ECLI:NL:GHAMS:2024:3152

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
23-000770-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vrijspraak van diefstal met geweld, veroordeling openlijke geweldpleging met oplegging van taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2006, was eerder vrijgesproken van diefstal met geweld, maar het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, namelijk de diefstal van een zilveren ketting, omdat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte opzet had op de wederrechtelijke toe-eigening van de ketting.

Echter, het hof heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging. De tenlastelegging betrof geweld tegen een slachtoffer op een schoolplein in Amsterdam op 11 mei 2023. Het hof oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, het slachtoffer had vastgepakt en tegen een hek had geduwd. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 30 uur, waarbij het hof rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder positieve ontwikkelingen in zijn leven en de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming.

De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie werd afgewezen, omdat het hof de positieve ontwikkelingen van de verdachte in overweging nam. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de verdachte strafbaar verklaard voor het subsidiair bewezenverklaarde feit, terwijl het primair tenlastegelegde niet bewezen werd geacht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000770-24
datum uitspraak: 17 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2024 in de strafzaak onder de parketnummers 13-134389-23 en 13-205081-22 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 11 mei 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zilveren) ketting , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • die [slachtoffer] (stevig) meermalen, althans eenmaal bij de armen vast te pakken, althans bij het lichaam en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal tegen een hek aan te duwen en/of
  • meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam van die [slachtoffer] te duwen en/of
  • (vervolgens) het shirt omhoog te trekken en/of de hand bij de broeksband te plaatsen en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en/of een (onbekend) voorwerp te tonen en/of daardoor/daarbij te suggereren dat hij een wapen had en/of
  • (vervolgens) meermalen, althans eenmaal de volgende dreigende woorden toe te voegen, “meekomen, anders ga ik je schieten”, althans woorden van gelijkende dreigende aard en/of strekking en/of
  • (vervolgens) meermalen, althans eenmaal de ketting van de nek van die [slachtoffer] (af) te trekken;
subsidiair
hij op of omstreeks 11 mei 2023 te Amsterdam openlijk, te weten op het schoolplein van de [school] aan de [adres 2], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer], door
  • die [slachtoffer] (stevig) meermalen, althans eenmaal bij de armen vast te pakken, althans bij het lichaam en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal tegen een hek aan te duwen en/of
  • meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam van die [slachtoffer] te duwen en/of
  • (vervolgens) het shirt omhoog te trekken en/of de hand bij de broeksband te plaatsen en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en/of en (onbekend) voorwerp te tonen en/of daardoor/daarbij te suggereren dat hij een wapen had en/of
  • (vervolgens) meermalen, althans eenmaal de volgende dreigende woorden toe te voegen, “meekomen, anders ga ik je schieten”, althans woorden van gelijkende dreigende aard.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de kinderrechter.

Vrijspraak van het primair tenlastegelegde

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde en heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte een zodanige rol heeft gehad bij de straatroof dat hij als medepleger daarvan moet worden aangemerkt.
Anders dan de advocaat-generaal en met de raadsman is het hof van oordeel dat op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte opzet had op de wederrechtelijke toe-eigening van de ketting van het slachtoffer. Daarmee kan niet worden vastgesteld dat hij zich schuldig heeft aan hetgeen hem primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde

De raadsman heeft gesteld dat de verdachte (ook) moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging. Hij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte het slachtoffer slechts één keer heeft vastgegrepen. Uit die enkele gedraging kan geen (dubbel) opzet worden afgeleid, mede gelet op de consistente verklaring van de verdachte dat hij dacht dat het om een grap ging, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt dit verweer. Het standpunt van de raadsman vindt zijn weerlegging in de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, waaronder de deels bekennende verklaring van de verdachte.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 mei 2023 te Amsterdam openlijk, te weten op het schoolplein van de [school] aan de [adres 2], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], door
- die [slachtoffer] vast te pakken bij het lichaam en
- die [slachtoffer] tegen een hek aan te duwen.
Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman heeft ten aanzien van de straf opgemerkt dat de verdachte een beperkt aandeel heeft gehad in de geweldshandelingen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. De verdachte heeft samen met een aantal anderen op een schoolplein aan de openbare weg, (ogenschijnlijk) uit het niets, het slachtoffer belaagd. De verdachte heeft het slachtoffer hierbij vastgepakt en een duw gegeven. Dergelijke geweldsmisdrijven brengen gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en bij directe getuigen teweeg.
Het hof heeft met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 6 september 2024 en de door de deskundigen ter zitting gegeven toelichting en adviezen. Zowel de jeugdreclasseerder als de vertegenwoordiger van de Raad zijn over de verdachte te spreken. De verdachte heeft zijn behandeling bij [instelling] – zoals opgelegd in een justitieel kader in een andere zaak – positief afgerond en ook de begeleiding vanuit [instelling] is succesvol afgesloten. Recent, in september 2024, is de verdachte begonnen aan een nieuwe opleiding. Zowel de verdachte als zijn moeder hebben positief meegewerkt met de begeleiding van de Jeugdbescherming Regio Amsterdam en de verdachte heeft zich altijd aan zijn voorwaarden gehouden.
De Jeugdbescherming ziet geen meerwaarde in verdere betrokkenheid. De Raad en de Jeugdbescherming adviseren dan ook een onvoorwaardelijke werkstraf zonder bijzondere voorwaarden. Het hof neemt deze adviezen over.
De verdachte heeft ter zitting naar voren gebracht dat het goed met hem gaat, thuis en op school, en dat hij veel heeft geleerd van zijn behandeling bij [instelling] en de begeleiding vanuit [instelling]. Zijn (betrokken) moeder heeft dat ter terechtzitting bevestigd.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 31 januari 2023 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 120 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter zitting in hoger beroep de tenuitvoerlegging van 30 dagen van deze voorwaardelijke straf gevorderd, waarbij zij heeft gevorderd dat deze straf zal worden omgezet naar 60 uur werkstraf.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de vordering af te wijzen.
Gebleken is dat de verdachte zich in de voorliggende zaak voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende voorwaarden, is in beginsel essentieel dat aan overtreding van deze voorwaarden consequenties worden verbonden.
Toch acht het hof het in dit geval niet opportuun dat de verdachte de eerder opgelegde straf (deels) dient te ondergaan. Dit gelet op de positieve ontwikkelingen in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen hieromtrent van de gedragsdeskundigen. Het hof zal daarom de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 15 januari 2024, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 31 januari 2023, parketnummer 13-205081-22, voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 120 dagen met aftrek.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. J.W.P. van Heusden en mr. M. Jeltes, in tegenwoordigheid van mr. S. Abelsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 oktober 2024.
=========================================================================
[…]