ECLI:NL:GHAMS:2024:3108

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
200.341.455/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen kinderen en vader in het kader van zwaarwegende belangen

In deze zaak gaat het om de omgangsregeling tussen de minderjarige kinderen [minderjarige 1] (12 jaar) en [minderjarige 2] (10 jaar) en hun vader. De rechtbank Amsterdam had eerder, in een beschikking van 4 maart 2024, het verzoek van de vader om een omgangsregeling afgewogen en afgewezen. De vader is het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 oktober 2024 heeft de moeder verweer gevoerd en aangegeven dat het op dit moment niet in het belang van de kinderen is om contact met de vader te hebben. De vader heeft in het verleden contact met de kinderen gehad, maar dit is de laatste jaren afgenomen, en de kinderen hebben aangegeven geen contact te willen. Het hof heeft de belangen van de kinderen zwaar laten wegen en geconcludeerd dat het opleggen van een omgangsregeling met de vader op dit moment in strijd is met hun belangen. Het hof heeft het verzoek van de vader om een omgangsregeling en om afgifte van de telefoonnummers van de kinderen afgewezen, en de bestreden beschikking bekrachtigd. Het hof heeft ook geen reden gezien voor een raadsonderzoek, zoals door de vader verzocht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.341.455/01
zaaknummer rechtbank: C/13/743163 / FA RK 23-8099
beschikking van de meervoudige kamer van 12 november 2024 in de zaak van
[de vader],
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.P. Schut te Amsterdam,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.J.M. Kleiweg te Amsterdam.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de omgangsregeling tussen [minderjarige 1] (12 jaar) en [minderjarige 2] (10 jaar) (hierna: de kinderen) en hun vader.
1.2
De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 4 maart 2024 (hierna: de bestreden beschikking) het verzoek van de vader om een omgangsregeling tussen hem en de kinderen van een keer in de twee maanden vast te stellen en om afgifte aan hem van de telefoonnummers van de kinderen, afgewezen. De vader is het daar niet mee eens en wil dat zijn verzoeken alsnog worden toegewezen. Ook verzoekt hij het hof een deskundigenonderzoek door de raad te gelasten. De moeder is het eens met de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 21 mei 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verweer gevoerd.
2.3
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 27 september 2024, met bijlage;
- een bericht van de zijde van de vader van 27 september 2024, met bijlage.
2.4
De voorzitter heeft, in het bijzijn van de griffier, voorafgaand aan de zitting met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken. Tijdens de zitting van 2 oktober 2024 heeft de voorzitter de inhoud van de gesprekken met de kinderen zakelijk weergegeven. Partijen hebben gelegenheid gehad daarop te reageren.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 2 oktober 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- mr. Schut, namens de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door N. Jansen.
De vader was zelf niet aanwezig.

3.De feiten

3.1
Uit de relatie van de vader en de moeder (hierna gezamenlijk ook te noemen: de ouders) zijn geboren:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2012;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2014.
De kinderen wonen bij de moeder, die ook het gezag over de kinderen heeft. Uit de Basisregistratie Personen (BRP) blijkt dat de vader [minderjarige 1] heeft erkend.
3.2
Sinds 2016 verbleef de vader in een penitentiaire inrichting (PI) in [plaats B] . Aanvankelijk was er telefonisch contact tussen de vader en de kinderen en zijn de kinderen hem samen met de moeder een enkele keer komen bezoeken in de Pl. Ook zond de moeder met enige regelmaat informatie over de kinderen per post naar de Pl. Op een zeker moment is hieraan een einde gekomen.
3.3
Bij vonnis van 14 april 2021 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) bepaald dat:
- de moeder haar medewerking moet verlenen dat de vader één keer per week telefonisch contact heeft met de kinderen op een nader door partijen te bepalen dag en tijdstip;
- zij één keer per drie maanden informatie moet verschaffen aan de vader via haar advocaat;
- zij zich moet inzetten voor het herstel van het contact tussen de oma (van vaderszijde) en de kinderen.
De moeder is daartegen in hoger beroep gegaan. Dit hof heeft bij arrest van 31 mei 2022 het vonnis vernietigd, voor zover daarin is bepaald dat de moeder zich moet inzetten voor herstel van het contact met oma (van vaderszijde) en de kinderen. Voor het overige heeft het hof het vonnis bekrachtigd.
3.4
Bij vonnis van 6 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de moeder, via haar advocaat, één keer per drie maanden informatie over de kinderen moet verschaffen aan de vader, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor iedere keer dat de moeder niet aan deze veroordeling voldoet. Voorts is bepaald dat de moeder haar medewerking moet verlenen dat de vader telefonisch contact kan hebben met de kinderen op donderdagavond om 19:00 uur.
Beide partijen zijn daartegen in hoger beroep gegaan. Bij arrest van 10 september 2024 heeft dit hof bepaald dat de moeder, via haar advocaat, één keer per drie maanden, aan de vader informatie over de kinderen moet verschaffen, te weten schoolrapporten, foto's, informatie over verjaardagen en hobby's, informatie over het welzijn en de gezondheid van de kinderen en wat de kinderen verder bezighoudt. De beslissing van de voorzieningenrechter ten aanzien van de opgelegde dwangsommen is vernietigd.
3.5
Bij e-mail van 10 september 2024, afkomstig van de bevolkingsadministratie PI [plaats B] , is te kennen gegeven dat de vader op 5 augustus 2024 is vrijgekomen. De advocaat van de vader heeft ter zitting verklaard dat de vader daarna opnieuw is aangehouden omdat hij de voorwaarden van de reclassering niet zou zijn nagekomen, maar vervolgens op 26 september 2024 weer is vrijgelaten.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de verzoeken van de vader tot het bepalen van een omgangsregeling tussen hem en de kinderen, het gelasten van een deskundigenonderzoek en het verstrekken van de telefoonnummers van de kinderen, afgewezen.
4.2
De vader verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, met vernietiging van de bestreden beschikking:
- een onderzoek door de raad te gelasten, ten aanzien van de opvoeding en verzorging van de kinderen bij de moeder, en met name ook met betrekking tot een omgangsregeling met de vader;
- een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen te bepalen van een keer in de twee maanden;
- afgifte van de telefoonnummers van de kinderen, zodat de vader ongestoord contact kan hebben met zijn kinderen.
4.3
De moeder verzoekt, zoals het hof begrijpt, de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:377a, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de rechter, op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
Op grond van het derde lid ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van
het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang
met zijn ouder of degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De standpunten
5.2
De vader voert aan dat hij verbaasd is dat de kinderen geen contact meer met hem willen en ook hun telefoonnummers niet willen afgeven. De vader heeft nooit gemerkt dat de omgang tegen de zin van de kinderen is geweest en hij denkt dan ook dat de kinderen zijn geïndoctrineerd door de moeder. Verder is de vader van mening dat vanwege de eerder bestaande persoonlijke problematiek van de moeder een onderzoek dient plaats te vinden naar de opvoeding en verzorging van de kinderen. Ook kan een onderzoek helpen om duidelijkheid te krijgen over hoe de kinderen tegenover omgang met de vader staan.
5.3
De moeder heeft ter zitting verklaard dat het op dit moment niet in het belang van de kinderen is om (fysiek) contact te hebben met de vader. Tijdens de belmomenten is de vader vaak boos en dat heeft een weerslag op de kinderen. De moeder is daarom ook niet bereid om de telefoonnummers van de kinderen aan de vader te geven. Daarbij is de moeder bang dat de vader de kinderen veelvuldig (op ongeschikte momenten) gaat bellen. De moeder is in beginsel niet tegen omgang tussen de vader en de kinderen, maar daarvoor dient eerst een plan van aanpak gemaakt te worden met behulp van het Ouder Kind Team (OKT). De moeder acht een raadsonderzoek niet passend, aangezien zij de vader over alle zaken aangaande de kinderen informeert.
Het advies van de raad
5.4
De raad heeft het hof ter zitting het volgende geadviseerd. De raad ziet geen reden om onderzoek te doen, zoals de vader dat heeft verzocht. Er is een hulpverlenersgesprek gepland en het OKT is een geschikte organisatie om te kijken of, en zo ja, op welke manier de omgang tussen de vader en de kinderen vormgegeven kan worden. Belangrijk is dat de vader inziet dat er ook van hem initiatief wordt verwacht, zoals tijdens de belmomenten, maar ook met het OKT en hij de bal ook bij zichzelf neerlegt.
De beoordeling door het hof
5.5
Ten aanzien van de verzochte omgangsregeling overweegt het hof als volgt.
Voor de beoordeling van de vraag of er door de rechter al dan niet een omgangsregeling moet worden vastgesteld geldt als uitgangspunt dat een kind en een ouder recht hebben op contact met elkaar en dat een kind ook recht heeft op contact met een persoon die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat (zoals dat het geval kan zijn bij een biologische vader). Het is voor een kind als uitgangspunt van groot belang om beide ouders te kennen en een goede band met hen te onderhouden. Er kunnen echter omstandigheden zijn die maken dat een zwaarwegend belang van het kind meebrengt dat door de rechter juist geen omgangsregeling wordt vastgesteld. Van een dergelijke situatie is naar het oordeel van het hof thans sprake.
Sinds de aanvang van de detentie van de vader in 2016 hebben de kinderen bij de moeder gewoond. Tijdens de detentie is er tussen de kinderen en de vader enige vorm van omgang in de PI geweest, maar dat heeft de laatste jaren niet meer plaatsgevonden. Wel was er een belregeling, maar de moeder heeft onweersproken verklaard dat de vader die sinds 5 oktober 2023 niet meer is nagekomen en dat hij tijdens die belcontacten vaak boos was op de kinderen, en hij hen uithoorde over de moeder. Als de kinderen dan geen antwoord gaven, verbrak hij de verbinding. Hierdoor hebben de kinderen hun vader inmiddels al geruime tijd niet gezien of gesproken. De kinderen staan op zijn zachtst gezegd terughoudend ten opzichte van contact met hun vader. Uit hun gesprekken met de voorzitter blijkt dat [minderjarige 2] daarvoor wat meer open lijkt te staan. [minderjarige 1] wil geen contact. Geen van beiden wil dat de vader hun telefoonnummer heeft.
Het is jammer dat de vader niet naar de zitting is gekomen om zelf zijn huidige situatie nader toe te lichten. De moeder heeft ter zitting verklaard dat op 14 oktober 2024 een hulpverlenersgesprek zal plaatsvinden, waarbij de moeder, de Blijf Groep en het OKT aanwezig zullen zijn. Het doel van dit gesprek is om een plan van aanpak te maken voor een mogelijk contactherstel tussen de vader en de kinderen, waarbij de veiligheid van de kinderen en de moeder voorop staan. In dit verband heeft de advocaat van de moeder ter zitting voorgesteld eventuele omgangsmomenten, als daarvan sprake kan zijn, onder begeleiding van een professional te laten plaatsvinden.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het opleggen van een omgangsregeling met de vader op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen. Het nu ingezette traject moet daardoor niet worden doorkruist. Het is noodzakelijk dat de vader eerst inzicht krijgt in wat de invloed van zijn detentie, en zijn daarmee gepaarde afwezigheid, is geweest op de kinderen en verder moet worden uitgezocht of omgang op een voor de moeder en de kinderen veilige manier kan worden vormgegeven. Het hof zal het verzoek van de vader daarom afwijzen en de bestreden beschikking ten aanzien van de omgangsregeling bekrachtigen.
5.6
Het hof zal het verzoek van de vader om afgifte van de telefoonnummers van de kinderen eveneens afwijzen. Nog daargelaten de vraag wat de wettelijke grondslag is van dat verzoek (de vader heeft daarover niets gesteld), is het hof van oordeel dat toewijzing daarvan op dit moment ook niet strookt met het belang van de kinderen. De kinderen hebben daartegen bezwaar en het hof is van oordeel dat het ingezette traject bij het OKT eerst moet worden doorlopen, voordat zoiets aan de orde kan zijn.
5.7
Net als de raad ziet het hof, gelet op het bovenstaande, geen reden tot een raadsonderzoek.
5.8
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst het ander of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.T. Hoogland, A.V.T. de Bie en A.R. van Wieren, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Prins als griffier en is op 12 november 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.