afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001547-21
datum uitspraak: 8 november 2024
Arrest van het gerechtshof Den Haag, zittingsplaats Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer
10-996535-16 tegen
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1971,
adres: [adres] .
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 september 2022, 19 en 20 september en 1, 8, 11, en 25 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het openbaar ministerie niet ontvankelijk te verklaren in de vervolging op grond van artikel 69 lid 4 Algemene Wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Artikel 69 lid 4 AWR bepaalt dat strafvervolging op grond van art. 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is uitgesloten indien het feit ter zake waarvan wordt vervolgd, ook onder de bepalingen van art. 69 lid 1 en 2 AWR valt. De onderhavige procedure gaat om te weinig geheven belasting omdat het verwijt ziet op zwarte in- en verkoop. Bij beantwoording van de vraag of artikel 69 lid 4 AWR van toepassing is, kan niet uitsluitend worden gekeken naar de tekst van de tenlastelegging. Alhoewel de tenlastelegging is toegesneden op artikel 225 lid 1 Sr, is beslissend of het feit zoals dat in werkelijkheid is gepleegd, onder de bepaling van artikel 69 AWR kan worden gebracht.
Degene die een bedrijfsadministratie vals opmaakt door het toevoegen van valse facturen, heeft automatisch een valse bedrijfsadministratie voorhanden. Dit komt overeen met het niet voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan gestelde eisen bij of krachtens de belastingwet, als bedoeld in artikel 68 lid 1 onder d AWR, strafbaar gesteld op grond van artikel 69 lid 1 AWR.
Het standpunt van de verdediging is, onder verwijzing naar een vonnis van de rechtbank Zeeland West Brabant van 20 februari 2013, dat vervolging op grond van artikel 225 Sr is uitgesloten door artikel 69 lid 4 AWR.
De advocaat-generaal betwist de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie op grond van schending van de vervolgingsuitsluiting van artikel 69 lid 4 AWR omdat hiervoor geen aanknopingspunt is te vinden in de wetsgeschiedenis. De uitspraak van de rechtbank Zeeland West-Brabant kan worden gezien als een witte raaf.
Artikel 69 lid 4 AWR bepaalt: ‘Indien het feit, ter zake waarvan de verdachte kan worden vervolgd, zowel valt onder een van de bepalingen van het eerste of het tweede lid, als onder die van artikel 225 lid 2 Sr, is strafvervolging op grond van genoemd artikel 225 lid 2, uitgesloten’. Voor zover van belang, is in het eerste lid van artikel 69 AWR het opzettelijk begaan van een feit, omschreven in artikel 68, eerste lid onderdeel d AWR strafbaar gesteld. Uit de parlementaire geschiedenis bij de Wet tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 volgt dat de vraag of ook samenloop van fiscale beboeting met strafvervolging op grond van artikel 225 lid 1 Sr dient te worden uitgesloten, door de staatssecretaris van Financiën uitdrukkelijk negatief is beantwoord. “De gedraging die het fiscale vergrijp oplevert, is immers niet identiek aan hetgeen in artikel 225 lid 1 Sr is strafbaar gesteld, ook al hangen beide samen. Bij de fiscale vergrijpen vormt het gebruik dat van een stuk wordt gemaakt in de verhouding tot de fiscus de kern van de zaak, terwijl de genoemde strafbepaling bij uitstek ziet op het opmaken van een vals geschrift.”
De verdachte wordt verweten het (feitelijke leidinggeven aan het) opmaken van een valse bedrijfsadministratie door daarin valse facturen en/of creditnota’s te verwerken of te doen verwerken, met het oogmerk om deze administratie als echt en onvervalst te gebruiken. De tenlastelegging in deze zaak is gebaseerd op artikel 225 lid 1 Sr en ziet niet op het voorhanden hebben of het gebruik maken van een valse bedrijfsadministratie als bedoeld in artikel 225 lid 2 Sr. Gelet op de tekst van de wet en de parlementaire geschiedenis is artikel 69 lid 4 AWR niet van toepassing op een strafbaar feit dat is gebaseerd op artikel 225 lid 1 Sr.
Het hof merkt hierbij op dat een administratie van een slachthuis niet alleen dient voor het vaststellen van de fiscale verplichtingen van een onderneming. Ook andere partijen zoals bijvoorbeeld banken, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, leveranciers, etc. moeten er op kunnen vertrouwen dat een administratie van de onderneming niet valselijk is opgemaakt.
Het verweer wordt verworpen.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat: