Met ingang van 1 juli 2015 is het Protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en van delicten op het gebied van douane en toeslagen (hierna: Protocol AAFD) van toepassing op de aanmelding en afdoening van fiscale delicten. Het afstemmingsoverleg vindt plaats tussen de Belastingdienst, het openbaar ministerie en de FIOD. In het Protocol AAFD is opgenomen dat bij een nadeelbedrag van € 100.000,00 of meer de zaak wordt aangemeld voor mogelijke strafrechtelijke afdoening als sprake is van een vermoeden van opzet. Is het nadeelbedrag lager dan € 100.000,00 dan wordt de zaak aangemeld als sprake is van een vermoeden van opzet en als een of meer van de aanvullende wegingsfactoren daartoe aanleiding geeft. Hierbij komt betekenis toe aan de impact van een zaak op de maatschappij en op een evenwichtige rechtshandhaving. Het kan daarbij gaan om aantasting van de integriteit van het financiële verkeer, maar ook om een situatie waarin fraude ertoe leidt dat de verdachte een concurrentievoordeel behaalt ten opzichte van fiscaal integere personen of als de fraude een olievlekwerking heeft binnen een branche. Bij de beslissing of een zaak strafrechtelijk wordt afgedaan wordt de combinatie van alle, vermoedelijk door de verdachte begane, delicten meewogen.
In de maand februari 2015 is bij het Team Criminele Inlichtingen (TCI) van de Belastingdienst/FIOD informatie binnengekomen. [verdachte rechtspersoon 1] zou meer dan de helft van het vlees zwart in- en verkopen, de omzet hiervan zou tenminste € 30.000,00 per week bedragen en deze manier van werken zou al vele jaren aan de gang zijn. Een groot deel van de zwarte omzet zou worden gebruikt voor contante loonbetalingen. De meeste personen die voor [verdachte rechtspersoon 1] werken zouden voor een deel of helemaal zwart worden betaald. In de TCI informatie zijn namen genoemd van leveranciers en van een van de afnemers van [verdachte rechtspersoon 1] .
Naar aanleiding van het besluit in het afstemmingsoverleg van 17 juli 2015 is door de FIOD, onder leiding van de Officier van Justitie van het Functioneel parket, een strafrechtelijk onderzoek gestart tegen de verdachten [verdachte 1] en [verdachte rechtspersoon 1] . Op 12 februari 2016 en 16 april 2016 is het strafrechtrechtelijk onderzoek uitgebreid tot andere (mede)verdachten. Het strafrechtelijk onderzoek had betrekking op een keten van bedrijven in de vleessector, te beginnen met de handelaar in levende dieren en eindigend bij de supermarkt die het vlees aan de consument verkoopt.
Ten tijde van het afstemmingsoverleg op 17 juli 2015 was derhalve informatie bekend over omvangrijke zwarte handel bij in- en verkoop van vlees waarbij zowel leveranciers als afnemers van zwart verkocht en ingekocht vlees betrokken waren. Ook was er informatie over betalingen van zwart loon. Deze informatie deed een fraude van aanzienlijke omvang vermoeden. Een zwarte omzet van € 30.000,00 euro per week komt overeen met een zwarte omzet van ruim € 1,5 miljoen per jaar, gedurende een reeks van jaren. Deze zwarte omzet heeft gevolgen voor zowel de heffing van omzetbelasting, vennootschapsbelasting, loonbelasting als ook voor de heffing van de inkomstenbelasting. Het is evident dat bij een vermoeden van dit soort zwarte omzetbedragen – zeker gerekend over een periode van meerdere jaren – ruimschoots de grens van een fiscaal benadelingsbedrag van € 100.000,00 wordt overschreden. Uit de aard van de fraude – het niet verantwoorden van in- en verkopen en het uitbetalen van zwarte lonen - blijkt ook dat die fraude opzettelijk wordt begaan. Aan het criterium voor aanmelding – een vermoedelijke benadeling van meer dan € 100.000,00 - werd dan ook ruimschoots voldaan.
Ook werd ten tijde van het afstemmingsoverleg voldaan aan het vereiste van een of meer van de aanvullende wegingsfactoren dat geldt als het nadeel minder dan € 100.000,00 bedraagt. De groothandel behaalde door de fraude oneigenlijke concurrentievoordelen ten opzichte van fiscaal integere deelnemers aan de vleeshandel. Als niet zou worden ingegrepen kon de te onderzoeken fraude leiden tot aantasting van de integriteit van het financiële verkeer.
Anders dan de verdediging verondersteld, is aan het in het dossier genoemde bedrag van strafrechtelijk nadeel van € 97.137,00 in deze zaak geen betekenis toegekend bij het besluit op 17 juli 2015. Het strafrechtelijk nadeel voor [verdachte rechtspersoon 1] waar de verdediging op wijst, te weten een bedrag van € 97.137,00 is gespecificeerd in bijlage 1 bij OPV-001 en is getekend op 30 november 2016. Deze datum ligt ver na de datum waarop de beslissing is genomen om strafrechtelijk onderzoek in te stellen.
Op grond van artikel 167, lid 1 Sv is het Openbaar Ministerie bevoegd zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. Deze beslissing leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Gesteld noch gebleken is dat het instellen of voortzetten van de vervolging van [verdachte 1] en/of [verdachte rechtspersoon 1] onverenigbaar is met de beginselen van een goede procesorde.
Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van schending van het AAFD protocol.
Overschrijding van de redelijke termijn en bejegening van de getuige [getuige 1]