ECLI:NL:GHAMS:2024:2985

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
200.340.563
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en nevenvoorzieningen met betrekking tot vermogensrechtelijke afwikkeling en zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de echtscheiding tussen een vrouw en een man, die in 2006 in Nederland trouwden en beiden de Marokkaanse en Nederlandse nationaliteit bezitten. De vrouw had eerder de rechtbank verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om nevenvoorzieningen te treffen, waaronder een zorgregeling voor hun zesjarige zoon en de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun huwelijk. De rechtbank had op 17 januari 2024 de echtscheiding uitgesproken en nevenvoorzieningen getroffen, maar zowel de vrouw als de man gingen in hoger beroep tegen deze beslissingen.

De vrouw heeft in haar principaal hoger beroep onder andere verzocht om de beslissingen van de rechtbank over de verdeling van een appartement in Marokko en een lening voor de financiering daarvan te vernietigen. De man heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht om een zorgregeling voor hun zoon vast te leggen en om de vrouw te verplichten haar bankafschriften over te leggen. Het hof heeft de zorgregeling vastgesteld en de wijze van verdeling van de bankrekeningen en het appartement in Marokko gelast. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw en de man samen het gezag over hun zoon hebben en dat de man nu over eigen woonruimte beschikt.

Het hof heeft de waarde van het appartement en de inboedel in Marokko vastgesteld en gelast dat partijen binnen twee maanden na de uitspraak de actuele waarde laten bepalen door een taxateur. Indien de vrouw niet meewerkt aan deze taxatie, zal de toedeling van het appartement en de inboedel plaatsvinden tegen een waarde van € 120.000. De vrouw moet de man een bedrag van 2.235,58 MAD betalen als gevolg van de verdeling van de bankrekeningen. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, en de veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer gerechtshof 200.340.563
zaaknummers rechtbank Amsterdam 715380 en 722728 (nevenvoorziening verdeling)
beschikking van 29 oktober 2024
in de zaak van
[de vrouw] (de vrouw)
die woont in [plaats A]
advocaat: mr. J. el Hannouche
en
[de man] (de man)
die woont in [plaats A]
advocaat: mr. H. Schouten

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
De vrouw heeft principaal hoger beroep ingesteld tegen de beschikking die de rechtbank Amsterdam op 17 januari 2024 heeft gegeven (hierna: de bestreden beschikking); de man heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
1.2.
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • het beroepschrift
  • het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep
  • de andere stukken (bijlagen 6-8 met brief van de man; bijlagen 4-8 met brief van de vrouw; bijlagen 9 en 10 met brief van de man waarin het incidenteel hoger beroep is aangevuld. )
1.3.
Op 15 oktober 2024 heeft de mondelinge behandeling in deze zaak plaatsgehad.

2.De kern van de zaak

2.1.
De vrouw en de man zijn [in] 2006 in [plaats A] getrouwd. Zij hadden toen beiden de Marokkaanse en de Nederlandse nationaliteit en woonden samen in Nederland.
2.2.
De vrouw heeft de rechtbank op 18 maart 2022 verzocht de echtscheiding uit te spreken. Ook de man heeft echtscheiding verzocht. Zij hebben ieder verzocht nevenvoorzieningen te treffen, onder meer over de zorgregeling voor hun zoon [minderjarige] (6 jaar oud) en de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk.
2.3.
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de echtscheiding tussen partijen uitgesproken (tot stand gekomen op 24 april 2024) en nevenvoorzieningen getroffen over onder meer de zorgregeling voor [minderjarige] en de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk.
2.4.
De bedoeling van het (principaal) hoger beroep van de vrouw is dat het hof:
 de beslissingen van de rechtbank over het appartement aan de [adres] (Marokko) en een lening voor de financiering daarvan zal vernietigen (5.15 in samenhang met 4.58-4.61);
 voor recht zal verklaren dat het appartement nummer [0] in het [straat] 2-project in de stad [plaats B] (Marokko) naar Marokkaans recht uitsluitend toebehoort aan de vrouw dan wel (subsidiair) dit appartement toe te delen aan de vrouw tegen een waarde van € 60.141,95 minus de schulden ten aanzien van dit appartement;
 zal bepalen dat de man afschriften moet overleggen van zijn Marokkaanse bankrekening (Banque Populaire nummer [rekeningnummer 1] ) vanaf 18 september 2021 tot en met 18 maart 2022;
 het saldo van die Marokkaanse bankrekening op de peildatum op € 120.000 zal vaststellen als de man geen afschriften overlegt;
 voor recht zal verklaren dat deze bankrekening naar Marokkaans recht uitsluitend toebehoort aan de man dan wel (subsidiair) de bankrekening toe te delen aan de man tegen vergoeding aan de vrouw van de helft van het saldo op de peildatum dan wel (meer subsidiair), als de man de bankafschriften niet overlegt, tegen vergoeding van € 60.000
De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw in dit principaal hoger beroep.
2.5.
De bedoeling van het (incidenteel) hoger beroep van de man is dat het hof:
 een zorgregeling voor [minderjarige] vastlegt overeenkomstig zijn productie 5 in hoger beroep;
 dat de vrouw de afschriften van de Marokkaanse bankrekening van haarzelf en die van de man overlegt en wijze van verdeling van die saldi - zo nodig - gelast;
 het appartement nummer [0] in het [straat] 2-project in de stad [plaats B] (Marokko) aan de vrouw zal toedelen tegen de nog te taxeren waarde en te bepalen dat de vrouw die waarde geheel aan de man moet vergoeden (artikel 3:194 lid 2 BW) op straffe van een dwangsom;
 te bepalen dat partijen een opdracht tot taxatie van dit appartement met inboedel aan een makelaar moeten geven en, als de vrouw daaraan niet meewerkt, de waarde op € 120.000 te bepalen.
De vrouw voert verweer tegen de verzoeken van de man in dit incidenteel hoger beroep.
2.6.
Het hof legt de zorgregeling voor [minderjarige] vast overeenkomstig het verzoek van de man. Het hof gelast de wijze van verdeling van de saldi op de bankrekeningen in Marokko en het appartement in Marokko. Het hof licht die beslissingen hierna toe.

3.De toelichting op de beslissing van het hof

De zorgregeling voor [minderjarige] (grief van de man in incidenteel hoger beroep)
3.1.
De vrouw en de man hebben samen het gezag over [minderjarige] , die zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw heeft. Op de mondelinge behandeling bij het hof is gebleken dat de man inmiddels over eigen woonruimte beschikt en dat de vrouw instemt met de zorgregeling die de man heeft voorgesteld en opgeschreven in zijn bijlage 5. Die regeling luidt dat de man voor [minderjarige] zorgt:
  • elke woensdag als hij uit school komt tot de donderdag daarna als hij naar school gaat
  • om het weekend van vrijdag 17:30 uur totdat hij maandag weer naar school gaat
  • de helft van de vakanties en feestdagen (overeenkomstig bijlage 5 bij het verweerschrift van de man)
Het hof zal de zorgregeling die de rechtbank heeft vastgesteld (5.3. en 5.4. van de bestreden beschikking) vernietigen en de zorgregeling vaststellen waarmee partijen hebben ingestemd.
de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap (appartement en bankrekeningen in Marokko)
het appartement in Marokko (grief 1 van de vrouw in principaal hoger beroep)
3.2.
Tussen partijen staat vast dat Nederlands recht van toepassing is op hun huwelijksvermogensregime. Zij hebben geen huwelijkse voorwaarden gemaakt zodat tussen hen de gemeenschap van goederen heeft bestaan (geregeld in titel 7 van Boek 1 BW voor gemeenschappen die zijn ontstaan voor 1 januari 2018).
het appartement in Marokko
3.3.
De vrouw en de man zijn het erover eens dat tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort het appartement nummer [0] in het [straat] 2-project in de stad [plaats B] (Marokko) dat ook wordt aangeduid met “ [X] ” met vastgoedregistratienummer 64726/40. Dit appartement moet – daarover zijn zij het ook eens – worden toegedeeld aan de vrouw tegen vergoeding van de overwaarde. De vrouw heeft haar stelling dat zij (op grond van Marokkaans recht) enig eigenaar is van het appartement laten varen; de man heeft zijn stelling dat de vrouw haar aandeel in dit appartement heeft verbeurd (artikel 3:194 lid 2 BW: opzettelijke verzwijging) laten varen.
3.4.
Het hof merkt voor de volledigheid nog op dat in de procedure bij de rechtbank verwarring is geweest over het juiste adres van het appartement. Ten gevolge daarvan heeft de rechtbank de wijze van verdeling van een appartement met het adres [adres] (Marokko) gelast. Voor de vrouw en de man is nu in elk geval duidelijk dat deze adresaanduiding onjuist is. Zij zijn niet erin geslaagd samen uitvoering te geven aan de verdeling zoals de rechtbank die had gelast/vastgesteld (5.15. van de bestreden beschikking).
3.4.
De vrouw en de man zijn het nog niet eens over de waarde waartegen dit appartement en de inboedel in dat appartement aan de vrouw worden toegedeeld.
3.5.
De vrouw stelt dat het appartement een waarde heeft van 650.000 MAD (€ 65.141,95). Zij legt een expertiserapport over dat [A] heeft gemaakt op het verzoek van [B] de huidige commerciële waarde van dit appartement te bepalen. Hij heeft het appartement op 3 april 2024 bezocht en onderzocht en de ‘huidige commerciële waarde’ daarvan bepaald op 650.000 Dirham. In de vertaling is niet de dagtekening van dit rapport vermeld.
3.6.
De man wijst erop dat de rechtbank de wijze van verdeling van dit appartement heeft gelast en bepaald dat partijen samen een makelaar moeten aanwijzen voor de bepaling van de waarde van het te verdelen appartement en dat die waarde op € 120.000 wordt gesteld als de waarde door toedoen van de vrouw niet uiterlijk op 12 maart 2024 (twee maanden na de bestreden beschikking) bepaald is. De man heeft op 4 maart 2024 de vrouw verzocht in te stemmen met benoeming van een door hem voorgestelde makelaar. De vrouw heeft niet gereageerd op dat verzoek en ook niet laten weten dat zij geen eigenaar is van dit appartement. De man stelt in hoger beroep dat de waarde van het appartement daarom € 120.000 is.
3.7.
Het hof volgt niet de stelling van de vrouw dat bij de toedeling van het appartement een waarde van 650.000 Dirham geldt. De waardebepaling van het appartement is eenzijdig buiten medeweten en medewerking van de man tot stand gekomen. In het expertiserapport staat ook niet de waarde op de peildatum voor de waarde van een toe te delen goed, te weten de dag van de verdeling van het appartement. De verdeling is nog niet tot stand gebracht, zodat die dag nog niet is aangebroken. Ten slotte staat in het expertiserapport geen vaststelling van de waarde van de inboedel, terwijl die inboedel wel moet worden verdeeld. Het hof volgt ook niet de stelling van de man dat de waarde zonder meer € 120.000 is. De rechtbank heeft het bedrag van €120.000 genoemd als waarde waarop kan worden teruggevallen als de taxatie niet wordt verricht zoals in de bestreden beschikking is bepaald (in gezamenlijke opdracht en tijdig). De bedoeling daarvan was – zo begrijpt het hof met partijen – om een prikkel tot nakoming mee te geven. Het hof vindt niet dat nu al moet worden gerekend met een waarde van € 120.000, omdat in de bestreden beschikking de uitvoering van de taxatie nog was gekoppeld aan het verkeerde adres.
3.8.
Het hof zal de beslissing van de rechtbank in 5.15. geheel vernietigen en in 4.4. van deze beschikking de
wijze van verdelingvan het appartement en de inboedel gelasten; het hof zal anders dan de rechtbank niet zelf de verdeling
vaststellen. Net als de rechtbank zal het hof wel bepalen dat de waarde waartegen het appartement en de inboedel aan de vrouw worden toegedeeld € 120.000 is als blijkt dat de vrouw niet binnen twee maanden na deze beschikking heeft meegewerkt aan de bepaling van de actuele waarde van het appartement en de inboedel op de wijze zoals het hof gelast.
leningen aangegaan voor de financiering van het appartement (grief 2 van de vrouw in principaal hoger beroep)
3.8.
Aanvankelijk heeft de vrouw gesteld dat er schulden uit geldlening zijn die betrekking hebben op de financiering van haar appartement in Marokko en dat die schulden behoren tot de ontbonden huwelijksgemeenschap. Op de mondelinge behandeling is gebleken dat die schulden al voor de peildatum voor de samenstelling en omvang van de huwelijksgemeenschap (18 maart 2022) geheel zijn betaald. De vrouw heeft grief 2 ingetrokken.
bankrekeningen in Marokko (grief 3 van de vrouw in principaal hoger beroep; incidenteel beroep van de man)
3.9.
Gebleken is dat zowel de vrouw als de man een bankrekening heeft in Marokko. De saldi op die rekeningen op de peildatum (18 maart 2022) moeten partijen met elkaar delen. Het gaat om een rekening:
  • van de man bij de Banque Populaire met nummer [rekeningnummer 1] waarvan het saldo op 18 maart 2022 14.527,31 MAD is;
  • van de vrouw bij de Attijariwafa bank met nummer
[rekeningnummer 2] waarvan het saldo op 18 maart 2022 18.998,48 MAD is.
Dat betekent dat de vrouw aan de man voor de verdeling van deze rekeningen nog 2.235,58 MAD moet betalen (totaal saldi van 33.525,79/2 = 16.762,89 – 14.527,31 MAD = 2.235,58 MAD).
3.10.
Het hof zal het verzoek van de vrouw om de man te veroordelen de bankafschriften van zijn rekening vanaf 18 september 2021 tot en met 18 maart 2022 aan haar te laten zien afwijzen. Het hof gaat ook voorbij aan de stelling van de vrouw dat de man vermogensbestanddelen voor haar verbergt (cash geld en een ontslagvergoeding). De man betwist dat De vrouw heeft haar stellingen over verborgen vermogensbestanddelen (weggesluisd geld) gepresenteerd als niet onderbouwde vermoedens. Dat is tegenover de betwisting van de man onvoldoende. Pas op zitting bracht de vrouw naar voren dat zij over de nodige bewijsstukken beschikt omdat die na het vertrek van de man (in 2020) in de woning zijn achtergebleven. Zij heeft niet uitgelegd waarom ze nu pas aanbiedt om die stukken (die niet nader zijn geduid) in het geding te brengen en is daarmee te laat.
De conclusie
3.11.
De grieven van beide partijen slagen voor een deel. Het hof zal de zorgregeling vaststellen en (opnieuw) de wijze van verdeling van de bankrekeningen en het appartement in Marokko gelasten.
3.12.
Het hof bepaalt dat elke partij zijn eigen kosten moet dragen (compensatie van proceskosten) vanwege de aard van de zaak (nevenvoorzieningen bij echtscheiding).
3.13.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt de beslissingen van de rechtbank in 5.3-5.4. en 5.15. van de beschikking van 17 januari 2024;
4.2.
stelt een zorgregeling voor [minderjarige] , de zoon van partijen, vast die inhoudt dat de vader voor [minderjarige] zorgt:
  • elke woensdag als [minderjarige] uit school komt tot de donderdag daarna als hij naar school gaat
  • om het weekend van vrijdag 17:30 uur (vanuit de BSO) totdat [minderjarige] maandag weer naar school gaat
  • de helft van de vakanties en feestdagen (overeenkomstig bijlage 5 bij het verweerschrift van de man);
4.3.
gelast de wijze van verdeling van de bankrekeningen in Marokko als volgt:
  • partijen moeten de saldi op de bankrekeningen in Marokko toedelen aan degene op wiens/wier naam die rekening op 18 maart 2022 stond;
  • de vrouw moet vanwege deze verdeling aan de man 2.235,58 MAD betalen;
4.4.
gelast de wijze van verdeling van het appartement nummer [0] in het [straat] 2-project in de stad [plaats B] (Marokko) dat ook wordt aangeduid met “ [X] ” met vastgoedregistratienummer 64726/40 en de inboedel in dit appartement als volgt:
  • partijen dienen binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak de actuele waarde vrij van huur en gebruik van het appartement en de waarde van de inboedel te laten bepalen door een taxateur aan te wijzen door partijen samen en bij gebreke van overeenstemming door [C] , ten tijde van de verkrijging van het appartement door de vrouw notaris in [plaats C] , dan wel door diens opvolger;
  • voor het geval blijkt dat de vrouw niet binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak heeft meegewerkt aan de bepaling van de actuele waarde van het appartement en de inboedel door de gezamenlijk dan wel door de notaris aan te wijzen taxateur zal toedeling van het appartement en de inboedel geschieden tegen een waarde van € 120.000;
  • partijen dienen vervolgens binnen twee weken nadat de uitkomst van de taxatie aan hen is meegedeeld door de taxateur dan wel nadat is gebleken dat geen waardebepaling door een taxateur heeft plaatsgehad omdat de vrouw daaraan niet heeft meegewerkt over te gaan tot de toedeling van het appartement en de inboedel aan de vrouw;
  • de vrouw dient ter gelegenheid van deze toedeling aan de man de overwaarde (de helft van de getaxeerde waarde van het appartement en de inboedel dan wel de helft van € 120.000) te betalen via de rekening van de notaris;
4.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en
4.7.
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, K. Mans en S. Kuijpers en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2024.