ECLI:NL:GHAMS:2024:2992

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
23-002727-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van verkeersdelicten door rijden onder invloed en veroorzaken van letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1999, was beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 9 april 2022 te Amsterdam, waarbij hij onder invloed van alcohol en cannabis een bromfiets bestuurde. Tijdens het inhalen van een fietser op de Kloveniersburgwal raakte hij de fietser, die daardoor ten val kwam en letsel opliep. De tenlastelegging omvatte zowel het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel als het rijden onder invloed van drugs en alcohol. Het hof oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig had gedragen en dat zijn rijgedrag, onder invloed van een hoge hoeveelheid alcohol en cannabis, een ernstige schending van de verkeersveiligheid vormde. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdachte werd veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen, een taakstraf van 100 uren en een rijontzegging van 18 maanden. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat de verdachte reeds geruime tijd in detentie had doorgebracht. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en zijn proceshouding.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002727-23
datum uitspraak: 29 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 augustus 2023 in de strafzaak onder de parketnummers
13-151910-22 en 96-286393-20 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres],
thans gedetineerd in [detentieadres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.primairhij op of omstreeks 9 april 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), daarmee rijdende over de Kloveniersburgwal, zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, in elk geval zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht (te weten een gebroken rechter duim en/of een of meer gekneusde vingers),bestaande dat gedrag hieruit:verdachte heeft gereden op de Kloveniersburgwal, gaande in de richting van de Nieuwmarkt,

  • terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was en/of
  • terwijl verdachte beginnend bestuurder was en/of
  • terwijl verdachte onder invloed van alcohol en/of cannabis verkeerde,
verdachte is met aanzienlijke snelheid [slachtoffer] genaderd die op een fiets in dezelfde richting reed en/of verdachte is naar rechts uitgeweken om die [slachtoffer] – in strijd met artikel 11 van Reglement verkeersregels en verkeerstekens – rechts in te halen, zonder zich ervan te vergewissen dat daar voldoende ruimte voor was en/of verdachte is (vervolgens) tegen die [slachtoffer] aangereden en/of aangebotst, ten gevolge waarvan vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht, terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;

1.subsidiairhij op of omstreeks 9 april 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), daarmee rijdende over de Kloveniersburgwal, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, bestaande dat gedrag hieruit: verdachte heeft gereden op de Kloveniersburgwal, gaande in de richting van de Nieuwmarkt,

  • terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was en/of
  • terwijl verdachte beginnend bestuurder was en/of
  • terwijl verdachte onder invloed van alcohol en/of cannabis verkeerde,
verdachte is met aanzienlijke snelheid [slachtoffer] genaderd die op een fiets in dezelfde richting reed en/of verdachte is naar rechts uitgeweken om die [slachtoffer] – in strijd met artikel 11 van Reglement verkeersregels en verkeerstekens – rechts in te halen, zonder zich ervan te vergewissen dat daar voldoende ruimte voor was en/of verdachte is (vervolgens) tegen die [slachtoffer] aangereden en/of aangebotst;

2.2.hij op of omstreeks 9 april 2022 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), dit motorrijtuig heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis (THC), terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW 1994 het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof en/of alcohol 6,1 microgram THC per liter bloed, en alcohol 1,40 milligram alcohol per milliliter bloed bedroeg, in elk geval zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stof en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Bewijsoverweging
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden, omdat niet objectief kan worden vastgesteld dat de aangeefster als gevolg van het handelen van de verdachte zwaar lichamelijk letsel, dan wel zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, heeft opgelopen. Op basis van de in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen en de verklaring van de verdachte ter zitting in hoger beroep van 15 oktober 2024 – voor zover inhoudende dat hij rechts heeft ingehaald, voor het overige is de verklaring ongeloofwaardig – kan de onder 1 subsidiair tenlastegelegde gevaarzetting bewezen worden, aldus de advocaat-generaal.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 primair en
1 subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte een andere lezing heeft over de toedracht dan de aangeefster en dat op basis daarvan geen sprake is van enige schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder ook: WVW), noch van het veroorzaken van enig gevaar op weg, zoals genoemd in artikel 5 WVW. Daarnaast is volgens de verdediging geen sprake van letsel in de zin van artikel 6 WVW.
Overwegingen van het hof
Ten aanzien van de feitelijke gang van zaken gaat het hof voorbij aan hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, nu deze verklaring wordt weerlegd door de verklaring van de aangeefster en de verklaringen van twee onafhankelijke getuigen. De verklaringen van deze twee getuigen en die van de aangeefster komen op essentiële punten overeen, te weten dat de aangeefster over de Kloveniersburgwal fietste, dat de verdachte op een scooter dezelfde richting op reed, dat de verdachte de aangeefster aan haar rechterzijde trachtte te passeren en dat hij daarbij een paaltje raakte, waardoor de verdachte met zijn scooter ten val kwam en daarbij tegen de aangeefster botste, zodat ook zij ten val kwam. In zoverre volgt het hof de verdediging niet in het verweer.
Of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, hangt van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Het ongeval heeft plaatsgevonden op de Kloveniersburgwal, een weg bestaande uit één rijbaan met aan de rechterzijde een voetpad. Het voetpad en de rijbaan zijn van elkaar gescheiden door paaltjes. De verdachte was naar eigen zeggen ter plaatse goed bekend. De verdachte reed op de rijbaan achter de aangeefster en haalde haar aan de rechterzijde in, waarbij hij tegen een paaltje aanreed en vervolgens tegen de aangeefster botste. De verdachte was een beginnend bestuurder en verkeerde tijdens zijn mislukte inhaalactie onder invloed van zes keer de voor hem maximaal toegestane hoeveelheid cannabis en zeven keer de maximaal toegestane hoeveelheid alcohol. Naar het oordeel van het hof heeft de consumptie van hoeveelheden cannabis en alcohol die tot dergelijke gehaltes leidt, een dermate grote en negatieve invloed op de rijvaardigheid dat volstrekt onverantwoord was dat de verdachte aan het verkeer deelnam, te meer nu hij reed op een (elektrisch) motorvoertuig dat voor de situatie ter plaatse aanzienlijke snelheden kon bereiken. Door in die toestand met zijn scooter op de ter plaatste smalle rijbaan van de Kloveniersburgwal een fietser rechts in te halen, langs de paaltjes die de rijbaan van het voetpad scheiden, hetgeen in strijd met de verkeersregels is, en zonder zich ervan te vergewissen dat er voldoende ruimte voor de inhaalmanoeuvre was, is naar het oordeel van het hof sprake van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid aan de kant van de verdachte. Het is tot slot, gelet op de inhoud van de verklaringen van de getuigen, enkel aan de schuld van de verdachte te wijten dat het ongeval heeft plaatsgevonden.
Uit de bewijsmiddelen is voorts gebleken dat de aangeefster ten gevolge van het ongeval een gebroken rechterduim en gekneusde vingers heeft opgelopen, hetgeen niet valt onder ‘zwaar lichamelijk letsel’ als bedoeld in artikel 6 WVW. Wel vallen deze verwondingen naar het oordeel van het hof onder ‘een tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden’, nu het herstel van een gebroken duim méér dan vier weken duurt en de aangeefster, blijkens haar eigen verklaring, hierdoor gedurende langer tijd werd belemmerd in haar administratieve werk, waarbij zij veel op de computer werkt.
Anders dan de advocaat-generaal en de verdediging hebben betoogd, is het hof dan ook van oordeel dat de verdachte met zijn handelen artikel 6 WVW heeft overtreden. Het hof acht het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hieronder weergegeven.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:

1.primairop 9 april 2022 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), daarmee rijdende over de Kloveniersburgwal, zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht, te weten een gebroken rechter duim en een of meer gekneusde vingers,bestaande dat gedrag hieruit:verdachte heeft gereden op de Kloveniersburgwal, gaande in de richting van de Nieuwmarkt,

  • terwijl verdachte ter plaatse bekend was en
  • terwijl verdachte beginnend bestuurder was en
  • terwijl verdachte onder invloed van alcohol en cannabis verkeerde,
verdachte is [slachtoffer] genaderd die op een fiets in dezelfde richting reed en verdachte is naar rechts uitgeweken om die [slachtoffer] – in strijd met artikel 11 van Reglement verkeersregels en verkeerstekens – rechts in te halen, zonder zich ervan te vergewissen dat daar voldoende ruimte voor was en verdachte is vervolgens tegen die [slachtoffer] aangebotst, terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

2.op 9 april 2022 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), dit motorrijtuig heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof en alcohol, te weten cannabis (THC), terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW 1994 het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof6,1 microgram THC per liter bloed en alcohol 1,40 milligram alcohol per milliliter bloed bedroeg.

Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van deze wet
en
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straffen
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden en een rijontzegging voor de duur van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft – zo begrijpt het hof – gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een hechtenis voor de duur van 4 weken en voor het onder 2 tenlastegelegde tot een rijontzegging voor de duur van 9 maanden.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de oplegging van een taakstraf voor een feit als het onderhavige passend is. Daarnaast dient het hof rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte op de dag van de zitting in hoger beroep reeds 20 dagen in Nederland in detentie heeft verbleven in verband met de onderhavige zaak en daarvóór ook nog in Spanje gedetineerd is geweest, eveneens in de onderhavige zaak. De raadsvrouw verzoekt het hof de verdachte enkel een taakstraf op te leggen van maximaal
140 uren, dan wel een gevangenisstraf van maximaal 2 maanden, waarvan de tijd die hij in detentie heeft doorgebracht wordt afgetrokken. Ook heeft zij het hof verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte door het ongeval ook zelf letsel, te weten een zware hersenschudding, heeft opgelopen. Tot slot wordt verzocht de verdachte geen rijontzegging op te leggen, omdat de verdachte sinds het ongeval al 2,5 jaar niet in Nederland heeft gereden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte, die toen beginnend bestuurder was, heeft, terwijl hij onder invloed was van een grote hoeveelheid alcohol en cannabis, een verkeersongeval veroorzaakt toen hij een fietsster rechts trachtte in te halen. Als gevolg hiervan heeft het slachtoffer letsel opgelopen waardoor zij tijdelijk werd verhinderd in de uitvoering van haar normale bezigheden. Door zijn rijgedrag heeft de verdachte de lichamelijke gezondheid en integriteit van het slachtoffer geschonden en haar leed en groot ongemak aangedaan. Daarnaast heeft de verdachte met zijn handelen getoond geen oog te hebben gehad voor de veiligheid van andere verkeersdeelnemers. Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 oktober 2024 is de verdachte bovendien eerder onherroepelijk veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet, waaronder voor het rijden onder invloed van alcohol. De verdachte was dus wat betreft middelengebruik in het verkeer een gewaarschuwd man, maar hij heeft van deze waarschuwing kennelijk niet geleerd. Hiermee houdt het hof in strafverzwarende zin rekening. Gezien de ernst van de feiten en de recidive acht het hof de door de rechtbank opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel aangewezen; daarbij neemt het hof ook in aanmerking de proceshouding van de verdachte, die ter zitting in hoger beroep verklaarde dat het ongeval veroorzaakt is doordat het slachtoffer hem in het voorbijrijden zou hebben geslagen, waarmee hij blijk heeft gegeven van een gebrek aan zelfinzicht en verantwoordelijkheidsbesef.
Het hof houdt er evenwel rekening mee dat de verdachte ten onrechte – nu het vonnis van de rechtbank nog niet onherroepelijk was – reeds een aanzienlijke periode (voorlopig) gedetineerd is geweest in de onderhavige strafzaak. Zo heeft de verdachte van 3 juli 2024 tot 26 september 2024 in overleveringsdetentie in Spanje doorgebracht en was de verdachte vanaf 26 september 2024 tot en met 16 oktober 2024 (na het sluiten van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep) in Nederland gedetineerd. Gelet hierop acht het hof het niet (meer) opportuun om de verdachte een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. In plaats daarvan zal het hof hem een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen in combinatie met een taakstraf, om zo enerzijds recht te doen aan de ernst van het feit en anderzijds een stevige stok achter de deur te plaatsen opdat de verdachte niet weer soortgelijke strafbare feiten zal begaan. Daarnaast zal het hof de verdachte een rijontzegging opleggen. Hetgeen de raadsvrouw omtrent de ontzegging naar voren heeft gebracht, brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank
Den Haag van 30 augustus 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt toegewezen.
De verdediging heeft verzocht om de vordering af te wijzen.
Het hof acht termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Zoals hiervoor bij de strafmaat is overwogen, heeft de verdachte reeds geruime tijd in detentie doorgebracht. Onbekend en niet te achterhalen is of de verdachte gedurende die detentie de door de rechtbank toegewezen vordering tenuitvoerlegging (deels) heeft uitgezeten. Gelet hierop acht het hof het niet opportuun om de vordering toe te wijzen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
56 (zesenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Wijst afde vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Amsterdam van 13 april 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 augustus 2021, parketnummer 96-286393-20, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. R.D. van Heffen en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 oktober 2024.