Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om hersteld te worden in haar gezag over haar minderjarige dochter, [minderjarige], en om de omgangsregeling tussen hen uit te breiden. De moeder, die in België woont, was eerder haar gezag over [minderjarige] kwijtgeraakt, en de rechtbank had haar verzoek om herstel van gezag afgewezen. De moeder was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. De rechtbank had ook bepaald dat de omgang tussen de moeder en [minderjarige] voorlopig begeleid zou plaatsvinden, wat de moeder wilde uitbreiden.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat het niet in het belang van [minderjarige] is om de moeder in haar gezag te herstellen, gezien de stabiliteit en veiligheid die zij momenteel bij haar pleegouders ervaart. De pleegouders zijn haar grootouders van vaderszijde en bieden een stabiele opvoedomgeving. Het hof heeft ook de zorgen van de moeder over de pleegouders in overweging genomen, maar oordeelde dat de huidige situatie voor [minderjarige] het beste is.
Wat betreft de omgangsregeling heeft het hof besloten dat de moeder en [minderjarige] voortaan één keer per twee maanden contact zullen hebben, met een geleidelijke uitbreiding van de duur en begeleiding van de omgang. Het hof heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de moeder [minderjarige] niet belast met volwassenenzaken en dat de omgangsregeling moet bijdragen aan het verstevigen van de band tussen hen. Het verzoek van de moeder om een deskundigenonderzoek werd afgewezen, omdat dit onrust zou veroorzaken bij [minderjarige]. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de bestreden beschikking is voor het overige bekrachtigd.