde bewijsverweren ten aanzien van zaak A feit 1 en 2 vinden hun weerlegging in de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen en de bewijsmotivering, die het hof overneemt.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1, 2 en 3 en het in zaak B onder 1 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de rechtbank aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna:Sr) opgelegd, in de vorm van een contactverbod en een locatieverbod, en heeft daarvan de dadelijke uitvoerbaarheid bevolen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1, 2 en 3 en het in zaak B onder 1 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Voorts heeft zij gevorderd dat aan de verdachte een contact- en locatieverbod zoals bedoeld in artikel 38v Sr zal worden opgelegd voor de duur van 5 jaren ten aanzien van alle slachtoffers.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in zaak A schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en mishandeling van zijn ex-partner door meerdere keren haar keel dicht te knijpen en haar in haar wang te bijten. Zij heeft hierdoor geen lucht kunnen krijgen, pijn gevoeld en letsel opgelopen in de vorm van een wond in haar wang. De verdachte heeft met deze handelingen inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte haar ook bedreigd, waarmee hij haar angst heeft aangejaagd.
In zaak B heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere ernstige verbale bedreigingen aan het adres van de familieleden van zijn ex en andere personen uit haar kring. De slachtoffers voelden zich erg bedreigd door de verdachte en voor sommige slachtoffers heeft de verdachte een groot gevoel van angst en onveiligheid en psychische klachten veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 maart 2024 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor mishandeling en bedreiging. Er is dus sprake van recidive en het hof weegt dit als strafverzwarende omstandigheid mee.
Het hof heeft wat de persoon van de verdachte betreft voorts kennisgenomen van het rapport van de reclassering van 18 augustus 2022, waaruit volgt dat het recidiverisico hoog is en dat begeleiding en hulpverlening noodzakelijk zijn om dit recidiverisico in te perken.
Het hof heeft ook kennis genomen van het rapport van de reclassering van 16 mei 2023 en het Pro Justitia rapport van 30 maart 2023 respectievelijk 2 april 2023, opgemaakt in de strafzaak met parketnummer 23-00020-23 die gelijktijdig – maar niet gevoegd – met onderhavige zaak is behandeld en betrekking hebben op feiten gepleegd ná de datum van het vonnis waarvan beroep in deze zaak. Uit deze rapporten volgt kort gezegd dat er bij de verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in cannabis- en alcoholgebruik.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, passend en geboden. Het hof ziet niet langer aanleiding om evenals de rechtbank bijzondere voorwaarden te koppelen aan een voorwaardelijke strafdeel, gelet op het feit dat de verdachte bij afzonderlijke uitspraak van het hof van heden in de zaak met parketnummer 23-002020-23, welke zaak zoals gezegd gelijktijdig is behandeld met onderhavige zaak, een voorwaardelijke tbs-maatregel wordt opgelegd, bij welk oordeel het hof mede acht heeft geslagen op de in die zaken opgemaakte rapporten. De bij de verdachte aanwezige problematiek zal in het kader van de in genoemde samenhangende zaak opgelegde voorwaardelijke tbs-maatregel in voldoende mate kunnen worden behandeld, zodat het opleggen van bijzondere voorwaarden in de onderhavige zaak geen doel meer dient. Het hof kiest er daarom voor, mede in aanmerking genomen de ernst van de feiten, te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Daarnaast ziet het hof aanleiding om aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen als stok achter de deur ter voorkoming van herhaling van soortgelijke strafbare feiten als in onderhavige zaak. Deze maatregel zal inhouden een contactverbod met alle in de bewezenverklaring genoemde personen voor de duur van 5 jaren. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat en de maatregel dient ertoe te leiden dat de verdachte ervan wordt weerhouden opnieuw contact te zoeken met zijn ex-partner en haar familiekring. Daarbij merkt het of op dat de omstandigheid dat aan de verdachte in de gelijktijdig behandelde zaak een tbs-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd dit niet anders maakt, nu zulks niet de mogelijkheid uitsluit dat de verdachte op enigerlei wijze contact kan opnemen met de in de bewezenverklaring genoemde personen.
Het hof zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel bevelen omdat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens de slachtoffers.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38v, 38w, 45, 57, 285, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de vrijheidsbeperkende maatregel en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
5 jarenop geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
  • [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 1969;
  • [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 2002 en haar zoontje [naam 10] (geboortedatum onbekend);
  • [naam 3] , geboren op [geboortedag 4] 1953;
  • [naam 4] , geboren op [geboortedag 5] 1993 en haar zoontje [naam 9] , geboren op [geboortedag 6] 2016;
  • [naam 5] , geboren op [geboortedag 7] 1990;
  • [naam 6] , geboren op [geboortedag 8] 1990;
  • [naam 7] , geboren op [geboortedag 9] 1985;
  • [naam 8] , geboren op [geboortedag 10] 1970;
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van het arrest onderworpen is geweest aan een dadelijk uitvoerbaar verklaarde vrijheidsbeperkende maatregel bij de uitvoering van de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel in mindering zal worden gebracht, welke aftrek alleen van toepassing is op [naam 4] , geboren op [geboortedag 5] 1993 en haar zoontje [naam 9] , geboren op [geboortedag 6] 2016.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het voorgaande.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. J.W.P. van Heusden en mr. M.K. Durdu-Agema,
in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 april 2024.
mrs. Van Heffen en Durdu-Agema zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]