Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
Artikel 18
€ 364,24 aan kosten voor energie en water.
4.De beoordeling
NJ2003/15. Uit die jurisprudentie volgt volgens de man dat in gelijksoortige zaken hoger beroep slechts openstaat indien partijen dit uitdrukkelijk hebben voorbehouden.
alle(cursivering hof) persoonlijke en algemene belangen die bij het geval betrokken zijn (zie Parl. Gesch. Boek 3 BW (MvA II), p. 584). In zaken die ten gronde door de kantonrechter worden behandeld, is volgens art. 254 lid 5 Rv ook de voorzieningenrechter bevoegd. Het hof begrijpt artikel 18 van de samenlevingsovereenkomst aldus, dat partijen deze bevoegdheid van de voorzieningenrechter in dit artikel nog eens hebben bekrachtigd. Bij zijn beoordeling dient de voorzieningenrechter dezelfde maatstaf aan te leggen als de kantonrechter op grond van artikel 3:168 lid 2 BW moet doen. Dat betekent dat óók de voorzieningenrechter een afweging dient te maken van alle persoonlijke en algemene belangen die bij het geval betrokken zijn. Daarbij kan dus ook een rol spelen wie van de deelgenoten het goed uiteindelijk toegedeeld wil krijgen, en wie van hen (het meest) aannemelijk heeft gemaakt die toedeling te kunnen financieren. Het belang van diegene is er onder meer in gelegen dat hij of zij de woning niet eerst hoeft te verlaten, om vervolgens weer in de woning terug te moeten keren als deze aan hem of haar is toegedeeld. In die zin faalt dan ook de eerste grief van de vrouw; het hof zal alle betrokken belangen moeten wegen, waarbij als gezichtspunt óók kan dienen hoe aannemelijk het is dat de woning aan de ene of de andere partij zal worden toegedeeld.
€ 717,34 dient te betalen. Als het voortgezet gebruik van de woning aan haar wordt toegedeeld, zal zij die vergoeding aan de man voldoen. De man heeft aangegeven zich hiermee te kunnen verenigen. Nu het hof de uitspraak van de voorzieningenrechter voor wat betreft het voortgezet gebruik van de woning zal bekrachtigen, zal het hof daarom ook de beslissing bekrachtigen dat de redelijke vergoeding die de man moet betalen
bestaat uit een bedrag van € 353,13 per maand aan hypothecaire rentelasten (50%) en € 364,24 aan kosten voor energie en water.