ECLI:NL:GHAMS:2024:313

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
200.326.712/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot enquêteprocedure en kostenveroordeling in geschil tussen aandeelhouders van SCT

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2024 een verzoek van [A Beheer B.V.] afgewezen. [A Beheer B.V.] had verzocht om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de besloten vennootschap Speed Covid Test B.V. (SCT) en om onmiddellijke voorzieningen te treffen, waaronder de schorsing van bestuurders en het benoemen van een derde persoon als bestuurder. Het verzoek was gebaseerd op de stelling dat er gegronde redenen waren om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken binnen SCT, onder andere door het onthouden van informatie aan [A Beheer B.V.] en onzakelijke transacties met aan [B] gelieerde bedrijven.

De Ondernemingskamer heeft echter geoordeeld dat de informatieverstrekking aan [A Beheer B.V.] op onderdelen niet voldeed aan de eisen, maar dat dit niet voldoende was om een enquête te rechtvaardigen. Bovendien was er al een eerdere uitspraak van de rechtbank die de openlegging van boeken en bescheiden aan [A Beheer B.V.] had gelast, waardoor zij zelf een onderzoek kon laten uitvoeren. De Ondernemingskamer concludeerde dat het verzoek om een enquête niet in het belang van de vennootschap was, gezien de beëindiging van de activiteiten van SCT en de reeds bestaande rechtszaken. [A Beheer B.V.] werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.326.712/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 13 februari 2024
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A Beheer B.V.],
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. D. Alblas, kantoorhoudende te Barendrecht,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPEED COVID TEST B.V.,
gevestigd te Bergschenhoek,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. A.J.F. Gonesh, kantoorhoudende te Den Haag,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MENALLCA HOLDING B.V.,
gevestigd te Lansingerland,
2.
[B],
wonende te [....] ,
3.
[C],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. A.J.F. Gonesh,kantoorhoudende te Den Haag.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster als [A Beheer B.V.] ;
  • de aandeelhouder van verzoekster, [A] , als [A] ;
  • verweerster als SCT;
  • belanghebbenden ieder afzonderlijk als Menallca, [B] en [C] en gezamenlijk als Menallca c.s.;
  • SCT en Menallca c.s. gezamenlijk als SCT c.s.

1.Het verloop van het geding

1.1
[A Beheer B.V.] heeft bij verzoekschrift van 9 mei 2023 de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van SCT over de periode vanaf haar oprichting;
als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure
a. [B] en [A Beheer B.V.] te schorsen als bestuurders van SCT en een derde persoon te benoemen tot bestuurder van SCT;
b. te bepalen dat de aandeelhouders van SCT slechts met instemming van de door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder besluiten kunnen nemen;
c. een andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer juist acht;
3. [B] en [C] te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.2
SCT c.s. hebben bij verweerschrift van 15 juni 2023 de Ondernemingskamer verzocht het verzoek af te wijzen en [A Beheer B.V.] te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.3
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 8 juli 2023. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht, mr. Alblas aan de hand van overgelegde aantekeningen, en onder overlegging van tevoren toegestuurde nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt. Op verzoek van [A Beheer B.V.] is vervolgens de zaak enige tijd aangehouden om haar in de gelegenheid te stellen te onderzoeken of zij de kosten van een enquête en eventuele voorzieningen zou kunnen voorfinancieren. Bij brief van 2 januari 2024 heeft de advocaat van [A Beheer B.V.] uiteindelijk laten weten dat financiering beschikbaar is en is beschikking gevraagd.

2.Inleiding en feiten

2.1
Deze zaak gaat over SCT, een onderneming die teststraten exploiteert waar covid-(snel)testen worden uitgevoerd. In 2021 en 2022 heeft SCT zowel commerciële covid-testen (aan klanten die rechtstreeks een testafspraak maakten met SCT) als werkgeverstesten (voor groepen werknemers, op verzoek van hun werkgever) aangeboden. In 2021 maakte zij een omzet van ruim € 7 miljoen en bedroeg het resultaat voor belastingen € 516.966,00. Sedert begin 2023 zijn de activiteiten van SCT feitelijk beëindigd als gevolg van het wegvallen van de vraag naar covid-testen. Al snel na de oprichting van SCT zijn geschillen ontstaan tussen bestuurders/(indirect) aandeelhouders [B] en [A Beheer B.V.] , die inmiddels tot uitspraken van verschillende rechterlijke colleges hebben geleid.
2.2
SCT is op 20 januari 2021 opgericht door [A] , [B] en [C] . [A Beheer B.V.] (een vennootschap van [A] ) houdt 50% van de aandelen in SCT, Menallca (een vennootschap van [B] ) en [C] elk 25%. [A Beheer B.V.] en [B] vormen samen het bestuur van SCT en zijn als bestuurders zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd.
2.3
Medio oktober 2020 heeft [B] [A Beheer B.V.] bereid gevonden haar bedrijfsruimte in Bergschenhoek beschikbaar te stellen voor een corona-teststraat voor sneltesten. In de eerste week van november 2020 is de teststraat begonnen met het uitvoeren van sneltesten, toen nog in een franchiseconstructie onder de naam Coronasneltest Point.
2.4
Na beëindiging van de samenwerking via Coronasneltest Point begin 2021 hebben [B] en [A] de werkzaamheden feitelijk ingebracht bij SCT.
2.5
Op verzoek van [A] heeft zijn [A] [D] in diens softwareontwikkelingsbedrijf (Brovisuals) voor SCT de software ontwikkeld die mogelijk maakt dat mensen die een testafspraak willen maken, dit volledig via internet kunnen doen.
2.6
In de bestuursvergadering van SCT van 16 februari 2021 heeft [B] aan de orde gesteld dat hij de bijdrage van [A] aan SCT te gering vond; [B] zag als mogelijke oplossing dat [B] enig bestuurder zou worden.
2.7
In de bestuursvergadering van SCT van 15 maart 2021 is wederom aan de orde geweest dat [B] “scheefstanden” qua inzet percipieerde en meende dat [A] een onbekwame bestuurder is. Met [B] voorstellen tot verbetering (onder meer: dat [B] enig bestuurder zou worden en [A] neef Levi 25% van [A] aandelen zou verkrijgen) ging [A] toen niet akkoord.
2.8
Per 30 maart 2021 is [C] teruggetreden als bestuurder van SCT.
2.9
Op 1 april 2021 stuurde [A] een e-mail aan [B] (met cc aan [C] ) waarin hij onder meer schreef:
“Graag wil ik in deze email duidelijk stellen hoe ik onze samenwerking zie nu en in de toekomst. Zoals we eerder overeengekomen zijn ben ik akkoord met jou rol als bestuurder en de bijkomende vergoeding. Hierin wil ik graag vastleggen welke bevoegdheden bij de bestuurder liggen en op welke zaken er overeenstemming nodig is van de aandeelhouders (…)”
2.1
Op 1 april 2021 heeft [B] een whatsapp-bericht gestuurd in de app-groep Medihealthgroup aan (onder andere) [C] met de volgende inhoud:
Heren, matties, ik heb de advocaat opdracht gegeven een nieuwe bv op te richten. Gezien de recente ontwikkelingen wil ik niet meer aan dhr [A] hangen" in de nieuwe bv zal ik enig bestuurder en enig aandeelhouder zijn. Ik heb al teveel ellende meegemaakt waar jullie alles van weten en wil gewoon dit x een schone bv waar ik de controle over heb. Ik ben van plan de nieuwe te sluiten deals etc allemaal in deze bv onder te brengen. Ik zal ook alles zelf financieren in de nieuwe bv. Ik wil jullie beiden als vrienden maar ook als zakenpartners koppelen aan deze nieuwe bv waarin ik het idee heb dat ik jullie vanuit hier zal belonen. Het plan is om voorlopig gewoon te blijven draaien met set en dan de nieuwe bv er paralel aan te draaien. Laten we kijken of we ergens op korte termijn hiervoor kunnen zitten. Gr C.
2.11
Op 13 april 2021 is [A] , die in 2020 een burn-out had gehad en daarvan herstellende was, opnieuw met een burn-out uitgevallen. Ter vervanging van zijn positie als bestuurder heeft hij [E] (hierna: [E] ), met wie hij bevriend was, naar voren geschoven. [A] heeft zijn werkzaamheden voor SCT niet meer hervat.
2.12
Bij e-mail van 19 april 2021 heeft [A] aan [B] en [C] laten weten dat hij had besloten zijn 50% belang in SCT te verkopen aan [E] , maar dat hij zijn aandelen gelet op zijn aanbiedingsplicht eerst aan hen aanbiedt. Daarop lieten [B] en [C] [A Beheer B.V.] dezelfde dag weten afstand te doen van de mogelijkheid de aandelen te verkrijgen, onder de voorwaarde dat [E] de aandelen zou verwerven.
2.13
Bij e-mail van 20 april 2021 heeft [B] [E] en [C] een concept-overeenkomst toegestuurd van een VOF die “
in teken van de open house regeling wordt opgericht”, met verzoek om “
akkoord of anders aanvullingen/opmerkingen/bezwaar”.
2.14
Op 21 april 2021 zijn SCT, [G Holding B.V.] (een vennootschap van de arts [F] , hierna te noemen [F] ) en Healthcare International Group B.V. (hierna: Healthcare International) ten behoeve van de samenwerking voor de 'preventief testen zonder klachten'- regeling de VOF "Open House Regeling Preventief Testen zonder klachten" (hierna: de VOF) aangegaan. [F] was als BIG-geregistreerde arts bij de testen betrokken. In de overeenkomst is een winstverdeling overeengekomen van 90% voor Healthcare International en 10% voor SCT.
2.15
Nadat [E] afzag van het verwerven van [A Beheer B.V.] aandelen in SCT, heeft vanaf eind juni 2021 tussen en namens [A] en [B] overleg plaatsgevonden over overname van [A Beheer B.V.] aandelen door [B] .
2.16
Op 6 juli 2021 is [A Beheer B.V.] buiten medeweten van [A] door [B] bij de Kamer van Koophandel (KvK) uitgeschreven als bestuurder van SCT. Daarnaast heeft [B] [A Beheer B.V.] afgesloten van de bankrekening van SCT en haar de toegang ontzegd tot het administratiesysteem van SCT. Dat laatste is in september 2021 in enige mate hersteld, maar inmiddels is [A Beheer B.V.] de toegang weer ontzegd.
2.17
Op 23 juli 2021 liet [A Beheer B.V.] [B] weten af te zien van de verkoop van haar aandelen. [B] heeft [A Beheer B.V.] vervolgens gedagvaard tot nakoming van de volgens [B] gesloten koopovereenkomst.
2.18
Op of omstreeks 15 augustus 2021 is de uitschrijving van [A Beheer B.V.] als bestuurder bij de KvK weer teruggedraaid.
2.19
In de periode van 1 september 2021 tot 15 november 2022 heeft [A Beheer B.V.] op verschillende tijdstippen bedragen oplopend tot in totaal € 1.095.589,83 van een rekening van SCT naar een eigen rekening dan wel een rekening van Safesky Warehousing B.V. (een dochtervennootschap van [A Beheer B.V.] , hierna “Safesky”) overgeboekt, grotendeels onder vermelding van “
tijdelijke veiligstelling”. Aan sommaties van SCT tot terugboeking heeft [A Beheer B.V.] niet voldaan.
2.2
Op verschillende tijdstippen in de periode 1 september 2021 tot en met 9 juni 2023 heeft [B] in totaal € 5.629.600,23 van de bankrekening van SCT overgeboekt naar een rekening van 1ZZP, een vennootschap van [B] , met als vermelding onder meer “
tijdelijk” of “
lening”. In diezelfde periode heeft 1ZZP op verschillende tijdstippen in totaal € 5.847.350,63 naar SCT overgeboekt, met omschrijvingen als “
deel lening retour” of “
terug lening”.
2.21
Onder meer op 9 februari 2022 heeft de raadsman van [A Beheer B.V.] [B] en [C] schriftelijk om informatie verzocht, onder meer over de afspraken met een onderneming genaamd Pectong, de reden voor het bestaan van de VOF, de verhuizing van SCT naar Pijnacker, de kwartaalcijfers 2021, de cijfers tot dat moment over 2022 en het totaal aantal door SCT uitgevoerde testen.
2.22
[B] heeft bij brief van 18 februari 2022 gereageerd op de onder 2.21 genoemde brief, onder verwijzing naar bijgevoegde bijlagen. Voor de cijfers van SCT verwees [B] naar het financieel pakket “Silversoft” van SCT, waartoe [A] volgens [B] volledige toegang heeft. De jaarcijfers 2021 zouden volgens de belastingadviseur in maart 2022 beschikbaar zijn. Op de vraag om volledige opgave van het totale aantal uitgevoerde testen antwoordde [B] “
zodra uw cliënt meewerkt aan punt 7 heeft hij hier het volledige overzicht toe”. Onder punt 7 verwees [B] naar de IT-technische zaken die volgens hem m.b.t. de AVG moeten worden ingeregeld alvorens [A Beheer B.V.] toegang kan worden verleend tot de boekingen van cliënten, vanwege beveiligingseisen waaraan volgens SCT van overheidswege moet worden voldaan in het kader van NEN 7510 compliance.
2.23
Bij vonnis van 29 juli 2022 heeft de rechtbank Rotterdam een vordering van [D] , handelend onder de naam Brovisuals, tegen SCT tot betaling van € 16.365,25 aan hoofdsom, met nevenvorderingen toegewezen. Het bedrag van de hoofdsom was gebaseerd op een vergoeding aan Brovisuals van € 1,- per test, exclusief btw. SCT heeft appel ingesteld.
2.24
Bij vonnis van 28 december 2022 heeft de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem in een zaak tussen [B] /Menallca als eisers en [A Beheer B.V.] als gedaagde, onder meer geoordeeld dat tussen partijen geen koopovereenkomst is totstandgekomen met betrekking tot de aandelen van [A Beheer B.V.] .
2.25
Bij vonnis van eveneens 28 december 2022 heeft de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem in drie gevoegde zaken (hierna ook: het vonnis in de gevoegde zaken) tussen [A Beheer B.V.] / [A] /SafeSky en SCT, onder meer
  • [A Beheer B.V.] en (uit hoofde van diens bestuurdersaansprakelijkheid) [A] veroordeeld tot betaling aan SCT van € 998.591,01, met wettelijke rente en te verminderen met een bedrag van € 95.166,23 met rente in verband met kosten van c.q. vergoedingen aan [A Beheer B.V.] ;
  • SCT geboden om uiterlijk binnen 14 dagen na het vonnis, op grond van de statuten en artikel 3:15j BW, alle (digitale) boeken en bescheiden open te leggen voor [A Beheer B.V.] , al het e-mailverkeer van bij SCT betrokken personen daaronder begrepen, zulks in de ruimste zin van het woord, ten behoeve van een door [A Beheer B.V.] op kosten van SCT nader uit te voeren onderzoek, en wel aldus dat [A Beheer B.V.] een registeraccountant of andere financieel deskundige kan aanwijzen die gedurende drie maanden na aanzegging van de start van het onderzoek onbeperkt toegang krijgt tot de hiervoor genoemde bronnen, van documenten desgewenst kopieën kan maken en van zijn bevindingen rapport aan [A Beheer B.V.] kan uitbrengen.
2.26
Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 december 2022 is een vonnis van de voorzieningenrechter van 21 juni 2022 vernietigd en is [A Beheer B.V.] veroordeeld om met de door haar “
tijdelijk veiliggestelde” gelden belastingschulden van SCT van respectievelijk € 234.934, € 106.000 en € 92.271 te betalen. [A Beheer B.V.] heeft aan dit arrest voldaan.
2.27
Bij brief van 7 maart 2023 heeft de raadsman van [B] en [C] in reactie op een e-mail van de raadsman van [A Beheer B.V.] onder meer laten weten dat [A Beheer B.V.] nog € 645.637,11 aan SCT verschuldigd is, dat SCT de kosten van een onderzoek daardoor niet kan dragen en dat [A Beheer B.V.] pas aanspraak zal kunnen maken op nakoming van het vonnis (daarbij kennelijk doelend op de gelaste openlegging van boeken en bescheiden) als zij zelf nakomt.

3.De gronden van de beslissing

3.1
[A Beheer B.V.] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van SCT en dat de toestand van de vennootschap nodig maakt dat onmiddellijke voorzieningen worden getroffen. Als toelichting heeft [A Beheer B.V.] – samengevat –het volgende naar voren gebracht:
a. aan bestuurder [A Beheer B.V.] wordt informatie onthouden en haar registeraccountant wordt de toegang tot de boeken en bescheiden van de vennootschap ontzegd;
b. veelvuldig is zaken gedaan met aan [B] gelieerde bedrijven tegen onzakelijke voorwaarden en waardoor aan SCT toekomende omzet is omgeleid;
c. [B] heeft SCT met zijn eigen vennootschap MediHealth Group B.V. direct beconcurreerd en kosten daarvan door SCT laten dragen;
d. zowel [A Beheer B.V.] als [B] hebben aanzienlijke bedragen van de rekening van SCT onttrokken;
e. statutaire voorschriften zijn niet in acht genomen;
f. de rechtbank is opzettelijk misleid over de marge van SCT op specifieke testen;
g. er is vanaf 13 februari 2021 voor ten minste € 580.000 louter in het belang van [B] op rekening van de SCT geprocedeerd;
h. SCT is ten onrechte niet verschenen in een kort geding van de advocaat van SCT/ [B] , mr. Gonesh, tegen SCT tot betaling van diens declaraties, waardoor SCT bij verstek tot betaling is veroordeeld.
3.2
Daartegenover hebben SCT c.s. onder meer aangevoerd dat de aan het verzoekschrift ten grondslag liggende stellingen inmiddels in andere gerechtelijke procedures aan de orde zijn geweest, waarin de vorderingen aan de zijde van SCT vrijwel alle zijn toegewezen en die aan de zijde van [A Beheer B.V.] vrijwel alle zijn afgewezen. Deze procedure is volgens SCT c.s. dan ook een overbodige herhaling van zetten. SCT c.s. benadrukken dat al snel na oprichting van SCT [A] niet de succesvolle zakenman bleek die hij voordeed te zijn, niet beschikte over het voor SCT relevante netwerk waarover [A] zei te beschikken en geen wezenlijke bijdrage aan SCT leverde. Nadat [A] wegens een burn-out terugtrad heeft [A Beheer B.V.] zelfs geen enkele bijdrage meer geleverd. Met [A Beheer B.V.] is medio 2021 overeengekomen dat zij als bestuurder zou terugtreden en haar aandelen zou verkopen. Daarna is het zakelijk succes van SCT begonnen en sindsdien probeert [A Beheer B.V.] onder de gemaakte afspraken uit te komen. Er zijn volgens SCT c.s. geen gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken bij SCT, anders dan het eigen handelen van [A Beheer B.V.] . Bij een onderzoek heeft [A Beheer B.V.] geen belang (meer) en SCT heeft haar bedrijfsactiviteiten gestaakt, waardoor zij geen middelen heeft om de kosten van een enquête te dragen. De Ondernemingskamer zal hieronder waar nodig op het verweer van SCT ingaan.
3.3
De Ondernemingskamer overweegt als volgt.
a.
informatieverstrekking
3.4
[A Beheer B.V.] klaagt erover dat de informatieverstrekking aan haar als bestuurder gebrekkig is geweest; tussen 6 juli 2021 en september 2021 is zij afgesloten geweest van de digitale financiële administratie; sedertdien had zij tot een deel toegang, maar inmiddels is zij weer geheel afgesloten. Er is gevraagd om ongeclausuleerde toegang tot informatie, maar dat is bij brief van 7 maart 2023 geweigerd. Verder zijn niet al haar vragen beantwoord, die in de kern draaien om de vraag waar de - volgens [A Beheer B.V.] aanzienlijke - overwinsten van SCT zijn gebleven. Volgens [A Beheer B.V.] bedroeg de gemiddelde verkoopprijs van een test tussen de € 60 en € 100 en de gemiddelde maximum kostprijs per test € 12,50. Op de website vermeldde SCT zelf dat er 1,6 miljoen testen waren uitgevoerd. Ook als dit aantal puur uit marketingoverwegingen is genoemd en het werkelijke aantal veel lager ligt, zoals [B] bij de rechtbank Haarlem heeft verklaard, moet het resultaat van SCT beduidend hoger zijn dan SCT doet voorkomen, aldus [A Beheer B.V.] . [A Beheer B.V.] wil daarom het totaal aantal door SCT uitgevoerde testen weten.
3.5
SCT c.s. stellen dat zij [A] per 6 juli 2021 hebben afgesloten van de administratie van SCT in de veronderstelling dat [A Beheer B.V.] / [A] als bestuurder was teruggetreden of zou terugtreden en werd vervangen door [E] . Om verdere escalatie te voorkomen is dat in september 2021 weer hersteld. Recentelijk is [A Beheer B.V.] toch weer van het systeem afgesloten, omdat voor elke aansluiting apart moet worden betaald en SCT vanwege de weigering van [A Beheer B.V.] om de door haar onttrokken gelden terug te betalen, nagenoeg geen financiële middelen meer heeft. [A Beheer B.V.] heeft geen toegang gehad tot de administratie van Payment Service Provider Mollie, waar betalingen door klanten op werden verricht, maar deze waren steeds na enkele dagen zichtbaar op de ING-rekening, zodat [A Beheer B.V.] daar verder ook geen belang bij had. Dit temeer nu alle betalingen verwerkt worden in de digitale financiële administratie van de vennootschap. Wat betreft informatie over aantallen uitgevoerde testen wijzen SCT c.s. erop, dat [A Beheer B.V.] geen fee toekomt op basis van de afgenomen testen. Volgens SCT c.s. zijn er geen “aanzienlijke overwinsten”; alle winsten zijn vermeld in de jaarstukken. De jaarrekening van 2021 (waaruit een netto omzet van € 7.149.769 blijkt en een bedrijfsresultaat voor belastingen van € 517.183) is als productie bij verweerschrift overgelegd en was eerder aan de belastingadviseur of accountant van [A Beheer B.V.] verstrekt. SCT zal ten slotte het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis in de gevoegde zaken ter zake de openlegging van haar boeken en bescheiden nakomen, maar wijst erop dat [A Beheer B.V.] wel zal moeten voldoen aan de geheimhoudingseisen van de overheid.
3.6
De Ondernemingskamer is van oordeel dat de informatieverstrekking aan [A Beheer B.V.] als bestuurder op onderdelen niet heeft voldaan aan de daaraan te stellen eisen.
3.7
Onbestreden is dat [A Beheer B.V.] als bestuurder niet steeds volledig toegang heeft gehad tot de boeken en bescheiden van SCT. Wanneer de concept-jaarrekening 2021 voor het eerst aan (adviseurs van) [A Beheer B.V.] ter beschikking is gesteld, is niet opgehelderd. Dat deze in deze procedure als productie in het geding is gebracht is in elk geval niet tijdig. De Ondernemingskamer constateert ook dat ondanks het vonnis in de gevoegde zaken, aan [A Beheer B.V.] nog steeds niet de volledige inzage in de boeken en bescheiden van de vennootschap is verstrekt. De uitlatingen zijdens SCT c.s. ter zitting doen vermoeden dat zij jegens [A Beheer B.V.] geen volledige transparantie hebben betracht over de plaats waar de administratie zich bevindt. De administratie was tijdelijk verplaatst en zou zich nu deels bevinden aan de [....] . Over de precieze voorwaarden die volgens SCT c.s. gelden met betrekking tot de geheimhouding bestaat ook geen duidelijkheid. SCT c.s. doen in dat verband een beroep op de AVG dan wel op “strenge beveiligingseisen” in het kader van de NEN 7510 compliance, maar hebben nagelaten te concretiseren aan welke eisen [A Beheer B.V.] niet voldoet, terwijl dat wel op hun weg ligt. [A Beheer B.V.] heeft op haar beurt verklaard bereid te zijn alle geldende vereisten in acht te willen nemen.
3.8
Nog steeds zijn reële vragen van [A Beheer B.V.] , zoals de vraag naar het totaal aantal door SCT uitgevoerde testen, onbeantwoord gebleven. Deze aantallen behoren tot de wezenlijke informatie met betrekking tot de onderneming van SCT, waarop [A Beheer B.V.] als bestuurder zonder meer recht heeft, ook als zij geen recht heeft op een vergoeding per uitgevoerde test.
3.9
De onvolledige informatieverstrekking aan [A Beheer B.V.] vormt een gegronde reden om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken te twijfelen. Het gegeven dat [A Beheer B.V.] al vanaf april 2021 niet meer als bestuurder actief is geweest doet daaraan niet af; zij heeft die functie immers steeds behouden en hoewel er enige tijd onzekerheid heeft bestaan of [A Beheer B.V.] die positie wenste te behouden, is die onzekerheid al geruime tijd ten einde.
b en c: omleiding omzet c.q. concurrentie door aan [B] gelieerde bedrijven
3.1
Volgens [A Beheer B.V.] heeft [B] bewerkstelligd dat een gewonnen aanbesteding niet op naam is gezet van SCT maar op die van de VOF, waar volgens [A Beheer B.V.] een aan [B] gelieerde vennootschap, Healthcare International, bij betrokken is. De geldstroom van die aanbesteding is via Healthcare International gelopen en niet via SCT, die daardoor is benadeeld; van de € 6,9 miljoen die met de aanbesteding was gemoeid heeft SCT slechts € 484.690 ontvangen. Van dat bedrag is vervolgens € 424.152,32 overgemaakt aan Pectong, een bevriende relatie van [B] . [A Beheer B.V.] sluit niet uit dat veel meer aanbestedingen buiten SCT zijn gehouden. [B] heeft kort na de oprichting van SCT MediHealth Group opgericht en deze vennootschap betreft in feite een parallelle voortzetting van de onderneming van SCT. Medewerkers van SCT verrichten werkzaamheden voor MediHealth Group zonder dat daarvoor wordt afgerekend. Aldus [A Beheer B.V.] .
3.11
SCT c.s. bestrijden de suggestie van [A Beheer B.V.] dat [B] en/of [C] via de VOF-constructie betalingen hebben ontvangen. Wat betreft de VOF hebben SCT c.s. allereerst aangevoerd dat de daarin opgenomen 90%/10% winstdelingsregeling reëel is, omdat SCT slechts beperkte activiteiten kon en zou uitvoeren. Het grootste aandeel (voorschieten liquiditeiten, voeren financiële administratie, aanleveren van klanten en het betalen van een arts in de persoon van [F] ) zou door Healthcare International worden geleverd, een vennootschap die niet aan [B] gelieerd is. De resultaten van het zeer lucratieve project kwamen daarom vooral Healthcare International toe. De aanvraag om mee te doen met de regeling “Preventief testen zonder klachten” is welbewust door [G Holding B.V.] gedaan: dat moest volgens de geldende regels door (een vennootschap van) een arts geschieden. Na het aangaan van de samenwerking is een geschil ontstaan tussen enerzijds Healthcare International en SCT en anderzijds [G Holding B.V.] ( [F] ). Op 29 september 2021 werd daarover een schikking bereikt, inhoudende dat [G Holding B.V.] van de VOF eenmalig € 250.000 zou ontvangen. Eind december 2021 is de samenwerking binnen de VOF afgewikkeld en SCT heeft daaruit in totaal een bedrag van € 73.066 (eindfactuur) en € 484.690 (eerdere facturen) ontvangen. Daarnaast zijn door SCT bedragen ontvangen ter vergoeding van kosten en verrichte diensten. De betaling aan Pectong betrof betaling van een factuur vanwege voorgeschoten kosten, zoals blijkt uit het administratiesysteem.
3.12
SCT c.s. bestrijden verder dat andere aanbestedingen buiten SCT zijn gehouden. Het onder 2.10 genoemde whats-appbericht moet worden gezien als een toenmalig voornemen, in een periode waarin de samenwerking tussen [B] en [A] volgens [B] op ellende was uitgelopen, maar waaraan geen uitvoering is gegeven. SCT c.s. erkennen de oprichting van MediHealth Group B.V. door [B] en Dutch Healthcare Group B.V. door [C] , maar betwisten dat deze vennootschappen SCT onrechtmatige concurrentie aandoen; deze vennootschappen zijn niet actief op de markt voor Covid-testen. MediHealth Group houdt zich bezig met innovatieve preventieve gezondheidsconcepten ter ondersteuning van eerste- en tweedelijnszorg. Als gevolg van het einde van de coronacrisis zijn de activiteiten van SCT eind 2022/begin 2023 beëindigd en daardoor ook de contracten van werknemers. Sommigen van hen zijn nadien bij MediHealth Group in dienst getreden. Aldus steeds SCT c.s.
3.13
De Ondernemingskamer is van oordeel dat [A Beheer B.V.] , gelet op de gemotiveerde weerspreking door SCT c.s., haar vermoedens dat [B] en [C] zich in deze of eventuele andere aanbestedingen hebben verrijkt ten koste van SCT, al dan niet met gebruikmaking van aan hen gelieerde vennootschappen, onvoldoende concreet heeft onderbouwd. [A Beheer B.V.] heeft bij pleidooi nog aangevoerd zeer recentelijk bewijs te hebben ontvangen dat MediHealth Group covid-testen voor de offshore heeft uitgevoerd, maar heeft dat niet alsnog in het geding gebracht. Dat VOF-partner Healthcare International, anders dan SCT c.s. beweren, aan [B] gelieerd zou zijn, is door [A Beheer B.V.] niet nader toegelicht. Bij de mondelinge behandeling lijkt [A Beheer B.V.] dat standpunt ook te hebben verlaten en heeft zij aangevoerd dat achter Healthcare International twee personen schuilgaan zonder ervaring in de medische wereld en met een “bedenkelijke track record”. Onderbouwing daarvoor, en voor de impliciete suggestie dat SCT daardoor is benadeeld, is echter niet verstrekt. Aanwijzingen dat de betaling aan Pectong in weerwil van het verweer van SCT een benadeling van SCT betreft, zijn er evenmin. Naar aanleiding van het verweer van SCT c.s. is [A Beheer B.V.] tijdens de mondelinge behandeling niet veel verder gekomen dan het uiten van niet met producties onderbouwde vermoedens dat er binnen SCT veel meer geld moet zijn omgegaan dan SCT c.s. zeggen. Dat levert echter geen gegronde reden op voor twijfel aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van SCT.
3.14
De klachten onder b. en c. kunnen daarom niet leiden tot toewijzing van het verzoek.
d. onttrekkingen door [A Beheer B.V.] en [B]
3.15
[A Beheer B.V.] heeft aangevoerd dat zowel [B] als zijzelf zonder rechtsgrond zeer substantiële bedragen aan de vennootschap hebben onttrokken. Bij [A Beheer B.V.] gaat het om € 781.000 dat zij heeft “veiliggesteld”; zij wijst erop dat zij aan het arrest van het hof te Amsterdam heeft voldaan, door haar betalingen van belastingschulden van SCT op 22 en 27 december 2022. Bij [B] gaat het volgens [A Beheer B.V.] om het saldo van een lening van 1ZZP (een vennootschap van [B] ) aan SCT van in totaal € 3.706.850 en een lening van SCT aan 1ZZP van in totaal € 3.036.950. Volgens [A Beheer B.V.] is [B] met deze onrechtmatige onttrekkingen begonnen. In reactie op de eerste (volgens [A Beheer B.V.] : rechtmatige) overboeking door [A Beheer B.V.] op 1 september 2021 van € 95.666,23 naar SafeSky en een poging om op diezelfde datum nog een bedrag van € 100.000 naar SafeSky over te maken, heeft [B] namelijk in de periode van 1 tot 10 september 2021 in totaal een bedrag van € 709.000 overgeboekt naar [B] vennootschap 1ZZP. Pas daarna heeft [A Beheer B.V.] voor het eerst bedragen naar haar eigen rekening overgeboekt onder de titel “tijdelijke veiligstelling”. [A Beheer B.V.] plaatst verder vraagtekens bij het overboeken van een bedrag van € 200.000, afkomstig van een schikking tussen Amesco Group B.V (hierna: Amesco) en SCT, van een rekening van SCT naar een rekening van 1ZZP.
3.16
SCT c.s. hebben aangevoerd dat in reactie op de omvangrijke en voortdurende onttrekkingen door [A Beheer B.V.] , die de bedrijfsvoering in gevaar brachten, tijdelijke leningen aan SCT zijn verstrekt (die door SCT grotendeels zijn terugbetaald). Door [A Beheer B.V.] onttrekkingen konden soms zelfs reeds klaarstaande betalingen (zoals van salarissen) niet doorgaan. [A Beheer B.V.] heeft expliciet geweigerd met de door haar onttrokken bedragen betalingen te verrichten ten behoeve van SCT en heeft dus niet in het belang van SCT willen handelen, maar alleen haar eigen belangen gediend. Slechts door bedragen tijdelijk te plaatsen bij 1ZZP en tijdig weer terug te boeken naar SCT kon worden zeker gesteld dat SCT aan haar betalingsverplichtingen jegens derden bleef voldoen. Volgens SCT c.s. is de overboeking van € 200.000 door Amesco aan 1ZZP ten behoeve van SCT gedaan en is daarmee de uitstaande schuld van SCT aan 1ZZP ten dele gedelgd, zodat de resterende schuld van SCT aan 1ZZP inmiddels € 17.750 bedraagt.
3.17
De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. Onmiskenbaar vond op 1 september 2021 de eerste onttrekking plaats door [A Beheer B.V.] , die op deze wijze bedragen die SCT aan haar verschuldigd zou zijn, wilde incasseren. In reactie daarop is door [B] € 100.000 naar 1ZZP overgeboekt. Op de vraag van [B] per Whatsapp van 2 september 2021 om opheldering, omdat aan de overboeking geen facturen ten grondslag lagen, door SafeSky geen diensten waren uitgevoerd, er geen voorafgaand overleg had plaatsgevonden en deze acties de bedrijfsvoering en continuïteit in gevaar brengen, reageerde [A] met de mededeling “
zolang dit bestuurdersconflict niet is opgelost mag je je vragen via je advocaat stellen.” Dat SCT c.s. zich, door de onttrekking door [A Beheer B.V.] en deze mededeling van [A] , gedwongen zagen maatregelen te treffen om te voorkomen dat nog meer bedragen aan SCT zouden worden onttrokken is niet onbegrijpelijk.
3.18
De omvang van de onttrekkingen door SCT c.s. in de periode van 1 tot 10 september 2021 roept de vraag op of dat nog als een proportionele reactie op de onttrekkingen door [A Beheer B.V.] kan worden beschouwd. Anderzijds is tussen partijen niet in geschil dat de overboekingen over en weer tussen 1ZZP en SCT telkens ten titel van lening zijn geschied. SCT c.s. hebben voldoende concreet onderbouwd dat per saldo een lening van 1ZZP aan SCT resteert. De ontvangsten uit de schikking met Amesco zijn kennelijk aangewend ter delging van deze schuld van SCT aan 1ZZP. Waarom dit onjuist zou zijn, heeft [A Beheer B.V.] niet toegelicht.
3.19
Dat partijen over en weer zonder overleg en zonder voldoende rechtsgrond bedragen aan SCT hebben onttrokken en zeker in de mate en omvang waarin dat is gebeurd, vormt op zichzelf een gegronde reden om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken bij SCT te twijfelen. Dat en waarom dit in het kader van deze enquêteprocedure nader onderzocht zou moeten worden is evenwel niet duidelijk. [A Beheer B.V.] is inmiddels bij vonnis in de gevoegde zaken veroordeeld tot terugbetaling; daaraan heeft zij (na overigens daartoe in hoger beroep te zijn veroordeeld) slechts ten dele voldaan door betalingen van belastingschulden van SCT. De rechtbank oordeelde in het vonnis in de gevoegde zaken bovendien, dat [A] als (indirect) bestuurder ter zake van het ontstaan van de schade van SCT door de onttrekkingen een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Wat betreft de onttrekkingen van [B] wijst de Ondernemingskamer erop dat in het vonnis in de gevoegde zaken ook de kwestie van de leningen tussen SCT en 1ZZP aan de orde is geweest. De rechtbank heeft daarover geoordeeld (rov. 6.3) dat uit in het geding gebrachte banktransacties blijkt dat er meer geld vanuit 1ZZP naar SCT is gestroomd dan andersom en dat van de door [A Beheer B.V.] gestelde “uitholling” van SCT in zoverre geen sprake is. [A Beheer B.V.] vordering in reconventie is daarop afgewezen. Wat een enquête bij deze stand van zaken over dit onderwerp zou kunnen toevoegen is niet voldoende toegelicht. Het feit dat [A Beheer B.V.] van het vonnis in de gevoegde zaken hoger beroep heeft ingesteld maakt dat op zichzelf niet anders nu dat hoger beroep volgens [A Beheer B.V.] (punt 27 van de pleitaantekeningen) met name betrekking heeft op een andere kwestie, en in deze procedure niet is toegelicht waarom de rechtbank de omvang van de onttrekkingen en de bijbehorende terugbetalingsverplichting van [A Beheer B.V.] onjuist zou hebben vastgesteld.
e. Statutaire verplichtingen niet in acht genomen
3.2
[A Beheer B.V.] klaagt erover dat de algemene vergadering van SCT geen goedkeuring heeft gegeven voor het aangaan van de VOF en dat ook voor de samenwerking met Pectong en de verhuizing van SCT geen goedkeuring is gevraagd. Dat had volgens de statuten wel gemoeten. Verder zijn geen aandeelhoudersvergaderingen gehouden waarin de jaarrekeningen ter vaststelling aan de aandeelhouders zijn voorgelegd.
3.21
SCT c.s. erkennen dat voor het aangaan van de VOF geen goedkeuring aan de algemene vergadering is gevraagd. Zij wijzen erop dat in de onder 2.13 vermelde e-mail wel een concept van de te sluiten VOF-overeenkomst is gestuurd aan aandeelhouder [C] en aan de vervanger van [A Beheer B.V.] , [E] . Daarmee is wel de gelegenheid geboden daarop commentaar te leveren of bezwaar te maken. [C] heeft op 21 april 2021 gereageerd met de mededeling geen bijzonderheden te lezen en akkoord te zijn. [E] heeft op 22 april 2021 een vraag gesteld over een bijlage, waarop [B] diezelfde dag de definitieve versie heeft opgestuurd. Daar is het wat [E] betreft bij gebleven.
3.22
Volgens [A Beheer B.V.] was ook goedkeuring van de algemene vergadering vereist voor de samenwerking met Pectong voor de aanbesteding “Testen voor Toegang locatie Zoetermeer”, met welke onderneming een winstverdeling van 50%-50% was afgesproken. SCT c.s. hebben erkend dat met Pectong is samengewerkt, maar zij menen dat [B] “als enig feitelijk en zelfstandig bevoegde bestuurder” gerechtigd was de afspraken te maken, dat de samenwerking noodzakelijk was omdat SCT alleen niet aan de vereisten voor de aanbesteding kon voldoen en dat de afspraken redelijk waren. SCT c.s. achten dit niet verwijtbaar in strijd met de statuten.
3.23
De Ondernemingskamer overweegt allereerst dat krachtens artikel 13 lid 11 onder h van de Statuten van SCT de goedkeuring van de algemene vergadering is vereist voor het aangaan van een samenwerking. Die goedkeuring is noch bij het aangaan van de VOF noch bij het aangaan van de samenwerking met Pectong gevraagd. Wat de VOF betreft is alleszins begrijpelijk dat [B] het voorafgaand overleg heeft gevoerd met [E] en de andere mede-aandeelhouder [C] , maar niet met [A Beheer B.V.] ; [A] was immers net met een burn-out uitgevallen en had [E] als zijn vervanger naar voren geschoven. Daarmee lijkt in materiële zin te zijn voldaan aan hetgeen de statuten voorschrijven. Wat betreft Pectong is van voorafgaand overleg met (vervangers van) mede-aandeelhouders niet gebleken. In antwoord op de vragen in de brief van 9 februari 2022 (zie 2.21) hebben SCT c.s. in hun brief van 18 februari 2022 (zie 2.22) al uiteengezet dat in verband met de omvang van het project met Pectong is afgesproken dat op 50%/50% basis samen uitvoering gegeven zou worden aan de gewonnen aanbesteding in Zoetermeer. De desbetreffende betalingen zijn allemaal geadministreerd in SilverSoft, aldus SCT c.s.. [A Beheer B.V.] heeft daartegenover met betrekking tot de samenwerking met Pectong weinig meer aangevoerd dan dat Pectong een bevriende relatie is van [B] . Dat laatste is niet weersproken. Dat en waarom de uitvoering van de samenwerking met Pectong niet juist zou zijn verlopen of waarom dit niet in het belang van STC c.s. is geweest heeft [A Beheer B.V.] niet concreet gesteld of toegelicht. Bij deze stand van zaken levert het enkele feit dat het aangaan van de VOF en de samenwerking met Pectong niet ter goedkeuring aan de algemene vergadering is voorgelegd, geen voldoende zwaarwegende grond op voor twijfel aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van SCT.
3.24
Tussen partijen is niet in geschil dat sedert de oprichting van SCT geen aandeelhoudersvergaderingen zijn gehouden waarin de jaarstukken ter vaststelling zijn voorgelegd. Dat vormt in beginsel een gegronde reden om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken.
3.25
Evenmin is in geschil dat de verhuizing van SCT naar Pijnacker niet aan de algemene vergadering is voorgelegd. Aangenomen moet worden dat dat volgens de statuten wel had gemoeten. Ook dat vormt in beginsel een gegronde reden.
3.26
De onder 3.24 en 3.25 genoemde feiten zijn echter reeds voldoende duidelijk. Een nader onderzoek voegt daaraan in dit geval niets toe.
3.27
De onder e. opgenomen klachten kunnen daarom niet tot toewijzing van het verzoek leiden.
f., g. en h: klachten m.b.t. (gedrag SCT in) de gevoerde procedures
3.28
[A Beheer B.V.] wijst erop dat SCT in de onder 2.25 genoemde procedure heeft gesteld dat zij verlies leed op de zogenaamde ‘werkgeverstesten met klachten’ omdat haar vergoeding per werkgeverstest slechts € 3,75 bedroeg (zie rov. 4.6 vonnis). Dat is volgens [A Beheer B.V.] onjuist; de vergoeding van het Ministerie van Volksgezondheid bedroeg € 61,06. SCT c.s. stellen op hun beurt dat zij zelf geen partij was bij de overeenkomst met de overheid; dat was Amesco. Die ontving de vergoedingen van het Ministerie en SCT ontving van Amesco een veel lagere vergoeding. Amesco heeft fouten gemaakt en heeft SCT een aanzienlijk deel van de uitgevoerde testen niet vergoed. Daarover is geprocedeerd en in die procedure is een schikking bereikt; Amesco heeft dientengevolge € 200.000 aan SCT betaald. Aldus SCT c.s.
3.29
In deze enquêteprocedure is niet aan de orde de vraag of SCT in genoemde procedure de rechtbank verkeerd heeft voorgelicht. Ervan uitgaande dat [A Beheer B.V.] met deze kwestie aan de orde heeft willen stellen dat SCT onwaarheden debiteert over haar financiële gegevens, wordt dat hierna onder 3.34 verder besproken.
3.3
Volgens [A Beheer B.V.] is louter in het belang van [B] vanaf 13 februari 2021 op rekening van SCT geprocedeerd. De daarmee gemoeide kosten bedragen ten minste € 580.000. Volgens SCT c.s. zijn de advocaatkosten die (mede) ten behoeve van [B] waren gemaakt (zoals de procedure over de koopovereenkomst van [A Beheer B.V.] aandelen in SCT) ook door [B] gedragen. Alle declaraties van mr. Gonesh zijn in de administratie van SCT ingevoerd en daarin volgens SCT c.s. door [A Beheer B.V.] te raadplegen. Naar aanleiding van dit verweer heeft [A Beheer B.V.] haar stelling niet verder geconcretiseerd of onderbouwd, zodat de Ondernemingskamer dit onderwerp verder zal laten rusten; de kwestie van de inzage van [A Beheer B.V.] in de financiële administratie van SCT komt verder hierna onder 3.33 e.v. aan de orde.
3.31
[A Beheer B.V.] meent dat SCT direct verweer had moeten voeren in de door mr. Gonesh ter incasso van zijn rekeningen aangespannen kortgedingprocedure, in plaats van verstek te laten gaan. Volgens SCT was het in haar belang om geen verweer te voeren in die procedure, omdat de hoogte van de vordering niet werd betwist. Daardoor zijn kosten bespaard. De Ondernemingskamer constateert dat [A Beheer B.V.] heeft nagelaten toe te lichten waarom deze keuze een gegronde reden voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken bij SCT vormt, temeer nu het rechtsmiddel van verzet nog openstond en SCT inmiddels (door [A Beheer B.V.] ) in verzet is gekomen.
3.32
De klachten onder f., g. en h. leiden niet tot toewijzing van het verzoek.
Belangenafweging
3.33
Bij de vraag of de onder 3.9 genoemde gegronde reden voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken (kortweg: onvolledige informatieverstrekking aan [A Beheer B.V.] ), een onderzoek rechtvaardigt, komt het aan op een belangenafweging. Daarbij moeten, naast de doeleinden van het enquêterecht ook de aard van het tussen partijen bestaande geschil betrokken worden en de bezwaren tegen een ruime toepassing van het middel van enquête.
3.34
In dat verband stelt de Ondernemingskamer vast dat de informatieverstrekking aan [A Beheer B.V.] , ook voorwerp is geweest van een procedure voor de burgerlijke rechter. Daarover is inmiddels op 28 december 2022 in de gevoegde zaken een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis gewezen. SCT is in dat vonnis veroordeeld om al haar (digitale) boeken en bescheiden, in de ruimste zin van het woord, voor [A Beheer B.V.] open te leggen, ten behoeve van een door [A Beheer B.V.] op kosten van SCT uit te voeren onderzoek door een deskundige. Daarmee beschikt [A Beheer B.V.] over een titel om een door haar gewenst onderzoek te doen uitvoeren. SCT c.s. hebben toegezegd daaraan te zullen meewerken.
3.35
Zoals hiervoor is overwogen zijn de door [A Beheer B.V.] in deze procedure geuite bezwaren veelal weinig concreet en niet onderbouwd. [A Beheer B.V.] spreekt telkens het vermoeden uit dat sprake is van ernstige ongeregeldheden, maar tegenover het daarop gevoerde verweer komt zij niet met nadere gegevens en wordt veelal in de kern volstaan met te stellen dat hetgeen is aangevoerd niet juist is en dat dit zou moeten blijken uit een onderzoek van de administratie. Dat onderzoek kan [A Beheer B.V.] echter op grond van het vonnis van 28 december 2022 inmiddels ook zelf laten uitvoeren.
3.36
Gezien de stellingen die [A Beheer B.V.] in deze procedure heeft betrokken gaat de Ondernemingskamer ervan uit, dat [A Beheer B.V.] de door haar in dat kader te benoemen deskundige in ieder geval opdracht zal geven te onderzoeken hoeveel testen er zijn uitgevoerd, tegen welke prijs c.q. welke vergoeding, en welke kosten daar tegenover stonden. Ook ligt in de rede dat [A Beheer B.V.] de deskundige zal opdragen de financiële betrekkingen tussen SCT en vennootschappen van (vrienden/bekenden van) [B] te onderzoeken. Daarmee lijkt het onderzoek door [A Beheer B.V.] deskundige alle onderwerpen te kunnen omvatten die voor [A Beheer B.V.] belangrijk zijn (namelijk het realiteitsgehalte van de door SCT c.s. gepresenteerde gegevens), en kan het, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de verschillende bezwaren, ook ruimer zijn dan een onderzoek in het kader van een door de Ondernemingskamer te gelasten enquête.
3.37
Tussen partijen is niet in geschil dat de onderneming van SCT inmiddels is gestaakt en dat binnen de vennootschap geen werkzaamheden meer plaatsvinden. Het belang van de vennootschap is dan met name nog gediend met een ordentelijke vereffening van de resterende vermogensbestanddelen en niet zozeer gericht op het bestendig succes van haar onderneming. Tegen die achtergrond lijkt het onderhavig verzoek ook niet gericht op herstel van verhoudingen, maar uitsluitend op het ten behoeve van [A Beheer B.V.] verkrijgen van openheid van zaken en in het verlengde daarvan het vaststellen van eventuele aansprakelijkheid voor gebleken tekortkomingen of onregelmatigheden. Dat laatste heeft [A Beheer B.V.] met het vonnis van de rechtbank van 28 december 2022 zelf in de hand.
3.38
[A Beheer B.V.] heeft nog aangevoerd dat zij het vonnis op grond waarvan zij het onderzoek zal kunnen starten nog niet heeft betekend, omdat de duur van het onderzoek is beperkt tot drie maanden en zij met tegenwerking door SCT c.s. te maken heeft. Daarin ziet de Ondernemingskamer geen aanleiding te veronderstellen dat die veroordeling niet effectief zal kunnen zijn. SCT c.s. hebben zich uitgesproken tegen benoeming van Grant Thornton als onderzoeker omdat zij Grant Thornton niet als objectief beschouwen, maar dat laat onverlet dat de rechtbank heeft bepaald dat het onderzoek uitgevoerd zal worden door een door [A Beheer B.V.] aan te wijzen registeraccountant of een andere financieel deskundige. Voor zover SCT c.s. de tenuitvoerlegging door [A Beheer B.V.] van het vonnis in de gevoegde zaken frustreren, staan [A Beheer B.V.] daartoe rechtsmaatregelen ten dienste. [A Beheer B.V.] kan verder zelf zorgen dat SCT de kosten van het onderzoek kan dragen, door te voldoen aan de veroordeling tot terugbetaling van de door haar ten onrechte onttrokken bedragen.
3.39
Bij deze stand van zaken leidt een afweging van belangen ertoe dat het enquêteverzoek moet worden afgewezen. Een ander oordeel zou ertoe leiden dat op instigatie van dezelfde rechtspersoon bij SCT min of meer gelijktijdig twee onderzoeken plaatsvinden, naar deels dezelfde feiten. Mede gezien de aanmerkelijke kosten van dergelijke onderzoeken valt niet in te zien welk belang van de vennootschap daarmee nu nog is gediend.
Slotsom en kosten
3.4
De Ondernemingskamer zal het verzoek afwijzen. [A Beheer B.V.] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Voor een veroordeling in hogere dan de geliquideerde kosten ziet de Ondernemingskamer onvoldoende aanleiding.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van [A Beheer B.V.] af;
veroordeelt [A Beheer B.V.] in de kosten van de procedure tot op heden aan de kant van Speed Covid Test B.V., Menallca Holding B.V., [B] en [C] gezamenlijk begroot op € 4.332;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.C. Meijer, voorzitter, mr. D. Kingma en mr. A.W.H. Vink, raadsheren, en prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA en prof. drs. E. Eeftink RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. B.J. Blok, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024.