ECLI:NL:GHAMS:2024:3099

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
23-002930-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude in de vleeshandel met betrekking tot valse bedrijfsadministratie en facturen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1966, was betrokken bij een fraudezaak in de vleeshandel, waarbij hij werd beschuldigd van het opmaken van een valse bedrijfsadministratie door middel van valse facturen en creditnota's. De zaak is behandeld in het kader van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR). De verdediging stelde dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk was in de vervolging, omdat de feiten ook onder de AWR vielen, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte niet als feitelijk leidinggever kon worden aangemerkt, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op de hoogte was van de onjuiste bedrijfsadministratie. De advocaat-generaal had gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, maar het hof kwam tot de conclusie dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen was. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en de verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002930-21
datum uitspraak: 8 november 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Den Haag, zittingsplaats Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer
10-996536-16 tegen
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1966,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 september 2022, 19 en 20 september en 1, 8, 11 en 25 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadslieden naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het openbaar ministerie niet ontvankelijk te verklaren in de vervolging op grond van artikel 69 lid 4 Algemene Wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Artikel 69 lid 4 AWR bepaalt dat strafvervolging op grond van art. 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is uitgesloten indien het feit ter zake waarvan wordt vervolgd, ook onder de bepalingen van art. 69 lid 1 en 2 AWR valt. De onderhavige procedure gaat om te weinig geheven belasting omdat het verwijt ziet op zwarte in- en verkoop. Bij beantwoording van de vraag of artikel 69 lid 4 AWR van toepassing is, kan niet uitsluitend worden gekeken naar de tekst van de tenlastelegging. Alhoewel de tenlastelegging is toegesneden op artikel 225 lid 1 Sr, is beslissend of het feit zoals dat in werkelijkheid is gepleegd, onder de bepaling van artikel 69 AWR kan worden gebracht.
Degene die een bedrijfsadministratie vals opmaakt door het toevoegen van valse facturen, heeft automatisch een valse bedrijfsadministratie voorhanden. Dit komt overeen met het niet voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan gestelde eisen bij of krachtens de belastingwet, als bedoeld in artikel 68 lid 1 onder d AWR, strafbaar gesteld op grond van artikel 69 lid 1, AWR.
Het standpunt van de verdediging is, onder verwijzing naar een vonnis van de rechtbank Zeeland West Brabant van 20 februari 2013, dat vervolging op grond van artikel 225 Sr is uitgesloten door artikel 69 lid 4 AWR.
Standpunt van de AG
De advocaat-generaal betwist de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie op grond van schending van de vervolgingsuitsluiting van artikel 69 lid 4 AWR omdat hiervoor geen aanknopingspunt is te vinden in de wetsgeschiedenis. De uitspraak van de rechtbank Zeeland West-Brabant kan worden gezien als een witte raaf.
Oordeel van het hof
Artikel 69 lid 4 AWR bepaalt: ‘Indien het feit, ter zake waarvan de verdachte kan worden vervolgd, zowel valt onder een van de bepalingen van het eerste of het tweede lid, als onder die van artikel 225 lid 2 Sr, is strafvervolging op grond van genoemd artikel 225 lid 2, uitgesloten’. Voor zover van belang, is in het eerste lid van artikel 69 AWR het opzettelijk begaan van een feit, omschreven in artikel 68, eerste lid onderdeel d AWR strafbaar gesteld. Uit de parlementaire geschiedenis bij de Wet tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 volgt dat de vraag of ook samenloop van fiscale beboeting met strafvervolging op grond van artikel 225 lid 1 Sr dient te worden uitgesloten, door de staatssecretaris van Financiën uitdrukkelijk negatief is beantwoord. “De gedraging die het fiscale vergrijp oplevert, is immers niet identiek aan hetgeen in artikel 225 lid 1 Sr is strafbaar gesteld, ook al hangen beide samen. Bij de fiscale vergrijpen vormt het gebruik dat van een stuk wordt gemaakt in de verhouding tot de fiscus de kern van de zaak, terwijl de genoemde strafbepaling bij uitstek ziet op het opmaken van een vals geschrift.” [1]
De verdachte wordt verweten het (feitelijke leidinggeven aan het) opmaken van een valse bedrijfsadministratie door daarin valse facturen en/of creditnota’s te verwerken of te doen verwerken, met het oogmerk om deze administratie als echt en onvervalst te gebruiken. De tenlastelegging in deze zaak is gebaseerd op artikel 225 lid 1 Sr en ziet niet op het voorhanden hebben of het gebruik maken van een valse bedrijfsadministratie als bedoeld in artikel 225 lid 2 Sr. Gelet op de tekst van de wet en de parlementaire geschiedenis is artikel 69 lid 4 AWR niet van toepassing op een strafbaar feit dat is gebaseerd op artikel 225 lid 1 Sr.
Het hof merkt hierbij op dat een administratie van een slachthuis niet alleen dient voor het vaststellen van de fiscale verplichtingen van een onderneming. Ook andere partijen zoals bijvoorbeeld banken, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, leveranciers, etc. moeten er op kunnen vertrouwen dat een administratie van de onderneming niet valselijk is opgemaakt.
Het verweer wordt verworpen.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
[rechtspersoon 1] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 1] B.V. en/of [holding] B.V. op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 april 2016 te Utrecht en/of Breukelen en/of Everdingen, gemeente Vianen, en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal:
haar/hun (bedrijfs)administratie(s),
- zijnde die bedrijfsadministratie(s) (telkens) een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen,
hebbende dat valselijk opmaken en/of vervalsen van die (bedrijfs)administratie(s) (telkens) hierin bestaan dat [rechtspersoon 1] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 1] B.V. en/of [holding] B.V. en/of haar mededader(s) in haar (bedrijfs)administratie opzettelijk een of meer na te noemen (kopieën van) valse/vervalste factu(u)r(en) en/of creditnota's, te weten:
- ( een) (verkoop)factu(u)r(en) van [naam VOF] aan [rechtspersoon 1] B.V. en/of aan [verdachte rechtspersoon 1] B.V. en/of
- ( een) (inkoop)factu(u)r(en) en/of creditnota's van [rechtspersoon 1] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 1] B.V. aan [naam VOF] en/of
- ( een) (verkoop)factu(u)r(en) van [rechtspersoon 1] B.V. en/of van [verdachte rechtspersoon 1] B.V. aan [verdachte rechtspersoon 2] B.V. en/of
- ( een) ander(e) document(en) op naam van [naam VOF] en/of [rechtspersoon 1] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 1] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 2] B.V. en/of (een) andere (rechts)perso(o)n(en),
althans een of meer geschrift(en),
verwerkt en/of doen verwerken,
bestaande de valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid, op/in die (kopieën van) (verkoop- en/of inkoop)facturen en/of creditnota's:
- een onjuist (te weten te laag) aantal geleverde en/of ontvangen dieren is vermeld en/of
- een aantal geleverde en/of ontvangen dieren niet is vermeld en/of
- een onjuist (te weten te laag) aantal geleverde en/of ontvangen (vlees)producten, is vermeld en/of
- een aantal geleverde en/of ontvangen (vlees)producten niet is vermeld en/of
- een onjuiste (te weten te lage) factuurwaarde en/of transactiewaarde is vermeld en/of
- een onjuist (te weten te laag) bedrag is gefactureerd,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
tot het plegen van bovengenoemde strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 april 2016 te Utrecht en/of Breukelen en/of Everdingen, gemeente Vianen, en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal:
de (bedrijfs)administratie(s) van [rechtspersoon 1] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 1] B.V. en/of [holding] B.V.,
- zijnde die bedrijfsadministratie(s) (telkens) een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen,
hebbende dat valselijk opmaken en/of vervalsen van die (bedrijfs)administratie(s) (telkens) hierin bestaan dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in die (bedrijfs)administratie(s) opzettelijk een of meer na te noemen (kopieën van) valse/vervalste factu(u)r(en) en/of creditnota's, te weten:
- ( een) (verkoop)factu(u)r(en) van [naam VOF] aan [rechtspersoon 1] B.V. en/of aan [verdachte rechtspersoon 1] B.V. en/of
- ( een) (inkoop)factu(u)r(en) en/of creditnota's van [rechtspersoon 1] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 1] B.V. aan [naam VOF] en/of
- ( een) (verkoop)factu(u)r(en) van [rechtspersoon 1] B.V. en/of van [verdachte rechtspersoon 1] B.V. aan [verdachte rechtspersoon 2] B.V. en/of
- ( een) ander(e) document(en) op naam van [naam VOF] en/of [rechtspersoon 1] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 1] B.V. en/of [verdachte rechtspersoon 2] B.V. en/of (een) andere (rechts)perso(o)n(en),
althans een of meer geschrift(en),
verwerkt en/of doen verwerken,
bestaande de valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid, op/in die (kopieën van) (verkoop- en/of inkoop)facturen en/of creditnota's:
- een onjuist (te weten te laag) aantal geleverde en/of ontvangen dieren is vermeld en/of
- een aantal geleverde en/of ontvangen dieren niet is vermeld en/of
- een onjuist (te weten te laag) aantal geleverde en/of ontvangen (vlees)producten, is vermeld en/of
- een aantal geleverde en/of ontvangen (vlees)producten niet is vermeld en/of
- een onjuiste (te weten te lage) factuurwaarde en/of transactiewaarde is vermeld en/of
- een onjuist (te weten te laag) bedrag is gefactureerd,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Overweging omtrent vrijspraak

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en heeft gevorderd dat de verdachte daarvoor zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van
16 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daartoe heeft hij onder meer aangevoerd dat de getuige [getuige] heeft verklaard dat zowel de verdachte [verdachte 2] ( [verdachte 2] ) als de verdachte [verdachte 1] ( [verdachte 1] ) contactpersonen waren bij [rechtspersoon 1] en dat hij facturen ontving van de verdachte [verdachte 1] .
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Zij heeft betoogd dat de verdachte niet als feitelijk leidinggever kan worden aangemerkt nu hij niet betrokken was bij de in- en verkoopafdeling van [rechtspersoon 1] B.V. (hierna: [rechtspersoon 1] ) en hij bij [verdachte rechtspersoon 1] B.V. (hierna: [verdachte rechtspersoon 1] ) helemaal geen betrokkenheid had. [verdachte rechtspersoon 1] was geen voortzetting van [rechtspersoon 1] .
Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat er geen sprake is van valse facturen en evenmin van een valse bedrijfsadministratie.
Overwegingen van het hof
De verdachte wordt verweten dat hij, primair, feitelijke leiding heeft gegeven aan het opmaken van een valse bedrijfsadministratie bij [rechtspersoon 1] en [verdachte rechtspersoon 1] , dan wel subsidiair zich als medepleger daaraan schuldig heeft gemaakt.
Uit het onderzoek is gebleken dat zowel bij [rechtspersoon 1] als [verdachte rechtspersoon 1] te weinig in- en verkoop is gefactureerd.
De verdachte [verdachte 1] was enig aandeelhouder en bestuurder van [rechtspersoon 1] . Zowel [verdachte 2] als [verdachte 1] hebben verklaard dat [verdachte 2] binnen [rechtspersoon 1] verantwoordelijk was voor de commerciële kant, te weten de in- en verkoop en dat [verdachte 1] zich alleen met het slachten bezighield. [verdachte 2] wordt gezien bij [verdachte rechtspersoon 2] , een van de afnemers van vlees van [rechtspersoon 1] , en getuigen verklaren dat zij met [verdachte 2] te maken hadden. Alleen de getuige [getuige] heeft verklaard dat hij zowel met [verdachte 2] als met [verdachte 1] te maken had. [getuige] heeft daarentegen ook verklaard dat [verdachte 2] zijn contactpersoon was en dat [verdachte 1] hem altijd doorverwees naar [verdachte 2] . Het hof acht deze, niet eenduidige, verklaring van [getuige] onvoldoende om te komen tot wetenschap van de verdachte van de onjuiste bedrijfsadministratie. Nader onderzoek naar de betrokkenheid bij en wetenschap van de verdachte over verboden gedragingen van [rechtspersoon 1] , ontbreekt. Enkel zijn formele positie binnen [rechtspersoon 1] is, gelet op de taakverdeling tussen [verdachte 2] en de verdachte, niet voldoende. Dat de in- en verkoop in 2013 is meegegaan met [verdachte 2] naar [verdachte rechtspersoon 1] , waarvan [verdachte 2] enig aandeelhouder en bestuurder was, bevestigt deze taakverdeling. Niet is gebleken van enige betrokkenheid van de verdachte bij [verdachte rechtspersoon 1] . Het hof ziet daarom onvoldoende bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de verboden gedragingen binnen [rechtspersoon 1] en/of [verdachte rechtspersoon 1] (Holding) en gehouden was in te grijpen.
Het hof acht gelet hierop het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. P. Greve en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 november 2024.
mr. P. Greve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Kamerstukken