Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Vrijspraak
“Op de vraag of het nu [naam 1] of [naam 2] is geweest die mij de drugs, de instructies, het geld en de simkaart voor de reizen heeft gegeven zeg ik: het was [naam 2]”in strijd met de waarheid is. De verdachte ontkent de beschuldiging.
uitsluitendhaar antwoord op de veelomvattende en gesloten vraag die in de tenlastelegging is opgenomen voor. Het hof stelt omtrent het antwoord op deze vraag vast dat de verdachte al in eerdere verklaringen heeft aangegeven dat zij ook instructies en verdovende middelen van [naam 2] kreeg. In haar eerdere verklaringen heeft zij niet gezegd dat zij (ook) het geld en de simkaart van [naam 2] ontving, maar wat dat betreft doet zich de situatie voor dat de verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd en dat objectief (het hof verstaat in dit verband hieronder: ander bewijs dan de verklaring van de verdachte zelf) en overtuigend bewijs ontbreekt waaruit blijkt dat de verdachte ter terechtzitting van het gerechtshof van 5 juli 2021 de tenlastegelegde vraag onjuist en opzettelijk in strijd met de waarheid heeft beantwoord. Naar het oordeel van het hof kan daarom niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.