ECLI:NL:GHAMS:2024:3091

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
23-000745-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren op 5 maart 1999, was aangeklaagd voor het medeplegen van diefstal van een portemonnee met inhoud op 5 maart 2023 te Amsterdam. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf weken. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een gevangenisstraf van twee maanden. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte samen met een medeverdachte de diefstal had gepleegd door gebruik te maken van een afleidingsmanoeuvre, ook wel bekend als een 'voetbaltruc'. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van acht weken, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte, een zwaardere straf rechtvaardigden. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. Tevens werd bepaald dat een in beslag genomen geldbedrag van € 305,15 aan de verdachte moest worden teruggegeven, omdat er geen verband was aangetoond met het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000745-23
datum uitspraak: 17 oktober 2024
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 maart 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-063778-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag 1] 1999,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 maart 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij op of omstreeks 5 maart 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde], in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte] toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 5 maart 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- op de uitkijk te staan en/of diverse passanten in de gaten te houden en/of (vervolgens)
- naar die [benadeelde] toe te lopen en/of
- een portemonnee (met inhoud) van die [medeverdachte] aan te nemen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
primairtenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 maart 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een portemonnee (met inhoud), die aan [benadeelde] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

-
Een proces-verbaal van aangifte van 5 maart 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 10 en 11).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van
[benadeelde]:
Ik doe aangifte van diefstal van mijn portemonnee. Deze diefstal heeft plaatsgevonden op 5 maart 2023 op de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam. Omstreeks 02.00 uur kwam ik erachter dat ik mijn portemonnee kwijt was. Ik werd aangesproken door twee politieagenten die mij vertelden dat mijn portemonnee net was gestolen. Ik had € 700,00 in mijn portemonnee.
-
Een proces-verbaal van bevindingen van 5 maart 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 12 en 13).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Op 5 maart 2023 tussen 01.47 uur en 02.00 uur bevond ik mij in de plotruimte. Ik had middels camera 54 zicht op twee personen. Ik was door een fietspost op deze personen geattendeerd omdat ze gedrag vertoonden dat hoorde bij zakkenrollers. Deze twee personen bleken later genaamd:
[verdachte] , geboren op [geboortedag 1]-1999 en
[medeverdachte]., geboren op [geboortedag 2]-1967
[medeverdachte] droeg een lange jas en had een zwarte muts op zijn hoofd.
[verdachte] droeg een blauwe jas en had zijn haar in een knotje.
Ik zag middels camera 049 dat [medeverdachte] en [verdachte] liepen in de richting van de Oudezijds Achterburgwal. Ik zag dat [medeverdachte] een dronken man vastpakte en hem probeerde af te leiden met een voetbaltruc.
Ik zag met camera 49 dat [medeverdachte] en Aiachalen naar een andere man liepen. Dit is de man die later slachtoffer is geworden en aangifte heeft gedaan. Ik zag dat [medeverdachte] het borstvakje van de jas van de aangever opende en hier iets uit haalde. Ik heb mijn bevindingen en signalement van [medeverdachte] en [verdachte] gedeeld met politieposten op straat met het verzoek om hen aan te houden ter zake zakkenrollerij. Ik zag dat [medeverdachte] het weggenomen goed snel overhandigde aan [verdachte]. Hierop liep [verdachte] snel weg en stopte het weggenomen snel weg in zijn broekzak. Na deze actie liepen [medeverdachte] en [verdachte] snel weg door de Stoofsteeg.
Ik zag middels camera 055 dat [medeverdachte] het weggenomen voorwerp weer in zijn handen had en dat hij iets uit dit voorwerp haalde. Dit leek op briefgeld. Ik zag dat hij het verwijderde goed (mogelijk briefgeld) in zijn jaszak stopte.
Na een korte achtervolging zijn [medeverdachte] en [verdachte] aangehouden.
-
Eigen waarneming van het hof van de zich in het dossier bevindende camerabeelden (die deels zijn getoond op de terechtzitting in hoger beroep van 3 oktober 2024).
Op deze beelden heeft het hof het volgende waargenomen:
054_OZ Achterb.wal _Oude Doelenstr_Oude Hoogstr-2023-03-05
01:57 – 06:00: de verdachte staat samen met medeverdachte [medeverdachte] op de brug over de Oudezijds Achterburgwal. Ze praten met elkaar en houden de omgeving in de gaten.
06:00: de verdachten lopen samen de Oudezijds Achterburgwal op.
06:29: de verdachte slaat een arm om een persoon met een zwart t-shirt. Deze persoon slaat ook een arm om de verdachte.
06:30: de verdachte trekt zijn arm weer terug, waarna de persoon met het zwarte t-shirt hetzelfde doet.
06:35: de medeverdachte [medeverdachte] doet een voetbaltruc bij de persoon met het zwarte t-shirt.
049_OZ. Achterburgwal_Stoofstg-2023-03-05
00:38: de medeverdachte [medeverdachte] doet de hiervoor beschreven voetbaltruc bij de persoon met het zwarte t-shirt. De verdachte loopt een paar passen door maar blijft kijken naar de medeverdachte en de persoon met het zwarte t-shirt.
00:47: de verdachte loopt langzaam verder.
00:50: de medeverdachte doet nogmaals de voetbaltruc bij de persoon met het zwarte t-shirt. De verdachte kijkt meermaals om naar de medeverdachte en de persoon met het zwarte t-shirt.
01:10: de medeverdachte houdt de persoon met het zwarte t-shirt bij zijn pols vast en laat hem uiteindelijk los. De verdachte staat op enige afstand en kijkt hiernaar. De medeverdachte loopt richting de verdachte.
01:35: de medeverdachte spreekt een persoon met een lichtkleurig petje aan [het hof begrijpt aangever [benadeelde]]. De verdachte staat op enkele meters afstand te kijken en houdt de omgeving in de gaten.
01:52: de medeverdachte doet een voetbaltruc bij [benadeelde]. De medeverdachte doet daarbij de rits van een borstzak open, pakt daaruit een voorwerp en neemt dat vervolgens in zijn linkerhand.
02:05: de verdachte loopt naar de medeverdachte en [benadeelde] toe en gaat dichtbij de medeverdachte staan.
02:10: de verdachte draait zich weer weg van de medeverdachte en heeft dan een voorwerp in zijn rechterhand. De medeverdachte heeft op dat moment niets meer in zijn handen.
02:14: de verdachten lopen beiden weg van [benadeelde]. Tijdens het lopen stopt de verdachte het voorwerp onder/in zijn kleding.
02:36: de verdachten lopen samen de Stoofsteeg in. De verdachte kijkt meerdere keren achterom.
-
Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming (doorgenummerde pagina’s 54 en 55).
Deze kennisgeving houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Aangetroffen op 5 maart 2023 tijdens de insluitingsfouillering bij de medeverdachte [medeverdachte]: geld, 14 x € 50,00.
-
Een geschrift, zijnde een uitleg van de voetbaltruc (doorgenummerde pagina’s 84 t/m 87).
Deze uitleg houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Een voetbaltruc is een listige afleidingstruc, die voorafgaat aan een zakkenrollerij. Het woord voetbal wordt gebruikt omdat de verdachte schoptechnieken tegen het slachtoffer gebruikt.
De verdachte steekt namelijk zijn been tussen de benen van het slachtoffer. Hierna volgt de
daadwerkelijke afleiding. De verdachte schopt namelijk met zijn voet, tegen de benen van het
slachtoffer aan. Door de schoppen tegen het been van het slachtoffer raakt hij afgeleid, overdonderd en gedesoriënteerd. Op datzelfde moment laat de verdachte zijn hand zakken langs de rug naar de jaszak van het slachtoffer. De verdachte probeert dan tijdens het uitdelen van de
schoppen, de portemonnee uit de jaszak te halen van het slachtoffer.
De hiervoor genoemde geschriften worden slechts in samenhang met de inhoud van de andere bewijsmiddelen gebruikt.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander plegen van een diefstal van een portemonnee met inhoud door middel van zakkenrollerij. Daarbij heeft de verdachte samen met zijn medeverdachte in de nachtelijke uren een kennelijk beschonken en daardoor kwetsbare persoon benaderd om hem te bestelen. De manier waarop de verdachte en de medeverdachte te werk zijn gegaan, wijst niet alleen op een nauwe en bewuste samenwerking, maar ook op een geraffineerde werkwijze. Dergelijke delicten brengen voor de slachtoffers naast financiële schade ook onrustgevoelens met zich mee. De verdachte is hieraan totaal voorbijgegaan en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Uit het strafblad van de verdachte van 17 september 2024 blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor diefstal. Deze eerdere veroordeling heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om nogmaals een soortgelijk feit te plegen. Het hof houdt hier bij de strafoplegging in voor de verdachte nadelige zin rekening mee. Uit dit strafblad blijkt ook dat de verdachte ná het plegen van het bewezenverklaarde feit straffen zijn opgelegd. Ook hiermee houdt het hof bij de strafoplegging rekening, gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten slotte heeft hof ook gekeken naar het voor het bewezenverklaarde geldende LOVS-oriëntatiepunt.
Dit alles overziend is het hof van oordeel dat alleen een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf passend en geboden is. Het hof zal aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van acht weken, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Beslag

Het hof is – met de advocaat-generaal – van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen contante geldbedrag van € 305,15 (goednummer: PL1300-2023050703-6309936) aan hem moet worden teruggegeven. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat er een verband bestaat tussen dit geld en het bewezenverklaarde feit.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- € 305,15 euro (goednummer: PL1300-2023050703-6309936).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. M.L.M. van der Voet en mr. D. Greven, in tegenwoordigheid van
mr. M.C. de Rade, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 oktober 2024.
mr. D. Greven en mr. M.C. de Rade zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.