Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000019-24
Datum uitspraak: 29 oktober 2024 (bij vervroeging)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 december 2023 in de strafzaak onder parketnummer
15-167584-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1985,
thans gedetineerd in het [detentieadres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.
Omvang van het hoger beroep
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De verdachte heeft op 2 januari 2024 bij akte onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. Blijkens de akte partiële intrekking van 9 januari 2024 is het hoger beroep tegen het cumulatief ten laste gelegde feit 1 ingetrokken.
Dit brengt met zich mee dat het onder feit 1 bewezenverklaarde in hoger beroep niet meer aan het oordeel van het hof voorligt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover thans nog aan de orde, en na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2018 tot en met 14 augustus 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 14 augustus 2018, te Schiphol, althans in Nederland, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op/in of omstreeks de periode van 07 augustus 2018 tot en met 14 augustus 2018 te Curaçao en/of te Purmerend, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door (met bovenomschreven feit als doel) (een) hotelovernachting(en) voor die [medeverdachte] te boeken (ten behoeve van het produceren van bovengenoemde cocaïne).
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof zal bepalen dat voor het onder 1 tenlastegelegde een straf van twaalf maanden is opgelegd, en tevens dat de verdachte voor het onder 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder
2 (primair en subsidiair) is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof stelt vast dat de verdachte een hotelkamer heeft geboekt voor het verblijf van de medeverdachte [medeverdachte], dat deze medeverdachte cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en de geboekte hotelkamer heeft gebruikt om de door hem geslikte bollen cocaïne te produceren. Anders dan de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de invoer van cocaïne door deze medeverdachte.
De bevindingen naar aanleiding van onderzoek aan de telefoon van de verdachte kunnen niet bijdragen aan het bewijs van de wetenschap van de verdachte met betrekking tot de invoer van cocaïne door [medeverdachte] in 2018, nu deze gegevens uit 2021 geen informatie over de tenlastegelegde periode in 2018 inhouden.
Toepassing van artikel 423, vierde lid Sv
Nu het hoger beroep enkel is gericht tegen het onder feit 2 tenlastegelegde zal het hof, overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering, de straf bepalen ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde misdrijf, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest.