ECLI:NL:GHAMS:2024:3190
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechter in internationale kinderontvoeringszaak met betrekking tot de terugkeer van een minderjarige naar Nederland
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugkeer van een minderjarige, [minderjarige 1], naar Nederland. De vader had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin de verzoeken van de vader om de moeder te veroordelen tot terugkeer van [minderjarige 1] naar Nederland en om haar te verbieden zonder toestemming van de vader met [minderjarige 1] naar het buitenland te verhuizen, waren afgewezen. De moeder was zonder toestemming van de vader met [minderjarige 1] naar Frankrijk verhuisd, wat leidde tot een rechtszaak over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in deze internationale context. Het hof oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was, omdat de ongeoorloofde overbrenging van [minderjarige 1] naar Frankrijk had plaatsgevonden zonder toestemming van de vader of een rechter. Het hof heeft de vorderingen van de vader om de moeder te veroordelen tot terugkeer van [minderjarige 1] en om haar te verbieden met [minderjarige 1] naar het buitenland te verhuizen, afgewezen. De vader had zijn vorderingen deels ingetrokken, omdat de Franse rechter de moeder al had veroordeeld tot terugkeer van [minderjarige 1]. Het hof heeft wel bepaald dat de moeder een dwangsom van € 500,- per dag verbeurt als zij zonder toestemming van de vader met [minderjarige 1] naar het buitenland gaat. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.