In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland inzake alimentatie en bewijsvoering van werkuren van de vrouw. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in eerste aanleg verzocht om wijziging van de alimentatieverplichting, die hij sinds 2009 aan de vrouw betaalt, en stelt dat de vrouw meer dan acht uur per week heeft gewerkt, wat volgens het echtscheidingsconvenant invloed zou moeten hebben op de alimentatie. De vrouw, verweerster in hoger beroep, betwist deze stelling en heeft een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 november 2023, waarbij beide partijen in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft de man toegelaten tot bewijsvoering om aan te tonen dat de vrouw substantieel meer dan acht uur per week heeft gewerkt. De beslissing van het hof houdt in dat de man uiterlijk 6 februari 2024 bewijs moet aanleveren, en dat er mogelijk getuigenverhoren zullen plaatsvinden. De zaak betreft ook een verzoek van de man tot inzage in de belastingaangiften van de vrouw, wat door de vrouw is betwist. De uitspraak van het hof is openbaar uitgesproken op 9 januari 2024.