ECLI:NL:GHAMS:2024:316

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
000710-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand en schadevergoeding in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2024 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, geboren in 1983, die een vergoeding vroeg voor kosten van rechtsbijstand en schade als gevolg van een ondergane verzekering in een strafzaak. Het verzoekschrift is op 10 september 2023 ingekomen, waarna het Openbaar Ministerie op 22 september 2023 zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 30 januari 2024 is verzoeker niet verschenen. Verzoeker vraagt om een schadevergoeding van € 260,00 en vergoedingen voor rechtsbijstand van € 156,00 en € 680,00. Het hof heeft vastgesteld dat de strafzaak eindigde met een straf voor een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet was toegestaan. Dit leidde tot de vraag of verzoeker ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek om vergoeding van de kosten van een raadsman. Het hof concludeert dat de kosten van een raadsman gedurende de verzekering en voorlopige hechtenis onder artikel 530, lid 2 Sv vallen. Verzoeker wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, maar het hof kent wel een schadevergoeding van € 260,00 toe voor de ondergane verzekering en € 680,00 voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer van het hof, met de voorzitter en griffier aanwezig, en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000710-23 (530 Sv) en 000711-23 (533 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-002647-22
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker01] ,
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1983,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. J. El Haddouchi,
[adres].

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 10 september 2023 ingekomen.
Op 22 september 2023 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 30 januari 2024 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 260,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 156,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 680,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 23 juni 2023 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd met oplegging van een straf op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegestaan.
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ad b
Verzocht wordt om vergoeding van de kosten van een raadsman. Een vergoeding daarvan kan worden verzocht op grond van artikel 530, lid 2 Sv. Dit artikellid luidt thans:
Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens voor zover artikel 44a van de Wet op de rechtsbijstand van toepassing is, in de kosten van een raadsman. Een vergoeding voor de kosten van een raadsman gedurende de verzekering en de voorlopige hechtenis is hierin begrepen. Een vergoeding voor deze kosten kan voorts worden toegekend in het geval dat de zaak eindigt met oplegging van straf of maatregel op grond van een feit, waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten.
Omdat verzoeker een straf opgelegd heeft gekregen, doch voor een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, ziet het hof ziet zich voor de vraag gesteld of verzoeker ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek op grond van de laatste zin in artikel 530, lid 2 Sv.
Artikel 530 Sv (toen artikel 591a Sv) is gewijzigd bij wet van 26 juni 1975, Stb 1975, 341. Tot die tijd kon op grond van dat artikel slechts een tegemoetkoming in de kosten van een raadsman worden toegekend indien de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Met de wijziging werd onder meer beoogd de bestaande regeling te verruimen in die zin dat toekenning van een volledige vergoeding mogelijk werd. Voorts zijn bij die wijziging de laatste twee zinnen in het tweede lid van artikel 591a Sv ingevoegd. In de Memorie van toelichting bij het Ontwerp van wet wordt ten aanzien van die laatste twee zinnen het volgende overwogen:
Voorts acht de ondergetekende een vergoeding van de kosten van de raadsman wenselijk. Daaronder vallen - aldus de Hoge Raad
(verwijzing naar HR 24 mei 1966, ECLI:NL:HR:1966:AB5805, NJ 1966, 443)- de kosten van de advocaat gedurende het gehele strafproces, met inbegrip van de voorlopige hechtenis. Intussen geldt ook hiervoor de beperking, dat de zaak geëindigd moet zijn zonder oplegging van straf of maatregel. Krachtens artikel 89 is echter ook vergoeding wegens ondergane preventieve detentie mogelijk indien wel een straf of maatregel werd uitgesproken, maar opgelegd op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten. Het ontwerp maakt het, door een uitbreiding van de regeling van artikel 591a, ook in zulke gevallen mogelijk de kosten van de raadsman te vergoeden. Dit is niet nodig voor de schade door tijdsverzuim, aangezien deze al valt onder artikel 89.
(vetnummer 12 132, nr. 3, p. 4)
Uit het voorgaande leidt het hof af dat met ‘deze kosten’ in de laatste zin van artikel 530, lid 2 Sv slechts worden bedoeld de kosten van een raadsman gedurende de verzekering en de voorlopige hechtenis.
Op 15 augustus 2022 heeft mr. El Haddouchi zich als raadsman van verzoeker gesteld. Verzoeker is op 2 september 2022 een toevoeging verleend voor de strafzaak in eerste aanleg, waarbij de eigen bijdrage is bepaald op € 156,00, waarvan thans de vergoeding wordt gevraagd. De eigen bijdrage ziet derhalve niet op de kosten rechtsbijstand gedurende de verzekering van 1 juni 2021 tot 2 juni 2021, toen verzoeker werd bijgestaan door piketadvocaat mr. Kraal.
Gelet op het voorgaande moet verzoeker niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek onder b.
Ad a en c
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door verzoeker ondergane verzekering tot een bedrag van € 260,00.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 680,00.

4.Beslissing

Het hof :
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek onder b.
Kent op de voet van artikel 533 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 260,00 (tweehonderdzestig euro).
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 680,00 (zeshonderdtachtig euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. E. van Die, A.E. Kleene-Krom en M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 13 februari 2024.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 940,00 (negenhonderdveertig euro) op bankrekeningnummer [iban_nummer01] t.n.v. [tnv01] o.v.v. [ovv01] .
Amsterdam, 13 februari 2024,
mr. E. van Die, voorzitter.