In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 14 december 2022 was gewezen. De verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1984, werd beschuldigd van het niet naleven van de Leerplichtwet 1969, doordat zij als gezagsdrager niet heeft gezorgd voor het regelmatig bezoek van haar dochter, [naam 1], geboren op [geboortedag 2] 2005, aan school. De tenlastelegging betrof de periode van 31 augustus 2021 tot en met 4 april 2022, waarin de jongere verzuimd heeft. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet aan haar verplichtingen heeft voldaan en heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een geldboete van € 250,00 of 5 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. In hoger beroep heeft het hof de straf opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een voorwaardelijke straf, gezien de ernst van de zaak en het gebrek aan verantwoordelijkheid van de verdachte. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 250,00 en 5 dagen hechtenis, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De beslissing is genomen in het belang van het kind, waarbij het hof benadrukt dat de verplichtingen van ouders onder de Leerplichtwet essentieel zijn voor het welzijn van hun kinderen.