ECLI:NL:GHAMS:2024:3092

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
23-000873-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van een tas met inhoud te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 17 maart 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1992 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis waarin hij was veroordeeld voor diefstal. De tenlastelegging betrof de diefstal van een tas met inhoud op 5 maart 2022 te Amsterdam, die toebehoorde aan een slachtoffer dat in een kwetsbare positie verkeerde. Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 oktober 2024 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat de verdachte niet het oogmerk had om de tas toe te eigenen, maar deze enkel wilde beschermen tegen diefstal. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte wel degelijk het oogmerk had om de tas wederrechtelijk toe te eigenen, en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, rekening houdend met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000873-22
datum uitspraak: 17 oktober 2024
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2022 in de strafzaak onder parketnummer
13-055125-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1992,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 maart 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een tas (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een andere bewijsoverweging, deels andere bewijsmiddelen en een andere strafoplegging, zodat een partiële bevestiging van het vonnis een te onoverzichtelijk samenstel van beslissingen zou opleveren.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft verzocht om de verdachte vrij te spreken, omdat de verdachte – zo begrijpt het hof het verweer – niet het oogmerk had om zich de tas toe te eigenen. De verdachte heeft verklaard dat hij de aangever wilde helpen en voor hem een ambulance is gaan bellen. De verdachte is toen een stukje weggelopen en heeft de tas van de aangever daarbij meegenomen zodat deze niet gestolen zou worden. Dit alles blijkt ook uit de camerabeelden. Dat deze beelden er niet meer zijn, moet in het voordeel van de verdachte uitvallen.
Het hof overweegt als volgt.
Het verweer van de raadsvrouw vindt zijn weerlegging in de door het hof gebruikte bewijsmiddelen. Kijkend naar de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen van de verdachte – zoals die blijkt uit de bevindingen van de buitengewoon opsporingsambtenaar van de NS – heeft de verdachte wel degelijk het oogmerk gehad om zich de tas van de aangever wederrechtelijk toe te eigenen. Er geen enkele reden voor de verdachte om weg te lopen bij de aangever richting de uitgang om het - door hem gestelde maar niet uit voornoemde bevindingen gebleken - telefoongesprek met de ambulance te voeren. Dat laat zich niet rijmen met de verklaring van de verdachte dat hij juist bang was dat spullen van de aangever gestolen zouden worden. Dat de camerabeelden niet meer beschikbaar zijn, doet aan het voorgaande niet af.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 maart 2022 te Amsterdam een tas (met inhoud) die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Een proces-verbaal van aangifte van 6 maart 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 4 t/m 7)Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 maart 2022 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer]:
Ik doe aangifte van de diefstal van mijn laptoptas. In de laptoptas zaten twee laptops met de bijbehorende muizen en oplaadsnoeren en een headset. De diefstal heeft plaatsgevonden op 5 maart 2022 in Amsterdam.
Een proces-verbaal van bevindingen van 5 maart [het hof begrijpt: 2022], in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde buitengewoon opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 8 en 9).Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de bevindingen van de verbalisant:
Op 5 maart 2022 was ik werkzaam als medewerker Veiligheid & Service in uniform van de N.V. Nederlandse Spoorwegen op Amsterdam Centraal Station. Ik zag daar een man zitten. Deze man was in een kennelijke staat van dronkenschap. Ik zag omstreeks 01.45 uur dat er een man naast hem ging zitten op het bankje. Ik zag dat de man die naast hem zat om zich heen zat te kijken. Ik zag dat de man die naast de beschonken man zat de tas pakte van de beschonken man en op zijn rug deed en wegliep van het bankje. Ik zag dat hij nog snel een aantal keer snel over zijn schouder achterom keek en richting de uitgang centrum zijde liep. Ik pakte de man die de tas ontvreemde vervolgens vast.
Een proces-verbaal van bevindingen van 5 maart 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 10 en 11).Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de bevindingen van de verbalisanten:
Op 5 maart 2022 omstreeks 01.50 uur kregen wij de melding om te gaan naar het Centraal Station. Daar heeft Veiligheid & Service van NS een man staande gehouden. Zij hebben gezien dat een man een tas had weggenomen bij een andere man. Deze staande gehouden man bleek te zijn: [verdachte], [geboortedag] 1992 te [geboorteland]. Wij hebben [verdachte] aangehouden voor diefstal van de tas.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij de vordering van de advocaat-generaal.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een tas met inhoud. Hiermee heeft hij een inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van het slachtoffer en misbruik gemaakt van diens kwetsbare positie, nu het slachtoffer dronken en slecht aanspreekbaar was. De verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin.
Uit het strafblad van de verdachte van 17 september 2024 blijkt dat hij eerder onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld voor diverse vermogensdelicten. Deze eerdere veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om nogmaals een soortgelijk feit te plegen. Het hof houdt hier bij de strafoplegging in voor de verdachte nadelige zin rekening mee.
Verder heeft hof ook gekeken naar het voor het bewezenverklaarde geldende LOVS-oriëntatiepunt.
Gelet op het voorgaande kan het feit niet anders worden afgedaan dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en acht het hof de door de politierechter opgelegde straf in beginsel passend.
Evenwel houdt het hof bij de strafoplegging ook rekening met de straffen die de verdachte ná het plegen van het bewezenverklaarde feit zijn opgelegd, gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, zodat het hof de door de advocaat-generaal gevorderde straf uiteindelijk passend en geboden acht.
Het hof zal aan de verdachte dus een gevangenisstraf voor de duur van zes weken met aftrek van voorarrest opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING:

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. M.L.M. van der Voet en mr. D. Greven, in tegenwoordigheid van
mr. M.C. de Rade, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 oktober 2024.
mr. D. Greven en mr. M.C. de Rade zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]