ECLI:NL:GHAMS:2024:3058

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
200.338.446/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de co-ouderschapsregeling en vastlegging van de vakantieregeling voor minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige], die 7 jaar oud is. De rechtbank Amsterdam had eerder een zorgregeling vastgesteld waarbij [minderjarige] om de week bij de ene ouder en de andere week bij de andere ouder verblijft, met extra tijd op donderdag. De moeder is het niet eens met deze regeling en verzoekt om een wijziging naar een weekendregeling, terwijl de vader de huidige regeling wil handhaven en verduidelijken. De moeder heeft zorgen over de veiligheid van [minderjarige] bij de vader, terwijl de vader deze beschuldigingen ontkent. Het hof heeft de zaak op 12 november 2024 behandeld en de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Het hof oordeelt dat de co-ouderschapsregeling in het belang van [minderjarige] is en dat er voldoende ruimte moet zijn voor contact met beide ouders. De verzoeken van de vader om de vakanties en feestdagen te verduidelijken zijn toegewezen, waarbij de ouders elkaar toestemming moeten geven om met [minderjarige] te reizen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en het hof wijst het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.338.446/01
zaaknummer rechtbank: C/13/735097 / FA RK 23-3870
beschikking van de meervoudige kamer van 12 november 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. R.A. van den Heuvel te Rijswijk,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. K.J. de Vaan te Amsterdam.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbende aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] , hierna: [minderjarige] .
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de zorgregeling voor [minderjarige] (7 jaar).
1.2
De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 7 december 2023 (hierna: de bestreden beschikking) een zorgregeling vastgesteld. Daarbij is bepaald dat [minderjarige] – kort gezegd – om de week bij de ene ouder is en de andere week bij de andere ouder. Op de donderdagen is zij uit school tot 20.00 uur bij de ouder waar zij die week niet verblijft. De vakantie- en feestdagen zijn gelijk verdeeld.
De moeder is het daar niet mee eens en wil dat [minderjarige] om de week van vrijdagmiddag tot maandagochtend bij de vader verblijft. De vader is het wel eens met de bestreden beschikking, behalve dat hij de omgangsmomenten op de donderdag wil laten vervallen en de vakantie- en feestdagen duidelijk wil hebben vastgelegd.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 5 maart 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 22 april 2024 een verweerschrift met daarin ook een incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De moeder heeft op 6 juni 2024 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 5 september 2024 met bijlagen;
- een aanvullend verzoek van de zijde van de vader van 8 september 2024 met bijlage;
- een bericht van de zijde van de moeder van 9 september 2024 met bijlage.
2.5
De zitting heeft op 18 september 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door V. Aelbers.
De moeder en de vader zijn tezamen bijgestaan door J.A.M. Bierhoff als tolk in de Portugese taal.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [minderjarige] , geboren [in] 2017, te [plaats B] , Portugal.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad die in 2022 is geëindigd. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .
3.2
De ouders en [minderjarige] hebben de Portugese nationaliteit.
De vader woont sinds januari 2017 in Nederland. De moeder en [minderjarige] wonen sinds oktober 2017 in Nederland.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang, bepaald dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (de zorgregeling) als volgt is:
[minderjarige] is bij de vader in de even weken van maandag na school tot maandag in de volgende week naar school, waarbij [minderjarige] op de donderdag uit school tot 20.00 uur bij de moeder is,
en [minderjarige] is bij de moeder in de oneven weken van maandag na school tot maandag in de volgende week naar school, waarbij [minderjarige] op de donderdag uit school tot 20.00 uur bij de vader is;
[minderjarige] is de helft van de vakantie- en feestdagen bij de vader en de moeder.
4.2
De moeder verzoekt in principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat [minderjarige] bij de vader is: om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school, twee weken in de zomervakantie en in de overige vakanties naast de normale regeling één extra dag. Mocht het hof de zomervakantie bij helfte verdelen, dan verzoekt de moeder subsidiair om de zomervakantieweken om en om bij de ene en de andere ouder te bepalen. Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder haar verzoeken aangevuld en naar het hof begrijpt subsidiair, als het hof de verzoeken van de vader redelijk vindt, verzocht:
- de vakanties van een week om het jaar tussen de ouders te wisselen;
- de feestdagen bestaande uit twee dagen bij helfte te verdelen tussen de ouders, met een overdrachtsmoment tussen de twee feestdagen, en eveneens met een jaarlijkse wisseling;
- op de verjaardag van [minderjarige] halverwege de dag te wisselen.
Met de verzoeken van de vader in incidenteel hoger beroep ten aanzien van Moeder- en Vaderdag en de verjaardagen van de ouders is de moeder het eens.
4.3
De vader verzoekt het principaal hoger beroep van de moeder niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen.
4.4
De vader verzoekt in incidenteel hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, opnieuw rechtdoende te bepalen dat [minderjarige] bij de vader is in de even weken van maandag na school tot maandag in de opvolgende week naar school en bij de moeder in de oneven weken van maandag na school tot maandag in de opvolgende week naar school en als uitwerking van de vakantie- en feestdagenverdeling bij helfte vast te stellen dat [minderjarige] verblijft:
- op haar verjaardag in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
- tijdens de zomervakantie in week één, drie en vier bij de ene ouder en in week twee, vijf en zes bij de andere ouder. Bij welke ouder dit is, hangt af van in welke week de verjaardag van [minderjarige] valt, met dien verstande dat zij in de even jaren haar verjaardag viert bij haar vader en in de oneven jaren bij haar moeder;
- tijdens de kerstvakantie in de even jaren de eerste week en kerstdagen bij de vader, de tweede week en oud en nieuw bij de moeder, in de oneven jaren de eerste week en kerstdagen bij de moeder, de tweede week en oud en nieuw bij de vader;
- op Vaderdag bij de vader, Moederdag bij de moeder;
- op de verjaardag van de ouders bij de desbetreffende ouder;
- de overige vakantie- en feestdagen volgens het reguliere zorgschema.
4.5
De moeder verzoekt in incidenteel hoger beroep de verzoeken van de vader niet-ontvankelijk te verklaren of geheel of gedeeltelijk af te wijzen, met dien verstande dat zij het eens is met de verzoeken van de vader ten aanzien van Moeder- en Vaderdag en de verjaardagen van de ouders, zoals hiervoor bij 4.2 beschreven.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
De ouders hebben samen het gezag. Uit artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling kan vaststellen over de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan (onder andere) omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken. De rechter neemt in dat geval een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De standpunten
5.2
In
principaal hoger beroepstelt de moeder dat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk uitvoering te geven aan een co-ouderschapsregeling. Voorafgaand aan hun uiteengaan waren er gewelddadige ruzies tussen de ouders waarvan [minderjarige] getuige is geweest. [minderjarige] vond dit een moeilijke periode en heeft tegen haar juf gezegd dat zij bang was dat de moeder iets zou overkomen. Ook is de vader gewelddadig geweest richting [minderjarige] en door uitlatingen van [minderjarige] heeft de moeder het vermoeden dat de vader dat nog steeds is. Doordat de moeder niet met [minderjarige] mag bellen gedurende de week dat [minderjarige] bij de vader is, groeien de zorgen van de moeder over de onveiligheid. De vader ontkent geweld te gebruiken richting [minderjarige] , maar het ontbreekt hem aan zelfinzicht waardoor hij zijn gedrag niet zal verbeteren. Hierdoor maakt de moeder zich zorgen of de vader een voorspelbare, beschikbare en stabiele opvoeder kan zijn. De moeder is de stabiele factor in het leven van [minderjarige] en dit stabiele opvoedklimaat wordt onderuit gehaald op het moment dat zij een week bij de vader verblijft. Bovendien kunnen de ouders nog steeds niet goed met elkaar communiceren en tot afspraken komen, waar [minderjarige] de dupe van is. Door dit alles is een co-ouderschap onmogelijk en een weekendregeling meer passend, aldus de moeder.
5.3
De vader betwist dat een co-ouderschap niet mogelijk zou zijn. Tijdens de relatie en ook nu zijn de zorgtaken tussen de ouders verdeeld. De vader heeft nooit geweld gebruikt tegen [minderjarige] . [minderjarige] was bang dat haar moeder iets zou overkomen doordat de moeder zelf had gezegd dat dit zou gebeuren na een ruzie met de ouders van de vader. De moeder zet [minderjarige] tegen de vader en zijn ouders op. Het lukt de moeder niet om de telefoongesprekken met [minderjarige] beperkt en positief te houden waardoor deze op dit moment niet kunnen plaatsvinden. Ook verloopt de communicatie tussen de ouders nog steeds moeizaam, aldus de vader.
5.4
De vader verzoekt in
incidenteel hoger beroepom het omgangsmoment met de andere ouder op donderdagmiddag te schrappen. De vader heeft dit aan de rechtbank verzocht en dit verzoek is toegewezen, maar in de praktijk is gebleken dat de uitvoering van deze middag minder prettig verloopt dan verwacht of gehoopt. Ten eerste lukt het de ouders niet om het overdrachtsmoment op een neutrale manier te laten verlopen. De vader hoopt dat de situatie verbetert wanneer de ouders elkaar minder vaak hoeven te zien. Ten tweede is 20.00 uur te laat omdat dat de bedtijd is van [minderjarige] . Ten derde brengt de moeder [minderjarige] soms later dan 20.00 uur terug omdat de taxi’s rond dat eerdere tijdstip te duur zouden zijn.
Ook verzoekt de vader, om discussies in het vervolg te voorkomen, een duidelijke verdeling van de vakantie- en feestdagen vast te leggen. De afgelopen periode heeft hij meerdere vliegtickets onbenut moeten laten omdat hij van de moeder geen toestemming kreeg om met [minderjarige] te reizen, aldus de vader.
5.5
De moeder voert aan dat de vader in incidenteel hoger beroep in feite een wijziging van zijn oorspronkelijke verzoek bij de rechtbank doet zonder dat aan te kondigen. De moeder vindt dat het hof hieraan gevolgen moet verbinden. Ook vindt zij dat het, gelet op de leeftijd van [minderjarige] , bij een week op week af regeling belangrijk is dat zij de andere ouder tussendoor ziet. De moeder betwist dat zij [minderjarige] te laat zou terugbrengen. Zij is altijd op tijd en komt, anders dan de vader zegt, op de fiets.
De moeder is het met de vader eens dat een vakantieregeling moet worden vastgelegd. Dat zij ervoor heeft gekozen de vader geen toestemming te geven om met [minderjarige] te reizen, vindt zijn oorzaak in haar zorgen over de veiligheid van [minderjarige] bij de vader, aldus de moeder.
Het advies van de raad
5.6
De raad ziet geen indicaties voor wijziging van de co-ouderschapsregeling zoals deze nu geldt. Voor [minderjarige] is het van belang om een zo goed mogelijk beeld van beide ouders te krijgen en dat belang staat onder druk door de conflicten tussen de ouders. Een verandering van de omgangsregeling gaat dat niet veranderen. Wel kan worden gedacht aan een overnachting van donderdag op vrijdag om de onrust van een overdrachtsmoment te voorkomen. Dat er een moment in de week is waarbij [minderjarige] contact kan maken met de wereld van de andere ouder, blijft belangrijk in de huidige situatie waarin er voor [minderjarige] geen stabiele brug is tussen de ouders. Daarnaast dient er één keer in de week plaats te zijn voor een (video)belmoment. Deze (video)belmomenten dienen echter niet te lang te zijn en er dienen geen diskwalificaties over de andere ouder te worden besproken.
Gelet op de huidige leeftijd van [minderjarige] zou de co-ouderschapsregeling nog kunnen doorlopen gedurende de vakanties. Naarmate zij ouder wordt, zal [minderjarige] echter behoefte krijgen aan langere vakanties met een ouder. In ieder geval is het belangrijk dat de ouders elkaar toestemming geven om met [minderjarige] te reizen, zodat [minderjarige] haar ouders ook onder die omstandigheden leert kennen en zich op zo’n vakantie kan verheugen. Ouders dienen zich te realiseren dat het minutieus vastleggen van losse feestdagen, waarbij bepaalde voorstellen dwars door de week-op-week-af-regeling lopen, snel frictie kan geven.
De beoordeling door het hof
5.7
De gewijzigde verzoeken van de vader in incidenteel hoger beroep vallen binnen de bandbreedte van het geschil en kunnen dan ook in hoger beroep worden beoordeeld. Bovendien is de moeder voldoende in de gelegenheid geweest om zich hiertegen te verweren. Het hof gaat dan ook voorbij aan het door de moeder ter zake ingenomen standpunt.
Co-ouderschap
5.8
Op dit moment verblijft [minderjarige] bij de ouders zoals bij de bestreden beschikking is bepaald. De moeder verzoekt echter de co-ouderschapregeling te wijzigen in een weekendregeling. Als reden daarvoor wijst zij op haar zorgen over de beweerde doorlopende mishandeling van [minderjarige] door de vader. De vader heeft dit uitdrukkelijk betwist. In het dossier vindt het hof onvoldoende objectieve aanknopingspunten en onderbouwingen voor de door de moeder geuite zorgen en beschuldigingen. De specifieke voorbeelden die de moeder ter onderbouwing hiervan heeft genoemd, vinden namelijk geen dan wel onvoldoende steun in de overgelegde verslagen van de hulp- en zorgverleners en rechtvaardigen niet de conclusies die de moeder hieraan verbindt.
Daarnaast is gebleken dat het OKT al sinds mei 2023 betrokken is bij het gezin, heeft Veilig Thuis meerdere keren meegekeken (en het dossier gesloten) en is recent onder begeleiding van jeugdbescherming besloten dat de ouders gezamenlijk een traject aangaan bij Levvel om te werken aan hun communicatie. Het hof is dan ook van oordeel dat er vanuit de hulpverlening voldoende vinger aan de pols is en wordt gehouden om de situatie te monitoren.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het door de moeder gestelde onvoldoende grondslag biedt om tot een wijziging van de co-ouderschapsregeling te beslissen en acht het hof voortzetting van deze regeling in het belang van [minderjarige] .
Dat de moeder, zoals zij ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, het moeilijk vindt te accepteren dat haar moederrol is veranderd door het uiteengaan van partijen waardoor zij minder tijd dan voorheen voor [minderjarige] kan zorgen, is begrijpelijk. Dit betekent echter niet dat daarin een reden is gelegen de huidige co-ouderschapsregeling op basis van een gelijkwaardige zorg te wijzigen. Het hof zal de bij de bestreden beschikking vastgelegde co-ouderschapsregeling dan ook bekrachtigen. Het hof zal voorts de regeling waarbij [minderjarige] op donderdag na school tot 20.00 uur bij de andere ouder is in stand laten en het daartoe strekkende verzoek van de vader afwijzen. Gelet op haar jonge leeftijd is het in haar belang om in de week waarin zij bij de ene ouder verblijft ook contact te hebben met de andere ouder. Daarvoor is de donderdagmiddag een goed moment. Bovendien is [minderjarige] daaraan gewend en is het hof van oordeel dat continuïteit van de regeling in haar belang is. Vanwege dit belang van continuïteit zal het hof hieraan, anders dan de moeder op de suggestie van de raad heeft voorgesteld, geen overnachting verbinden. De ouders dienen onder begeleiding van Levvel te werken aan de problemen die zij ervaren in hun communicatie tijdens de overdrachtsomenten en zij dienen oplossingen te zoeken waarmee zij [minderjarige] niet belasten.
Vakanties- en feestdagen
5.9
Het hof is van oordeel dat het verzoek van de vader ten aanzien van de verdeling van de vakantie- en feestdagen een reële verdeling tussen de ouders geeft en [minderjarige] voldoende ruimte biedt om met beide ouders vakanties en feestdagen door te brengen. Dit is in het belang van [minderjarige] . Het hof ziet geen reden om minder vakantiedagen/-weken aan de vader dan aan de moeder toe te kennen en verwijst daarvoor naar hetgeen hiervoor bij 5.8 over de co-ouderschapsregeling is overwogen. Evenmin ziet het hof een reden om een zomervakantieregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] om de week bij de ene en bij de andere ouder zal verblijven. [minderjarige] zal met ingang van de eerstvolgende zomervakantie (bijna) acht jaar oud zijn en een vakantie van twee weken met een ouder acht het hof dan passend en in haar belang, omdat zij dan ook wat verdere reizen met die ouder kan maken. Het wisselen van de ene naar de andere ouder op de dag van haar verjaardag en gedurende de tweedaagse feestdagen, zoals de moeder heeft verzocht, acht het hof niet in het belang van [minderjarige] . De communicatie tussen de ouders verloopt immers op dit moment (nog) moeizaam en de overdrachtsmomenten verlopen gespannen. Het is in het belang van [minderjarige] om, zeker op dagen die feestelijk voor haar moeten zijn, dergelijke spanningen waar mogelijk te voorkomen. Het hof zal gelet op het voorgaande het verzoek van de vader ten aanzien van de verdeling van de vakanties- en feestdagen toewijzen.
5.1
Tot slot is het hof met de raad van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat de ouders elkaar toestemming geven om met [minderjarige] te reizen. De ouders zijn Portugees en wonen sinds 2017 in Nederland. Hun familie woont in Portugal en zij zijn gewend om hun familie met [minderjarige] in Portugal te bezoeken. Het is belangrijk voor [minderjarige] om beide families gedurende vakanties te kunnen ontmoeten. Met het oog hierop dienen partijen elkaar, en dus [minderjarige] , hiertoe ruimte te geven.
5.11
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2023 en bepaalt in aanvulling op de in deze beslissing opgenomen vakantie- en feestdagenregeling:
dat [minderjarige] verblijft:
- op haar verjaardag in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
- tijdens de zomervakantie in week één, drie en vier bij de ene ouder en in week twee, vijf en zes bij de andere ouder; bij welke ouder dit is, hangt af van de week waarin de verjaardag van [minderjarige] valt, met dien verstande dat zij in de even jaren haar verjaardag viert bij haar vader en in de oneven jaren bij haar moeder;
- tijdens de kerstvakantie in de even jaren de eerste week en kerstdagen bij de vader, de tweede week en oud en nieuw bij de moeder, in de oneven jaren de eerste week en kerstdagen bij de moeder, de tweede week en oud en nieuw bij de vader;
- op Vaderdag bij de vader, Moederdag bij de moeder;
- op de verjaardag van de ouders bij de desbetreffende ouder;
- de overige vakantie- en feestdagen volgens het reguliere zorgschema;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. M.T. Hoogland en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier en is op 12 november 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.