ECLI:NL:GHAMS:2024:3037

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
23-001003-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake professioneel vuurwerk en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel van 31 oktober 2019. De verdachte, geboren in 1991, was beschuldigd van het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, en het ter beschikking stellen daarvan aan anderen. De verdachte heeft bekend en het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de kwalificatie van het bewezenverklaarde en de opgelegde straf. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen vrijspraken van de rechtbank. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De advocaat-generaal had in hoger beroep een straf van 18 maanden geëist. Het hof heeft echter, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling, de gevangenisstraf gematigd tot 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur opgelegd. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn van de procedure is overschreden, wat heeft geleid tot verdere matiging van de straf. De op te leggen straffen zijn gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet milieubeheer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001003-22
datum uitspraak: 16 juli 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Overijssel van 31 oktober 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 08-997058-16 en 08-994569-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is, na verwijzing van de zaak door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden naar dit hof, gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 en 20 juni en 2 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is in de zaak met parketnummer 08-994569-17 door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 2, onderdeel D, (cumulatief) ten laste is gelegd en van hetgeen aan hem onder 3 primair en 3 subsidiair ten laste is gelegd.
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is daarom mede gericht tegen de door de rechtbank gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de voornoemde vrijspraken.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de kwalificatie van het bewezenverklaarde, die het hof aanpast als hierna weergegeven onder het kopje ‘kwalificatie’ en ten aanzien van de opgelegde straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof:
 de kwalificatie van het bewezenverklaarde aanpast als hierna vermeld onder het kopje ‘kwalificatie’;
 de bewijsoverweging van de rechtbank verwijdert omdat de verdachte hetgeen aan hem ten laste is gelegd heeft bekend;
 het door de rechtbank gebezigde bewijsmiddel ‘verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 24 september 2019’ verwijdert;
 de bewijsmiddelen aanvult met de verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 18 juni 2024;
 de paginanummers van het door de rechtbank voor de bewezenverklaring van feit 2 (in de zaak met parketnummer 08-994569-17) gebezigde bewijsmiddel ‘het proces-verbaal zaaksdossier Overige afnemers professioneel vuurwerk d.d. 25 april 2017’ corrigeert van B-128 en B-129 naar ZD-128 en ZD-129.

Kwalificatie

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

Aanvulling bewijsmiddelen

Het hof vult de bewijsmiddelen aan met de verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 18 juni 2024. Deze verklaring houdt in:
De bewezenverklaring van de rechtbank klopt. Ik heb dat gedaan. Ik ben door Hinderiks benaderd om te helpen met de verkoop van vuurwerk. Ik was gefocust op geld en ik ben hem gaan helpen met vuurwerk ophalen en vuurwerk wegbrengen.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander voorhanden hebben van ruim 700 kilogram en ruim 400 kilogram professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik. Het vuurwerk is aangetroffen in een garagebox en in een zeecontainer. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het ter beschikking stellen aan anderen van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik.
Het opslaan van vuurwerk buiten speciaal daarvoor bestemde inrichtingen brengt aanzienlijke risico’s met zich mee, vooral als het gaat om een grote hoeveelheid vuurwerk. De overheid tracht door middel van milieu- en veiligheidsvoorschriften de kans op calamiteiten zoveel mogelijk te beperken. Door het vuurwerk voorhanden te hebben en het ter beschikking te stellen aan anderen heeft de verdachte een zeer gevaarlijke situatie in het leven geroepen en gehouden. Het hof rekent de verdachte dit handelen zwaar aan.
De aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof houdt echter in het voordeel van de verdachte rekening met de persoonlijke omstandigheden en de proceshouding van de verdachte. Hij heeft ter terechtzitting in hoger beroep uitgebreid verklaard, kennelijk volledige openheid van zaken gegeven, spijt betuigd en verklaard dat hij klaar is met criminaliteit. Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte blijkt inderdaad dat hij na zijn detentie in 2016 geen politie- of justitiecontacten meer heeft gehad. De verdachte heeft aangegeven dat hij graag schoon schip wil maken en dat hij hard werkt om zijn leven op de rit te krijgen en te houden. Het hof wil deze positieve ontwikkeling niet doorkruisen en ziet in deze omstandigheden aanleiding om de op te leggen straf te matigen. Met het oog op deze strafmatigende factoren acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, in combinatie met een taakstraf voor de duur van 240 uur passend en geboden.
Het hof stelt daarnaast vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is geschonden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis en -arrest binnen twee jaren per rechterlijke instantie nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Nu de verdachte op 1 december 2016 in verzekering is gesteld is voor hem op dat moment die termijn aangevangen. De rechtbank heeft op 31 oktober 2019 uitspraak gedaan zodat de redelijke termijn in eerste aanleg met bijna 1 jaar is overschreden. De verdachte heeft op 5 november 2019 hoger beroep ingesteld en het hof wijst op 16 juli 2024 arrest. Dat betekent dat in hoger beroep de redelijke termijn met twee jaar en ruim acht maanden is overschreden. Deze termijnoverschrijdingen brengen het hof ertoe het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf verder te matigen tot de periode dat de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 08-994569-17 onder 2, onderdeel D tenlastegelegde en ter zake van het in de zaak met parketnummer 08-994569-17 onder 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie van het bewezenverklaarde en de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, mr. A.P.M. van Rijn en mr. R.D. van Heffen,
in tegenwoordigheid van mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 juli 2024.
=========================================================================
[…]