ECLI:NL:GHAMS:2024:3074

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
200.320.916/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en tekortkomingen in de uitvoering van de overeenkomst tussen een bouwbedrijf en een sport- en kickboxschool

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Mejiro Gym B.V. en Wijnja Groep B.V. over een aannemingsovereenkomst voor de verbouwing van een sportschool. Mejiro heeft Wijnja in 2020 ingehuurd voor de verbouwing, maar er zijn aanzienlijke tekortkomingen in de uitvoering van de werkzaamheden geconstateerd. Mejiro heeft Wijnja op 25 november 2022 gedagvaard en is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter, die Mejiro had veroordeeld tot betaling van openstaande facturen. Het hof heeft vastgesteld dat Wijnja tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, met name in de aanleg van de vloer en de afwatering van de douches. Het hof oordeelt dat Mejiro niet gerechtigd was om de overeenkomst te ontbinden, omdat zij eerder een omzettingsverklaring had afgegeven. Het hof heeft de vorderingen van Mejiro en Wijnja beoordeeld en uiteindelijk beslist dat Mejiro een bedrag van € 6.509,28 aan Wijnja moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is Wijnja veroordeeld tot terugbetaling van het door Mejiro te veel betaalde bedrag, met rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.320.916/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 9709277 CV EXPL 22-3026
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 november 2024
in de zaak van
MEJIRO GYM B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. H.M. Punt te Amsterdam,
tegen
WIJNJA GROEP B.V.,
gevestigd in Tricht,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.M. Uijttewaal te Tiel.
Partijen worden hierna Mejiro en Wijnja genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

Mejiro is bij dagvaarding van 25 november 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 26 augustus 2022 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Wijnja als eiseres en Mejiro als gedaagde.
Bij tussenarrest van 31 januari 2023 is een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast, die op 12 april 2023 heeft plaatsgevonden. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 10 september 2024 laten toelichten door hun voornoemde advocaten, beiden aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Mejiro heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van Wijnja alsnog zal afwijzen, Wijnja zal veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen Mejiro op grond van het bestreden vonnis aan Wijnja heeft betaald, met rente, met veroordeling van Wijnja in de proceskosten in beide instanties.
Wijnja heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van Mejiro in de proceskosten in hoger beroep.
Wijnja heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft onder 1.1 tot en met 1.9 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Voor zover in hoger beroep van belang en waar nodig aangevuld met andere onomstreden feiten, zijn die feiten de volgende.
2.1
Wijnja is een bouwbedrijf en Mejiro exploiteert een sport- en kickboxschool. Op 26 mei 2020 zijn partijen een aannemingsovereenkomst (verder: de overeenkomst) aangegaan voor de verbouwing van de sportschool. In de overeenkomst staat onder meer het volgende:
(…)
Geplande datum van aanvang: Nader te bepalen
Geplande datum van oplevering: Nader te bepalen
(…)
Voor een totaal prijs van: € 63.851,23 excl. BTW
€ 77.259,99 incl. BTW
Betalingstermijnen:
10% start werzaamheden
daarna wekelijks een factuur van 10% (paralel lopende aan de uitgave en in oferleg met de opdrachtgever)
10% oplevertermijn
(…)
Ondergetekende heeft de Algemene Voorwaarden van Bouwend Nederland 2013 ontvangen en hiervan kennis genomen. De Algemene Voorwaarden vormen een integraal onderdeel van deze Opdrachtbevestiging. Ondergetekende verklaart zich door ondertekening van deze Opdrachtbevestiging mede akkoord met de inhoud hiervan.
2.2
Bij e-mail van 11 augustus 2020 heeft Mejiro onder meer het volgende aan Wijnja geschreven:
Ook gaat het nog wel een ding worden met de afwatering van de douches, na dit meerdere keren aan gegeven te hebben. Hebben we hier nog niks concreets over bedacht, terwijl het toch heel belangrijk is. Op 22 Augustus is de opening, er moet nog heel wat gebeuren even de schouders er onder.
2.3
In een e-mail van 17 augustus 2020 heeft Mejiro onder meer het volgende aan Wijnja geschreven:
We hebben een paar weken geleden besloten dat we de opening zouden doen op de 22ste van augustus, maar omdat het allemaal stil ligt en vastloop vraag ik me af hoe we de opening gaan doen.
2.4
In een e-mail van 21 augustus 2020 heeft Mejiro onder meer het volgende aan Wijnja geschreven:
We lopen zo ver achter omdat er ook heel lang niks is gebeurd, aan het begin liep alles vlekkeloos. De laatste tijd niet, het is dat er deze week een inhaalslag is geweest. Maar alsnog ben ik niet tevreden. (…) Er zijn nog zo veel dingen wat moet gebeuren, de afwatering van de douches is niet goed. En dat wisten we, jij hebt er voor gekozen om het er toch doorheen te duwen. Daar hebben we nu problemen van.
2.5
In een e-mail van 25 september 2020 heeft Mejiro aan Wijnja meegedeeld dat zij haar betalingsverplichtingen opschort totdat de niet deugdelijk uitgevoerde werkzaamheden door Wijnja zijn hersteld en - wat betreft de laatste termijn - oplevering heeft plaatsgevonden.
2.6
In opdracht van Mejiro heeft Woningkeur Groep in september 2020 onderzoek gedaan naar de stand van de werkzaamheden. Woningkeur Groep heeft in een door haar opgestelde rapportage geconstateerd dat er meerdere gebreken waren.
2.7
Partijen hebben in een e-mailwisseling van 12 en 13 november 2020 vastgelegd welke werkzaamheden nog door Wijnja moesten worden verricht. In deze e-mail-wisseling staat verder onder meer het volgende:
[Mejiro:]
Jullie hebben de tijd om alles af te werken tot 29-11-2020. Op 30-11-2020 is de sportschool weer open. Is op 30-11-2020 niet alles afgerond of na behoren uitgevoerd dan zijn wij genoodzaakt om de werkzaamheden door iemand anders te laten uitvoeren. Dan zullen wij de kosten plus de misgelopen omzet verrekenen met de openstaande facturen. (…) Als alles is afgewerkt en alles naar behoren is uitgevoerd zullen wij de oplevertermijn van 7.798,26 betalen.
[Wijnja:]
Bij oplevering zal het opleveringstermijn voldaan worden en gaat er een onderhoudstermijn in van 30 dagen, daarna valt het onder het garantie termijn. Dat is wettelijk zo voorgeschreven met onze algemene voorwaarden die van toepassing zijn. Daar zal ik dan ook niet vanaf wijken.
[Mejiro:]
Akkoord
(…)
[Mejiro:]
2. Lakken wanden circa € 1200,- delen [A] , [B] en [C] . Het kan zijn dat deze post één derde minder wordt ivm. minder arbeid.
[Wijnja:]
klopt
[Mejiro:]
3. Kosten voor de mat (…). Hier ontvang ik graag nog een specificatie van.
[Wijnja:]
kom ik op terug
4. matomranding en deurmat komen er nog bij.
[Mejiro:]
Graag de kosten nog
2.8
In een e-mail van 1 december 2020 heeft Mejiro onder meer het volgende aan Wijnja geschreven:
Ik snap dat iedereen echt ze best heeft gedaan, maar we hebben de deadline van 30-11-2020 niet gehaald.
De vloer is jammer genoeg niet gelukt wat er fout is gegaan is moeilijk te zeggen. Ook zijn er nog een paar andere punten (…).
We hebben geen oplevering gedaan en de werkzaamheden zijn niet geslaagd daarom zal ik ook niet tot betaling over gaan van de openstaande facturen. (…)
2.9
Bij e-mail van 23 december 2020 heeft Mejiro het volgende aan Wijnja geschreven:
Na onze telefonische gesprekken zijn we tot de conclusie gekomen dat we de vloer door een ander bedrijf laten uitvoeren. Ik heb de offerte bijgevoegd. In de tweede week van januari kunnen ze aan de slag. Ik denk dat het ook slim is dat we volgende week nog even proberen af te spreken. Er zijn toch nog wat punten wat die gedaan moeten worden.
2.1
In de periode tussen 23 december 2020 en 20 maart 2021 hebben Mejiro en Wijnja nader overleg gevoerd over de afronding door Wijnja van de werkzaamheden. Dit overleg heeft niet geresulteerd in voltooiing van de overeengekomen werkzaamheden.
2.11
In een e-mail van 2 juni 2021 heeft Wijnja gevraagd om een afspraak om het werk af te sluiten. In reactie hier heeft Mejiro op 3 juni 2021 aan Wijnja geschreven:
(…) Ja eindelijk mogen we weer open werd tijd. Over de afronding ik ben zelf aan de slag gegaan en heb nu bijna alles af. (…)
Op 4 juni 2021 heeft Wijnja teruggeschreven:
(…) Dan zal ik de eindfactuur op gaan maken, er staat nog een rekening open en het laatste termijn moet nog verstuurd worden. De nieuwe vloer zal ik in mindering brengen op de eindfactuur dat betekent dat de openstaande factuur per omgaande betaald kan worden. (…)
Daarop heeft Mejiro dezelfde dag als volgt gereageerd:
(…) Ik hoopte dat je zelf wel zal begrijpen dat ik dat niet ga betalen. Ik heb zelf nog veel meer kosten gemaakt dan alleen de vloer. En het werk is nooit helemaal opgeleverd het is nooit af geweest. Dus hoop dat je dat zelf ook inziet, ik heb geen zin om hier nog veel tijd aan de besteden. (…)
2.12
Bij brief van 30 oktober 2021 heeft Wijnja het volgende overzicht van openstaande facturen aan Mejiro gestuurd:
Factuurnummer
Factuurdatum
Factuurbedrag (…)
Nog openstaand (…)
2020097
27-07-2020
7.798,26 (…)
7.798,26 (…)
2021084
03-08-2021
7.798,22 (…)
7.798,22 (…)
2021085
03-08-2021
-1.052,76 (…)
-1.052,76 (…)
Mejiro heeft de openstaande bedragen niet betaald, ook niet nadat de gemachtigde van Wijnja haar daartoe op 9 november 2021, 23 december 2021 en 12 januari 2022 heeft gesommeerd.
2.13
Een eindoplevering heeft niet plaatsgevonden.

3.Eerste aanleg

3.1
Wijnja heeft in eerste aanleg, samengevat, gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Mejiro te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 15.763,38, te vermeerderen met rente, en de proceskosten. Wijnja heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat Mejiro is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting om twee openstaande facturen te betalen.
3.2
De kantonrechter heeft bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Mejiro veroordeeld tot betaling aan Wijnja van een bedrag van € 14.583,72, te vermeerderen met rente, met veroordeling van Mejiro in de proceskosten. Deze beslissing berust, kort samengevat, op de volgende overwegingen. Het beroep van Mejiro op buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst treft geen doel omdat Mejiro niet voldoende duidelijk heeft gemaakt welke tekortkomingen van Wijnja aan die ontbinding ten grondslag liggen en evenmin duidelijk is of die tekortkomingen betrekking hadden op de hoofdopdracht of op het meerwerk. Het verrekeningsverweer van Mejiro slaagt niet omdat de hoogte van de vorderingen die Mejiro in verrekening wil brengen, niet voldoende vast staat. Mejiro is daarom gehouden om het bedrag van twee openstaande facturen van Wijnja te betalen, verminderd met het bedrag van een creditfactuur.

4.Beoordeling

4.1
Mejiro heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd. Met
grief 1betoogt zij dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat zij niet gerechtigd was om op 4 juni 2021 de overeenkomst partieel te ontbinden.
4.2
Het hof stelt voorop dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas wanneer de schuldenaar in verzuim is.
Tekortkoming
4.3
Partijen zijn het erover eens dat Wijnja er niet in is geslaagd om een deugdelijke vloer in de sportschool te leggen, terwijl Wijnja daartoe op grond van de overeenkomst wel gehouden was. Anders dan de rechtbank acht het hof in dit verband niet van belang of de vloer tot de “hoofdopdracht” behoorde. Daarnaast is door Mejiro onder overlegging van bewijsstukken gesteld en door Wijnja niet of onvoldoende gemotiveerd betwist dat de door Wijnja aangelegde vloeren van de doucheruimtes te weinig afschot hadden. Daarmee staat vast dat Wijnja is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen.
Fatale datum, verzuim
4.4
Mejiro heeft aangevoerd dat Wijnja op de voet van artikel 6:83 sub a BW in verzuim is geraakt doordat zij een voor voldoening bepaalde termijn heeft laten verstrijken zonder haar verplichtingen na te komen. Mejiro betoogt dat partijen zijn overeengekomen dat Wijnja de overeengekomen werkzaamheden voor 22 augustus 2020 moest afronden. Het hof volgt Mejiro niet in dat standpunt. Uit de hiervoor onder 2.2 tot en met 2.4 geciteerde correspondentie volgt weliswaar dat Mejiro naar een oplevering voor 22 augustus 2020 probeerde toe te werken, maar uit die correspondentie volgt niet dat deze datum tussen partijen het karakter van een fatale termijn had. Anders dan Mejiro betoogt, is een fatale termijn ook niet te destilleren uit het in de overeenkomst beschreven factureringsschema. Uit dat factureringsschema kan mogelijk worden afgeleid dat partijen bij aanvang van hun samenwerking een bepaalde doorlooptijd voor ogen hebben gehad, maar dat betekent nog niet dat het einde van die periode als fatale termijn moet worden begrepen, te minder omdat in de overeenkomst staat dat de datum van oplevering nog nader moest worden bepaald.
4.5
Het hof stelt vast dat partijen in hun mailwisseling van 12 en 13 november 2020 wel een uiterlijke opleverdatum zijn overeengekomen, namelijk 30 november 2020. Dat deze datum tussen partijen als een fatale termijn gold, volgt uit de onder 2.7 genoemde e-mails en is ter zitting ook door Wijnja erkend.
Omzetting in plaats van ontbinding
4.6
Hiervoor is overwogen dat Wijnja is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen. Omdat die tekortkomingen op 30 november 2020 niet door Wijnja waren weggenomen, is het verzuim van Wijnja op grond van artikel 6:83 sub a BW ingetreden per 1 december 2020. Op 12 november 2020 heeft Mejiro echter het volgende aan Wijnja geschreven:
Jullie hebben de tijd om alles af te werken tot 29-11-2020. Op 30-11-2020 is de sportschool weer open. Is op 30-11-2020 niet alles afgerond of na behoren uitgevoerd dan zijn wij genoodzaakt om de werkzaamheden door iemand anders te laten uitvoeren. Dan zullen wij de kosten plus de misgelopen omzet verrekenen met de openstaande facturen. (…)
Met deze e-mail heeft Mejiro bij voorbaat aan Wijnja te kennen gegeven dat, als de overeengekomen werkzaamheden op 30 november 2020 nog niet (deugdelijk) zouden zijn uitgevoerd, zij niet langer prijs stelde op nakoming, maar in plaats daarvan vervangende schadevergoeding zou verlangen. Deze mededeling kan niet anders worden begrepen dan als een omzettingsverklaring in de zin van artikel 6:87 lid 1 BW. De omzettingsverklaring heeft uiteindelijk eerst eind maart 2021 haar werking gekregen omdat partijen na 30 november 2020 nog enige tijd zijn blijven overleggen over het alsnog uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden. Uit het feit dat partijen nog enige tijd met elkaar over de nakoming hebben overlegd, kan overigens niet worden afgeleid dat Mejiro afstand deed van de eerder afgesproken uiterste opleveringsdatum en het fatale karakter daarvan. Toen eind maart 2021 uit het uitblijven van een verdere reactie van Mejiro duidelijk werd dat Mejiro geen prijs meer stelde op nakoming, zijn de verplichtingen van Wijnja feitelijk omgezet in een verplichting tot het betalen van vervangende schadevergoeding. Deze omzetting sluit een latere ontbinding van de overeenkomst in beginsel uit. Uit de eisen van redelijkheid en billijkheid kan onder omstandigheden voortvloeien dat een schuldeiser toch kan terugkomen van zijn keuze voor omzetting, maar gesteld noch gebleken is dat dergelijke omstandigheden zich in dit geval hebben voorgedaan. Mejiro was op 4 juni 2021 dus niet gerechtigd de overeenkomst (geheel of gedeeltelijk) te ontbinden. Grief 1 slaagt niet.
Verschuldigdheid facturen Wijnja
4.7
Met
grief 2betoogt Mejiro allereerst dat Wijnja geen aanspraak kan maken op betaling van de negende en tiende deeltermijn van de aanneemsom. Mejiro voert aan dat de overeenkomst bepaalt dat de facturering van de tweede tot en met de negende deelfactuur in overleg zou geschieden. Omdat overleg over de negende deeltermijn niet heeft plaatsgevonden, was Wijnja volgens Mejiro nog niet gerechtigd de negende deeltermijn te factureren. Ten aanzien van de tiende deeltermijn voert Mejiro aan dat zij haar verplichting tot betaling van deze deeltermijn mocht opschorten totdat oplevering had plaatsgevonden. Omdat oplevering nooit heeft plaatsgevonden, kan Wijnja geen aanspraak maken op betaling van de tiende deeltermijn, aldus Wijnja.
4.8
Het hof volgt Mejiro niet in haar betoog. Als gevolg van de onder 4.6 besproken omzetting zijn de oorspronkelijke uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen van Wijnja omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Van haar verplichtingen tot het voeren van overleg en de oplevering van de werkzaamheden kan daarom niet langer nakoming worden gevorderd, zodat Mejiro niet meer kan vasthouden aan opschorting van haar eigen (betalings)verplichtingen tot het moment waarop Wijnja die verplichtingen is nagekomen. Omdat de betalingsverplichtingen van Mejiro niet worden beïnvloed door haar omzettingsverklaring, geldt als uitgangspunt dat de openstaande facturen van Wijnja door Mejiro moeten worden voldaan, behoudens hetgeen hierna wordt overwogen.
Meerwerk
4.9
Mejiro voert aan dat Wijnja ten onrechte een bedrag van € 3.289,95 aan meerwerk bij haar in rekening heeft gebracht. Zij wijst allereerst op de afspraak dat de kosten voor het lakken van de wanden van de sportschool, ter grootte van € 1.200,00, zouden worden gedeeld door Mejiro, Wijnja en Studio [studio] . Wijnja heeft niettemin een bedrag van € 800,00 bij Mejiro in rekening gebracht. Wijnja heeft erop gewezen dat Studio [studio] haar bijdrage van € 400,00 rechtstreeks aan Mejiro heeft betaald. Doordat Wijnja vervolgens € 800,00 aan Mejiro heeft gefactureerd, heeft Mejiro per saldo het afgesproken 1/3e deel van de kosten voor het lakken van de wanden voor haar rekening genomen. Mejiro heeft dit alles niet betwist, zodat haar betoog op dit punt geen succes heeft. De grief heeft evenmin succes voor zover Mejiro aanvoert dat Wijnja nog bij haar zou terugkomen op de geschatte kosten voor de mat, de matomranding en de deurmat. Mejiro heeft niet uitgelegd waarom het niet ontvangen van deze prijsopgaven, wat daarvan verder ook zij, eraan in de weg staat dat Wijnja voor het leveren en plaatsen van deze materialen een vergoeding in rekening kon brengen.
4.1
Mejiro heeft verder aangevoerd dat Wijnja niet gerechtigd was om in verband met stucwerk een extra bedrag van € 2.492,54 bij Mejiro in rekening te brengen. Dit betoog slaagt. Ter zitting heeft Wijnja bevestigd dat zowel haar offerte als haar factuur van 3 augustus 2021 uitgaat van hetzelfde aantal vierkante meters, namelijk de vierkante meters die volgens een tekening van Studio [studio] moesten worden gestuukt. Wijnja heeft, ook ter zitting, niet kunnen uitleggen waarom zij ten opzichte van het in haar offerte genoemde bedrag toch gerechtigd was om een extra bedrag voor het stucwerk in rekening te brengen. Dat betekent dat op het door Mejiro aan Wijnja verschuldigde bedrag € 2.492,54 in mindering moet worden gebracht.
4.11
Tot slot heeft Mejiro aangevoerd dat Wijnja in verband met de kosten van de nieuwe vloer niet een bedrag van € 5.033,60 maar € 8.840,26 had moeten crediteren, omdat dit het bedrag is dat Newstyle, de leverancier van de nieuwe vloer, bij Mejiro in rekening heeft gebracht. Op de desbetreffende facturen zijn de volgende posten vermeld:
Post Bedrag incl. btw.
1. Gietvloer PU Top Line kleurvast extra sterke variant € 5.033,60
2. Aanbrengen van een vochtscherm € 1.337,05
3. Aanbrengen van plinten incl. monteren en afkitten aan bovenzijde € 1.017,61
4. Gehele douche repareren € 1.452,00
4.12
Wijnja heeft aangevoerd dat zij niet meer dan het genoemde bedrag van € 5.033,60 inclusief btw hoefde te crediteren. Dit bedrag heeft zij in een e-mail aan Mejiro van 19 juni 2021 genoemd en Mejiro heeft daartegen niet geprotesteerd. Dat betoog is onjuist. In reactie op deze e-mail heeft Mejiro op 3 juli 2021 aan Wijnja geschreven:
Ik kom hier van de week concreet op terug, ik ben het er niet mee eens en zal ook nog wat facturen van de vloer insturen. Want er is nog meer werk bijgekomen aangezien je de douches niet goed heb voorbereid voor ze.
Uit deze reactie kon Wijnja niet gerechtvaardigd de conclusie trekken dat Mejiro instemde met het door Wijnja genoemde bedrag. Mejiro was als gevolg van de door haar uitgebrachte omzettingsverklaring gerechtigd tot betaling door Wijnja van vervangende schadevergoeding, op dit punt bestaande in de (werkelijke) kosten van de nieuwe vloer. In het gecrediteerde bedrag zijn niet de kosten van het aansluiten van de vloer op de wanden begrepen. Die kosten bestaan, naar het hof begrijpt, niet noodzakelijkerwijs in de kosten van het aanbrengen van plinten, zoals Newstyle heeft gedaan. Een goedkopere oplossing zoals aansluiting met kitwerk was ook mogelijk geweest. Mejiro heeft recht op vergoeding van de kosten van deze goedkopere oplossing. Omdat partijen het hof onvoldoende aanknopingspunten hebben aangereikt om deze schade te begroten, wordt zij door het hof schattenderwijs vastgesteld op € 500,00 inclusief btw. Daarnaast is toewijsbaar het bedrag van € 1.452,00 inclusief btw voor het in orde maken van de afwatering van de douches (zie hiervoor onder 4.3). Voor het overige heeft het betoog van Mejiro geen succes. Mejiro heeft onvoldoende onderbouwd op welke grond de door Newstyle in rekening gebrachte post 2. tot additionele creditering van Wijnja had moeten leiden.
Verrekening
4.13
Met
grief 3komt Mejiro op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het beroep van Mejiro op verrekening niet slaagt. Zij voert ten eerste aan dat zij op grond van artikel 10 lid 3 van de algemene voorwaarden van Wijnja aanspraak kan maken op een gefixeerde schadevergoeding ter grootte van € 40,00 per werkdag dat Wijnja de overeengekomen bouwtijd heeft overschreden. Deze boete is op grond van artikel 10 lid 4 van de algemene voorwaarden zonder ingebrekestelling verschuldigd. Het totale bedrag aan verschuldigde boetes moet volgens Mejiro worden berekend over de periode tussen 22 augustus 2020 en 4 juni 2021.
4.14
Wijnja betwist niet dat artikel 10 lid 4 van haar algemene voorwaarden van toepassing is. Zij betwist wel dat partijen een uiterlijke opleverdatum zijn overeengekomen en zij voert verder aan dat, als dat anders is, de periode waarover boetes verschuldigd zijn niet doorloopt tot 4 juni 2021.
4.15
Hiervoor is overwogen dat partijen wel een uiterlijke opleverdatum zijn overeengekomen - 30 november 2020 - en dat partijen na het verstrijken van die datum nog enige tijd hebben overlegd over het alsnog uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden. Op 20 maart 2021 heeft Wijnja voor het laatst contact met Mejiro opgenomen om daarover afspraken te maken. Daarop heeft Mejiro niet meer gereageerd, zodat voor partijen eind maart 2021 duidelijk moet zijn geweest dat Mejiro definitief geen prijs meer stelde op door Wijnja uit te voeren werkzaamheden. Vanaf dat moment heeft de omzettingsverklaring van Mejiro haar werking heeft gekregen en kon Mejiro niet langer aanspraak maken op boetes wegens vertraging in de afronding van de werkzaamheden. Wijnja is daarom boetes aan Mejiro verschuldigd over de periode tussen 30 november 2020 en 1 april 2021. In die periode lagen 85 werkdagen, zodat de door Wijnja te betalen boete 85 x € 40,00 = € 3.400,00 bedraagt. Deze vordering kan Mejiro verrekenen met de vordering van Wijnja.
4.16
Mejiro heeft voorts aanspraak gemaakt op verrekening met een vordering tot vergoeding van de schade die zij heeft geleden als gevolg van het feit dat Wijnja de vloer van de sportschool niet goed heeft gelegd en de douchevloer niet goed afwaterde. Mejiro heeft, gelet op het feit dat zij in verband met het niet leggen van de vloer aanspraak kan maken op vervangende schadevergoeding (4.12) en op een gefixeerde vergoeding van de door haar geleden vertragingsschade (4.15), echter onvoldoende onderbouwd welke schade zij op dit punt verder nog heeft geleden.
4.17
Mejiro heeft verder aanspraak gemaakt op (verrekening met) de kosten van Woningkeur Groep, de partij die op verzoek van Mejiro een opleveringskeuring heeft uitgevoerd. De verschuldigdheid van deze kosten, ter grootte van € 229,90, is door Wijnja niet betwist. Zij komen op de voet van artikel 6:96 lid 2 sub b BW voor vergoeding (en op grond van artikel 6:127 BW voor verrekening) in aanmerking.
4.18
Mejiro heeft voorts aangevoerd dat zij het door Wijnja verrichte stucwerk nog moet laten herstellen. Mejiro heeft echter in het geheel niet toegelicht wat de aard en omvang van dit herstelwerk is en waarom dit herstelwerk is terug te voeren op een tekortkoming van Wijnja, zodat Mejiro op dit punt geen (verrekenbare) vordering op Wijnja heeft.
4.19
Ten slotte heeft Mejiro aanspraak gemaakt op (verrekening met een vordering tot) terugbetaling van een door Wijnja gefactureerd bedrag in verband met de vloer en het bamboeplafond omdat deze werkzaamheden niet door Wijnja zouden zijn uitgevoerd. Dit betoog slaagt niet, alleen al omdat het uitgaat van partiële ontbinding van de overeenkomst en deze ontbinding, zoals hiervoor is overwogen, geen doel heeft getroffen.
Recapitulatie
4.2
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is Mejiro aan Wijnja het volgende bedrag verschuldigd:
€ 7.798,26 factuur 2020097
€ 7.798,22 + factuur 2021084
€ 1.052,76 - factuur 2021085
€ 2.492,54 - zie r.o. 4.10
€ 500,00 - zie r.o. 4.12
€ 1.452,00 - zie r.o. 4.12
€ 3.400,00 - zie r.o. 4.15
€ 229,90- zie r.o. 4.17
€ 6.469,28
4.21
Omdat Mejiro geen grieven heeft gericht tegen de beslissingen van de kantonrechter ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten en de rente, wordt het door Mejiro aan Wijnja te betalen bedrag verhoogd met een bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en met wettelijke rente vanaf 10 september 2022.
Slotsom en kosten
4.22
De eerste drie grieven slagen ten dele. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en Mejiro zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 6.509,28, te verhogen met wettelijke rente vanaf 10 september 2022. Bij deze slotsom past het dat de proceskosten in beide instanties worden gecompenseerd in die zin dat partijen ieder de eigen kosten dragen.
Grief 4van Mejiro, die betrekking heeft op de proceskostenveroordeling in eerste aanleg, slaagt dus ook ten dele. Wijnja zal worden veroordeeld tot terugbetaling van het door Mejiro op grond van het vonnis te veel betaalde, zoals gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betaling van dat meerdere.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis,
en opnieuw rechtdoende:
I. veroordeelt Mejiro om aan Wijnja een bedrag van € 6.509,28 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 2022 tot de dag van betaling;
II. compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg aldus dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen;
III. veroordeelt Wijnja tot terugbetaling aan Mejiro van al hetgeen Mejiro ter uitvoering van het bestreden vonnis meer aan Wijnja heeft betaald dan het onder I. genoemde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de betaling tot de dag van terugbetaling;
IV. compenseert de kosten van het geding in hoger beroep aldus dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen;
V. verklaart het arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E. Hinskens- van Neck, J.C.W. Rang en M.J.R. Brons en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 november 2024.