ECLI:NL:GHAMS:2024:3100

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
23-001547-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude in de vleeshandel met betrekking tot valsheid in geschrift en niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1971, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor fraude in de vleeshandel. De zaak betreft de valsheid in geschrift door het opmaken van een valse bedrijfsadministratie, waarbij valse facturen zijn gebruikt om de werkelijke leveringen van dieren en vleesproducten te verbergen. De verdediging heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is in de vervolging op grond van artikel 69 lid 4 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR), omdat de feiten ook onder de fiscale wetgeving vallen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de vervolging op basis van artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht niet uitgesloten is door artikel 69 lid 4 AWR, omdat de gedragingen niet identiek zijn aan de fiscale vergrijpen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de valsheid in geschrift door valse facturen op te maken en dat hij betrokken was bij een zwart geldcircuit in de vleeshandel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001547-21
datum uitspraak: 8 november 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Den Haag, zittingsplaats Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer
10-996535-16 tegen
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1971,
adres: [adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 september 2022, 19 en 20 september en 1, 8, 11, en 25 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het openbaar ministerie niet ontvankelijk te verklaren in de vervolging op grond van artikel 69 lid 4 Algemene Wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Artikel 69 lid 4 AWR bepaalt dat strafvervolging op grond van art. 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is uitgesloten indien het feit ter zake waarvan wordt vervolgd, ook onder de bepalingen van art. 69 lid 1 en 2 AWR valt. De onderhavige procedure gaat om te weinig geheven belasting omdat het verwijt ziet op zwarte in- en verkoop. Bij beantwoording van de vraag of artikel 69 lid 4 AWR van toepassing is, kan niet uitsluitend worden gekeken naar de tekst van de tenlastelegging. Alhoewel de tenlastelegging is toegesneden op artikel 225 lid 1 Sr, is beslissend of het feit zoals dat in werkelijkheid is gepleegd, onder de bepaling van artikel 69 AWR kan worden gebracht.
Degene die een bedrijfsadministratie vals opmaakt door het toevoegen van valse facturen, heeft automatisch een valse bedrijfsadministratie voorhanden. Dit komt overeen met het niet voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan gestelde eisen bij of krachtens de belastingwet, als bedoeld in artikel 68 lid 1 onder d AWR, strafbaar gesteld op grond van artikel 69 lid 1 AWR.
Het standpunt van de verdediging is, onder verwijzing naar een vonnis van de rechtbank Zeeland West Brabant van 20 februari 2013, dat vervolging op grond van artikel 225 Sr is uitgesloten door artikel 69 lid 4 AWR.
Standpunt van de AG
De advocaat-generaal betwist de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie op grond van schending van de vervolgingsuitsluiting van artikel 69 lid 4 AWR omdat hiervoor geen aanknopingspunt is te vinden in de wetsgeschiedenis. De uitspraak van de rechtbank Zeeland West-Brabant kan worden gezien als een witte raaf.
Oordeel van het hof
Artikel 69 lid 4 AWR bepaalt: ‘Indien het feit, ter zake waarvan de verdachte kan worden vervolgd, zowel valt onder een van de bepalingen van het eerste of het tweede lid, als onder die van artikel 225 lid 2 Sr, is strafvervolging op grond van genoemd artikel 225 lid 2, uitgesloten’. Voor zover van belang, is in het eerste lid van artikel 69 AWR het opzettelijk begaan van een feit, omschreven in artikel 68, eerste lid onderdeel d AWR strafbaar gesteld. Uit de parlementaire geschiedenis bij de Wet tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 volgt dat de vraag of ook samenloop van fiscale beboeting met strafvervolging op grond van artikel 225 lid 1 Sr dient te worden uitgesloten, door de staatssecretaris van Financiën uitdrukkelijk negatief is beantwoord. “De gedraging die het fiscale vergrijp oplevert, is immers niet identiek aan hetgeen in artikel 225 lid 1 Sr is strafbaar gesteld, ook al hangen beide samen. Bij de fiscale vergrijpen vormt het gebruik dat van een stuk wordt gemaakt in de verhouding tot de fiscus de kern van de zaak, terwijl de genoemde strafbepaling bij uitstek ziet op het opmaken van een vals geschrift.” [1]
De verdachte wordt verweten het (feitelijke leidinggeven aan het) opmaken van een valse bedrijfsadministratie door daarin valse facturen en/of creditnota’s te verwerken of te doen verwerken, met het oogmerk om deze administratie als echt en onvervalst te gebruiken. De tenlastelegging in deze zaak is gebaseerd op artikel 225 lid 1 Sr en ziet niet op het voorhanden hebben of het gebruik maken van een valse bedrijfsadministratie als bedoeld in artikel 225 lid 2 Sr. Gelet op de tekst van de wet en de parlementaire geschiedenis is artikel 69 lid 4 AWR niet van toepassing op een strafbaar feit dat is gebaseerd op artikel 225 lid 1 Sr.
Het hof merkt hierbij op dat een administratie van een slachthuis niet alleen dient voor het vaststellen van de fiscale verplichtingen van een onderneming. Ook andere partijen zoals bijvoorbeeld banken, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, leveranciers, etc. moeten er op kunnen vertrouwen dat een administratie van de onderneming niet valselijk is opgemaakt.
Het verweer wordt verworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.primair

[rechtspersoon 1] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 1] B.V. en/of [holding] B.V. op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 april 2016 te Utrecht en/of Breukelen en/of Everdingen, gemeente Vianen, en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal:
haar/hun (bedrijfs)administratie(s),
- zijnde die bedrijfsadministratie(s) (telkens) een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen,
hebbende dat valselijk opmaken en/of vervalsen van die (bedrijfs)administratie(s) (telkens) hierin bestaan dat [rechtspersoon 1] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 1] B.V. en/of [holding] B.V. en/of haar mededader(s) in haar (bedrijfs)administratie opzettelijk een of meer na te noemen (kopieën van) valse/vervalste factu(u)r(en) en/of creditnota's, te weten:
- ( een) (verkoop)factu(u)r(en) van [naam VOF] aan [rechtspersoon 1] B.V. en/of aan [verdachte rechtspersoon 1] B.V. en/of
- ( een) (inkoop)factu(u)r(en) en/of creditnota's van [rechtspersoon 1] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 1] B.V. aan [naam VOF] en/of
- ( een) (verkoop)factu(u)r(en) van [rechtspersoon 1] B.V. en/of van [verdachte rechtspersoon 1] B.V. aan [verdachte rechtspersoon 2] B.V. en/of
- ( een) ander(e) document(en) op naam van [naam VOF] en/of [rechtspersoon 1] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 1] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 2] B.V. en/of (een) andere (rechts)perso(o)n(en),
althans een of meer geschrift(en),
verwerkt en/of doen verwerken,
bestaande de valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid, op/in die (kopieën van) (verkoop- en/of inkoop)facturen en/of creditnota's:
- een onjuist (te weten te laag) aantal geleverde en/of ontvangen dieren is vermeld en/of
- een aantal geleverde en/of ontvangen dieren niet is vermeld en/of
- een onjuist (te weten te laag) aantal geleverde en/of ontvangen (vlees)producten, is vermeld en/of
- een aantal geleverde en/of ontvangen (vlees)producten niet is vermeld en/of
- een onjuiste (te weten te lage) factuurwaarde en/of transactiewaarde is vermeld en/of
- een onjuist (te weten te laag) bedrag is gefactureerd,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
tot het plegen van bovengenoemde strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven.

1.Subsidiair

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 april 2016 te Utrecht en/of Breukelen en/of Everdingen, gemeente Vianen, en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal:
de (bedrijfs)administratie(s) van [rechtspersoon 1] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 1] B.V. en/of [holding] B.V.,
- ( telkens) zijnde die bedrijfsadministratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen,
hebbende dat valselijk opmaken en/of vervalsen van die (bedrijfs)administratie(s) (telkens) hierin bestaan dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in die (bedrijfs)administratie(s) opzettelijk een of meer na te noemen (kopieën van) valse/vervalste factu(u)r(en) en/of creditnota's, te weten:
- ( een) (verkoop)factu(u)r(en) van [naam VOF] aan [rechtspersoon 1] B.V. en/of aan [verdachte rechtspersoon 1] B.V. en/of
- ( een) (inkoop)factu(u)r(en) en/of creditnota's van [rechtspersoon 1] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 1] B.V. aan [naam VOF] en/of - (een) (verkoop)factu(u)r(en) van [rechtspersoon 1] B.V. en/of van [verdachte rechtspersoon 1] B.V. aan [verdachte rechtspersoon 2] B.V. en/of
- ( een) ander(e) document(en) op naam van [naam VOF] en/of [rechtspersoon 1] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 1] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 2] B.V. en/of (een) andere (rechts)perso(o)n(en),
althans een of meer geschrift(en), verwerkt en/of doen verwerken,
bestaande de valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid, op/in die (kopieën van) (verkoop- en/of inkoop)facturen en/of creditnota's:
- een onjuist (te weten te laag) aantal geleverde en/of ontvangen dieren is vermeld en/of
- een aantal geleverde en/of ontvangen dieren niet is vermeld en/of
- een onjuist (te weten te laag) aantal geleverde en/of ontvangen (vlees)producten, is vermeld en/of
- een aantal geleverde en/of ontvangen (vlees)producten niet is vermeld en/of
- een onjuiste (te weten te lage) factuurwaarde en/of transactiewaarde is vermeld en/of
- een onjuist (te weten te laag) bedrag is gefactureerd,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken;

2.primair

[holding] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 1] B.V. op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2014 tot en met 19 september 2016, in de gemeente Utrecht en/of Breukelen en/of Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. (telkens) van één of meerdere voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van 18.000 euro en/of een geldbedrag van 44.000 euro en/of/althans een geldbedrag van 43.921,75 euro en/of
- een personenauto (merk Land Rover en/of type Range Rover en/of met kenteken [kenteken] ),
althans een of meer voorwerpen, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij en/of haar/hun mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en/of
b.
(telkens) een of meerdere voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van 18.000 euro en/of een geldbedrag van 44.000 euro en/of/althans een geldbedrag van 43.921,75 euro en/of
- een personenauto (merk Land Rover en/of type Range Rover en/of met kenteken [kenteken] ),
althans een of meer voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemde goed(eren) en/of geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl zij en/of haar/hun mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven, tot het plegen van bovengenoemde strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven.

2.subsidiairhij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2014 tot en met 19 september 2016, in de gemeente Utrecht en/of Breukelen en/of Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,

a. (telkens) van één of meerdere voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van 18.000 euro en/of een geldbedrag van 44.000 euro en/of/althans een geldbedrag van 43.921,75 euro en/of
- een personenauto (merk Land Rover en/of type Range Rover en/of met kenteken [kenteken] ), althans een of meer voorwerpen, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en/of
b. (telkens) een of meerdere voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van 18.000 euro en/of een geldbedrag van 44.000 euro en/of/althans een geldbedrag van 43.921,75 euro en/of
- een personenauto (merk Land Rover en/of type Range Rover en/of met kenteken [kenteken] ), althans een of meer voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemde goed(eren) en/of geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en),althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.
Bewijsmotivering ten aanzien van feit 1 (valsheid in geschrift)
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde aangevoerd dat het in de vleeshandel gebruikelijk is dat het deel van de ingekochte dieren waarvoor nog geen overeenstemming over de prijs is bereikt, niet direct in de administratie wordt opgenomen. Er is gewerkt met voorschotten en er werden pas facturen opgemaakt nadat partijen over de kwaliteit van het geleverde vlees onderhandeld hadden en tot overeenstemming waren gekomen. Dit maakt echter niet dat sprake is van een valse bedrijfsadministratie. Het gedeelte dat op de facturen staat is geleverd en betaald en klopt zodoende. Verder is aangevoerd dat geen sprake is van misleiden. Weliswaar heeft de verdachte de zaken die afgehandeld moesten worden voor zich uit geschoven, maar het was wel zijn intentie om dit uiteindelijk te verantwoorden in de administratie.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primaire ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
Oordeel van het hof
Inleiding
Het strafrechtelijk onderzoek Error Caro is gestart naar aanleiding van informatie die in februari 2015 is binnengekomen bij het Team Criminele Inlichtingen (TCI) van de Belastingdienst/FIOD over fraude in de vleeshandel. De FIOD heeft een handelsketen onderzocht, waarvan rechtspersonen van de verdachte onderdeel uitmaakten. De onderzochte handelsketen bestaat uit vier schakels:
1. [naam VOF] (hierna: [naam VOF] ), een handelaar in levende dieren,
2. [rechtspersoon 1] B.V. (hierna: [rechtspersoon 1] ) en [verdachte rechtspersoon 1] B.V. (hierna: [verdachte rechtspersoon 1] ), te weten respectievelijk het slachthuis en een groothandel,
3. [verdachte rechtspersoon 2] B.V. (hierna: [verdachte rechtspersoon 2] ), een in- en verkoper van vleesproducten,
4. [rechtspersoon 2] B.V. waar de supermarkten [supermarkt 1] en [supermarkt 2] onderdeel van uitmaken en die afnemers zijn van vlees.
De verdachte [verdachte 1] was betrokken bij [rechtspersoon 1] , [verdachte rechtspersoon 1] en [holding] B.V.
Daderschap rechtspersoon en feitelijk leidinggeven door de verdachte
[naam VOF] leverde dieren aan [rechtspersoon 1] tot en met week 18 in 2013 en leverde vervolgens vanaf week 19 in 2013 dieren aan [verdachte rechtspersoon 1] . [rechtspersoon 1] en [verdachte rechtspersoon 1] hanteerden een systeem van
self-billing,dat wil zeggen dat bij [rechtspersoon 1] en [verdachte rechtspersoon 1] facturen werden opgesteld voor de gekochte dieren. Uit onderzoek naar diverse bescheiden, zoals pakbonnen, handgeschreven overzichten en digitale en fysieke weekoverzichten die afkomstig zijn uit de administraties van [naam VOF] en [rechtspersoon 1] en [verdachte rechtspersoon 1] blijkt dat het aantal vermelde dieren op de facturen van [rechtspersoon 1] en [verdachte rechtspersoon 1] lager is dan daadwerkelijk is geleverd door [naam VOF] . Hieruit is naar voren gekomen dat in de jaren 2010 tot en met 2013 in totaal € 2.214.579,08 te weinig is gefactureerd aan [rechtspersoon 1] en dat in de jaren 2013 en 2014 in totaal € 612.360,92 te weinig is gefactureerd aan [verdachte rechtspersoon 1] . De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij weleens zwart leverde aan [rechtspersoon 1] en heeft over meerdere facturen van [rechtspersoon 1] en [verdachte rechtspersoon 1] verklaard dat deze niet kloppen.
[rechtspersoon 1] en [verdachte rechtspersoon 1] leverden het door hen geslachte vlees aan [verdachte rechtspersoon 2] . Ook in de administratie van [verdachte rechtspersoon 1] , [rechtspersoon 1] en [verdachte rechtspersoon 2] zijn diverse bescheiden, waaronder pakbonnen, weeglijsten, digitale weekoverzichten, notitiebladen, facturen en Excel-bestanden genaamd ‘berekening breukelen’, onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat in de jaren 2011 tot en met 2013 door [rechtspersoon 1] aan [verdachte rechtspersoon 2] in totaal € 1.452.768,97 te weinig is gefactureerd en dat in de jaren 2013 tot en met 2015 door [verdachte rechtspersoon 1] aan [verdachte rechtspersoon 2] in totaal € 993.600,10 te weinig is gefactureerd. In 2013 nam [verdachte rechtspersoon 2] tot en met week 18 vlees af bij [rechtspersoon 1] en vanaf week 19 bij [verdachte rechtspersoon 1] . De getuige [getuige 2] , administratief medewerkster bij [verdachte rechtspersoon 2] , heeft verklaard dat zij de Excel-bestanden genaamd ‘berekening breukelen’ maakte aan de hand van de pakbonnen van [verdachte rechtspersoon 1] . Zij heeft eveneens verklaard dat [verdachte rechtspersoon 2] vlees zwart inkocht.
Uit het voorgaande blijkt dat de handel tussen [rechtspersoon 1] en [naam VOF] in de periode van 2010 en [rechtspersoon 1] en [verdachte rechtspersoon 2] vanaf 2011 tot en met een gedeelte van 2013 is onderzocht en dat zowel [naam VOF] als [verdachte rechtspersoon 2] vanaf 2013 verder handelden met [verdachte rechtspersoon 1] . Alhoewel de verdachte geen aandeelhouder of bestuurder van [rechtspersoon 1] was, blijkt uit de loongegevens dat hij sinds 2010 bij [rechtspersoon 1] in loondienst was. De verdachte heeft verklaard dat hij zich bij [rechtspersoon 1] bezighield met de commerciële kant en dat zijn broer, de verdachte [verdachte 2] , die officieel aandeelhouder en enig bestuurder was van [rechtspersoon 1] , zich bezighield met het slachten. De verdachte heeft verder verklaard dat hij bij [rechtspersoon 1] prijsafspraken met zowel de leveranciers als de afnemers maakte en eveneens factureerde. Hij heeft verklaard dat hij de handel vanaf april 2013 heeft voortgezet in [verdachte rechtspersoon 1] . Op 16 april 2013 is [verdachte rechtspersoon 1] opgericht, waarvan de verdachte (middellijk) enig aandeelhouder en bestuurder was.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij geen facturen heeft opgemaakt voor een deel van de handel met [naam VOF] waarvan hij het niet eens was met de prijs, dat hij de niet-gefactureerde dieren wel doorverkocht aan afnemers en zodoende de omzetbelasting voor zich uit heeft geschoven. [getuige 1] heeft verklaard dat [verdachte 1] (de verdachte) zijn contactpersoon bij [rechtspersoon 1] en [verdachte rechtspersoon 1] was en dat de broer van de verdachte, [verdachte 2] , hem altijd doorverwees naar [verdachte 1] . Ook [verdachte 3] heeft verklaard dat hij te maken had met [verdachte 1] (het hof begrijpt: de verdachte) en dat hij hem iedere week zag om het over bestellingen te hebben. Uit observaties is gebleken dat de verdachte vrijwel elke vrijdag [verdachte rechtspersoon 2] bezocht. De getuige [getuige 3] , voormalig werknemer van [verdachte rechtspersoon 2] , heeft verklaard dat [verdachte 1] (het hof begrijpt: de verdachte) van het slachthuis [rechtspersoon 1] is en dat hij altijd de lammeren levert aan [verdachte rechtspersoon 2] en dat hij meestal op vrijdag langskwam. Ook zijn er in de woning van de verdachte administratieve bescheiden van zowel [rechtspersoon 1] als [verdachte rechtspersoon 1] aangetroffen die betrekking hebben op leveringen van [rechtspersoon 1] en [verdachte rechtspersoon 1] aan [verdachte rechtspersoon 2] .
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de rechtspersonen [rechtspersoon 1] en [verdachte rechtspersoon 1] valse bedrijfsadministraties hebben opgemaakt door daarin onjuiste inkoop- en verkoopfacturen op te nemen. De inkoop- en verkoopfacturen die betrekking hebben op de handel van [rechtspersoon 1] en [verdachte rechtspersoon 1] met [naam VOF] en [verdachte rechtspersoon 2] zijn onjuist, omdat daarop minder dieren en vlees zijn vermeld dan blijkens de onderzochte bescheiden, waaronder de afleverbonnen, daadwerkelijk zijn geleverd. Het verweer van de verdediging dat het weglaten van een deel van de dieren/vlees waarover nog onderhandeld moest worden over de prijs geen valsheid in geschrift oplevert, treft geen doel. De inhoud van de facturen stemde niet overeen met de werkelijkheid. Dat is eveneens het geval als wordt nagelaten bepaalde gegevens op de facturen te vermelden. De pleegperiode bestrijkt een lange tijd en er zijn geen facturen aangetroffen waaruit is gebleken dat het deel van de handel, dat aanvankelijk niet op de facturen is vermeld, alsnog zou zijn gefactureerd. Uit het dossier blijkt niet dat dit deel van de handel op enig moment, na mogelijke onderhandelingen en het maken van afspraken, alsnog in de administratie is verantwoord.
De gedragingen kunnen redelijkerwijs aan [rechtspersoon 1] en [verdachte rechtspersoon 1] worden toegerekend, omdat zij zijn verricht in de sfeer van de rechtspersonen. Het betreft namelijk handel die werd gedreven vanuit deze rechtspersonen en het zorg dragen voor een juiste bedrijfsadministratie is onderdeel van de normale bedrijfsvoering van een rechtspersoon. Het door de verdachte gevoerde beleid bij [rechtspersoon 1] en [verdachte rechtspersoon 1] , bestaande uit het niet op de facturen vermelden van een deel van de dieren, heeft onvermijdelijk tot gevolg gehad dat de bedrijfsadministraties vals werden. Het hof is van oordeel dat dit opzettelijk is gebeurd.
Dan komt de vraag aan de orde of de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan voormelde gedragingen. Het hof is van oordeel dat dit het geval is. Dit blijkt uit het hiervoor overwogene over het door de verdachte gevoerde beleid. Hieruit komt naar voren dat de verdachte degene was die de handel vanuit [rechtspersoon 1] en [verdachte rechtspersoon 1] dreef met onder andere [naam VOF] en [verdachte rechtspersoon 2] . Hij kocht in, verkocht aan de vleesgroothandel, maakte prijsafspraken en factureerde. De verdachte heeft zelf ook verklaard dat hij voor een deel van de handel geen facturen opmaakte en dit vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 1] . De verdachte is na de oprichting van [verdachte rechtspersoon 1] op dezelfde voet doorgegaan met de handel bij [verdachte rechtspersoon 1] , waarvan hij (middellijk) directeur en enig aandeelhouder is. Naar het oordeel van het hof kan dan ook worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan het opmaken van valse bedrijfsadministraties door [rechtspersoon 1] en [verdachte rechtspersoon 1] .
Vrijspraak feit 2
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij zich als feitelijk leidinggever van [holding] B.V. (hierna: de Holding) en/of [verdachte rechtspersoon 1] dan wel als medepleger heeft schuldig gemaakt aan witwassen van twee geldbedragen van 18.000,00 euro en 44.000,00 euro en van een auto.
Op 5 november 2014 heeft de verdachte namens de Holding een Land Rover gekocht. Een deel van de koopsom, een bedrag van € 43.921,75, is op 7 november 2014 per bank door de Holding betaald. Voorafgaand aan deze betaling heeft de verdachte (uit naam van [verdachte rechtspersoon 1] ) op 6 en 7 november 2014 contante bedragen van € 44.000,00 en € 18.000,00 gestort op de bankrekening van de Holding. In zowel de boekhouding van de Holding als in die van [verdachte rechtspersoon 1] zijn de stortingen en opnamen verwerkt. Uit het dossier blijkt dat bij [verdachte rechtspersoon 1] sprake was van veel contante ontvangsten en betalingen (ongeveer 1,3 miljoen euro in 2014).
Eerste onderzochte versie kasadministratie, 16 januari 2015
Bij onderzoek door de FIOD van de inbeslaggenomen administratie werd in een ordner een print (FIOD: “de fysieke administratie Kas”) van de grootboekkaart ‘Rekening 1000 Kas’ over de periode 1 oktober 2014 tot en met 31 december 2014 aangetroffen (D-097C). Deze versie van de kasadministratie is afgedrukt op 16 januari 2015. In ambtshandeling AMB-081 (van 7 september 2016) is geverbaliseerd dat door de opnames uit de kas van € 44.000,00 op 6 november 2014 en € 18.000,00 op 8 november 2014 een negatief kassaldo van respectievelijk € 98.278,12 en € 97.450,56 zou zijn ontstaan. De FIOD heeft in zijn onderzoek geconcludeerd dat de kas van [verdachte rechtspersoon 1] op het moment van de opnames al een administratief negatief saldo had en dat het gestorte geld daarom niet uit die kas afkomstig kon zijn.
De bijgewerkte versie van de kasadministratie van 10 juni 2015
Op 22 september 2016 heeft de FIOD een bijgewerkte versie van de kasadministratie ontvangen. Deze versie is gedateerd op 10 juni 2015 (D-97D). Volgens deze versie zou er een (veel geringer) administratief negatief kassaldo van € 1.049,05 respectievelijk € 221,49 zijn ontstaan na de opnames uit de kas van € 44.000,00 op 6 november 2014 en € 18.000,00 op 8 november 2014. De verschillen tussen beide versies zijn door de FIOD geanalyseerd waarbij voor een aantal verschillen een verklaring kon worden gevonden (AMB-081b, p. 542). Uit het dossier blijkt niet of de ‘latere versie’ van 10 juni 2015 ook de laatste, definitieve versie van het kasboek is. De boekhouding van [verdachte rechtspersoon 1] tot en met 31 december 2015 is door de FIOD bij het administratiekantoor gevorderd, maar niet verkregen.
Dat op basis van de bijgewerkte versie van de kasadministratie na de contante opnames op 6 en 8 november 2014 een geringe administratief negatieve kas is ontstaan, kan een aanwijzing zijn voor een vermoeden van witwassen. Maar of op de bijgewerkte versie nog wijzigingen zijn aangebracht voordat de jaarrekening is opgemaakt, is niet bekend. Daar komt bij dat geen onderzoek is gedaan naar de vraag of de verdachte geld, afkomstig uit zwarte handel en deel uitmakend van zijn privé vermogen, via zijn Holding een legale herkomst heeft willen geven.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden onvoldoende zijn om een vermoeden te rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Naar het oordeel van het hof is daarmee niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en 2 subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.primair

[rechtspersoon 1] B.V. en [verdachte rechtspersoon 1] B.V. in de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 april 2016 te Breukelen hun bedrijfsadministraties, - zijnde die bedrijfsadministraties telkens een samenstel van geschriften, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk hebben opgemaakt,
hebbende dat valselijk opmaken van die bedrijfsadministraties hierin bestaan dat [rechtspersoon 1] B.V. en [verdachte rechtspersoon 1] B.V. in hun bedrijfsadministratie opzettelijk een of meer na te noemen valse facturen, te weten:
- inkoopfacturen van [rechtspersoon 1] B.V. en [verdachte rechtspersoon 1] B.V. aan [naam VOF] en
- verkoopfacturen van [rechtspersoon 1] B.V. en van [verdachte rechtspersoon 1] B.V. aan [verdachte rechtspersoon 2] B.V.
hebben verwerkt en/of doen verwerken,
bestaande de valsheden hierin dat telkens valselijk en in strijd met de waarheid, op die verkoop- en inkoopfacturen:
- een onjuist (te weten te laag) aantal geleverde en/of ontvangen dieren is vermeld en/of
- een aantal geleverde en/of ontvangen dieren niet is vermeld en/of
- een onjuist (te weten te laag) aantal geleverde en/of ontvangen vleesproducten, is vermeld en/of
- een aantal geleverde en/of ontvangen vleesproducten niet is vermeld en/of
- een onjuiste (te weten te lage) factuurwaarde is vermeld en/of
- een onjuist (te weten te laag) bedrag is gefactureerd,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken,
aan welke verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze in de bijlage bij dit arrest zijn weergegeven
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde uitsluit.
Beslag
Gelet op de vrijspraak van feit 2, zal het hof de teruggave gelasten van het in beslag genomen contante geld en de in beslag genomen documenten.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 primair en 2 primair, ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden.
De raadsvrouw heeft verzocht, bij bewezenverklaring van een of meer feiten, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen nu dat gelet op de bijzondere gezinssituatie van de verdachte een ontwrichtende werking op het gezin zal hebben. Verder heeft zij aangevoerd dat de verdachte ter terechtzitting zijn verantwoordelijkheid heeft getoond en openheid van zaken heeft gegeven. Daarnaast is de redelijke termijn overschreden. Ook dient er rekening mee te worden gehouden dat de in eerste aanleg aan de medeverdachten in de keten opgelegde straffen veel lager zijn dan de straf die in eerste aanleg aan de verdachte is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder deze is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich als feitelijk leidinggever van de rechtspersonen [rechtspersoon 1] , [verdachte rechtspersoon 1] en [holding] gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Er werd op grote schaal vlees zwart in- en verkocht en om dit te verhullen werden valse in- en verkoopfacturen opgemaakt. De valse facturen werden opgenomen in de bedrijfsadministratie van de rechtspersonen waaraan de verdachte leiding gaf. De verdachte heeft aldus jarenlang een zwart geldcircuit in stand gehouden.
De verdachte heeft het strafbare feit kennelijk slechts gepleegd om er zelf financieel beter van te worden.
De verdachte heeft er ook ter terechtzitting in hoger beroep er geen blijk van gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat aan de medeverdachten in de keten in eerste aanleg substantieel lagere straffen zijn opgelegd, overweegt het hof dat bij de zaken van deze medeverdachten, alleen al gelet op de bewezenverklaarde feiten, niet van gelijke gevallen kan worden gesproken. Verder is het hof niet gebonden aan beslissingen die in eerste aanleg zijn genomen.
Het hof heeft kennis genomen van het over de verdachte opgemaakte rapport van GGZ Reclassering Inforsa Utrecht van 17 september 2024 en van hetgeen door en namens de verdachte ten aanzien van zijn persoonlijke omstandigheden naar voren is gebracht. De verdachte heeft een gezin met 6 kinderen waarvan de jongste een beperking heeft en veel zorg nodig heeft. Het hof houdt hier in strafverminderende zin rekening mee.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 september 2024 heeft de verdachte na de thans aan de orde zijnde feiten een transactie gehad voor witwassen.
Het hof acht alles afwegende in beginsel een gevangenisstraf van 15 maanden passend en geboden. Het hof heeft geconstateerd dat de redelijke termijn in eerste aanleg met 7 maanden en in hoger beroep met 3 jaar en 7 maanden is geschonden. Het hof zal daarom de op te leggen straf in die zin matigen dat in plaats van voornoemde straf een gevangenisstraf van 11 maanden wordt opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- het geldbedrag (nr. 1 op de beslaglijst);
- documenten (nr. 2 op de beslaglijst).
Heft op het eerder geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. P. Greve en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 november 2024.
mr. P. Greve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Kamerstukken