ECLI:NL:GHAMS:2024:309

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
23-002528-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep inzake winkeldiefstallen met gewijzigde strafmaat

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 september 2023. De verdachte, geboren in 1973 en thans gedetineerd, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor het meermalen plegen van winkeldiefstallen in vereniging. Het hof heeft de bewezenverklaring van de diefstallen bevestigd, maar de opgelegde straf gewijzigd. De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan zes winkeldiefstallen in een periode van acht dagen, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid kleding is gestolen. De diefstallen werden op een georganiseerde wijze gepleegd, met een duidelijke rolverdeling tussen de verdachten. Het hof heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eerdere veroordelingen in het buitenland. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf verlaagd naar 8 maanden, met aftrek van voorarrest, en het vonnis van de rechtbank voor het overige bevestigd. Het hof heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, nu de duur van de hechtenis gelijk is aan de opgelegde straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002528-23
datum uitspraak: 7 februari 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 september 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-154308-23 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1973,
thans gedetineerd in [detentieadres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw - naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de straf -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof de strafmotivering vervangt door de onderstaande overweging.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft verzocht om te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen in een periode van acht dagen schuldig gemaakt aan zes winkeldiefstallen, waarbij een grote hoeveelheid kledingstukken is gestolen. Uit de handelwijze van de verdachte en de medeverdachten blijkt een zekere mate van organisatie. De diefstallen werden gepleegd in gelijksoortige kledingwinkels in verschillende steden. Bij de diefstallen hebben de verdachte en de medeverdachten telkens op geraffineerde wijze gehandeld: in veel van de gevallen was er sprake van een duidelijke rolverdeling, waarbij de verdachte steeds kleding verzamelde en deze klaarlegde voor een andere verdachte. De andere verdachte stopte de goederen in een geprepareerde tas en verliet vervolgens de winkel zonder de kleding af te rekenen. De verdachte en de medeverdachten hebben in korte tijd een grote hoeveelheid kleding gestolen, waarbij de winkels aanzienlijke schade hebben geleden. Bij de gevolgen voor de benadeelden hebben zij kennelijk niet stilgestaan. Winkeldiefstallen leveren voor winkeliers veel overlast, schade en ergernis op en hindert hen in de bedrijfsvoering. Ook de maatschappij ondervindt schade van winkeldiefstallen, doordat de kosten die gemoeid zijn met het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen diefstal, uiteindelijk door de consument worden betaald. De verdachte heeft door aldus te handelen er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel ECRIS van 23 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder in Frankrijk onherroepelijk is veroordeeld ter zake diefstal. In dit verband weegt in het nadeel van de verdachte dat de toen opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf haar er kennelijk niet van heeft weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een dergelijk misdrijf.
Gelet op de ernst en hoeveelheid van de feiten kan niet worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft het hof rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Wel ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals toegelicht ter zitting, aanleiding om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de rechtbank in eerste aanleg is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte heeft aangegeven dat haar zoon en ouders in Roemenië medische problemen hebben en daarvoor veel zorg nodig hebben. Het hof acht niet voldoende aannemelijk dat de verdachte onder druk van terugbetaling van een lening voor de medische behandeling van haar zoon tot de diefstallen is gedwongen of aangezet, en betrekt dat dan ook niet bij de strafmaat. De verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep spijt betuigd en aangegeven enorm te zijn geschrokken van haar langdurige detentie – zij heeft niet eerder gevangen gezeten – en na haar vrijlating terug te zullen keren naar haar familie in Roemenië. De verdachte zit inmiddels ruim zeven maanden gedetineerd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijkt wordt aan die van de straf.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.F. Groos, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. M.L.M. van der Voet in tegenwoordigheid van mr. Z. el Wali, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 februari 2024.
=========================================================================
[…]
[…]