In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel van 31 oktober 2019. De verdachte, geboren in 1991, was beschuldigd van het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, en het ter beschikking stellen daarvan aan anderen. De verdachte heeft bekend en het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de kwalificatie van het bewezenverklaarde en de opgelegde straf. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen vrijspraken van de rechtbank. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De advocaat-generaal had in hoger beroep een straf van 18 maanden geëist. Het hof heeft echter, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling, de gevangenisstraf gematigd tot 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur opgelegd. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn van de procedure is overschreden, wat heeft geleid tot verdere matiging van de straf. De op te leggen straffen zijn gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet milieubeheer.