ECLI:NL:GHAMS:2024:2970

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
200.343.159/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot onderzoek naar beleid en gang van zaken van RDS Holding B.V. afgewezen

In deze zaak heeft SDR Beheer B.V. op 5 juli 2024 de Ondernemingskamer verzocht om een onderzoek in te stellen naar het beleid en de gang van zaken van RDS Holding B.V. over de periode van 1 januari 2021 tot en met 5 juli 2024. Tevens verzocht SDR Beheer om onmiddellijke voorzieningen, waaronder de schorsing van het ontslag van [C] en [B] als bestuurders van RDS Holding. RDS Holding heeft op 15 juli 2024 verweer gevoerd en verzocht om het verzoek van SDR Beheer af te wijzen. De Ondernemingskamer heeft de zaak op 18 juli 2024 behandeld, waarbij de advocaten van de betrokken partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de onderlinge verhoudingen binnen RDS Holding zijn verslechterd, vooral na het ontslag van [C] en [B]. SDR Beheer heeft geclaimd dat het ontslag in strijd is met de wet en dat er sprake is van belangenverstrengeling door [E], de president-directeur van RDS Holding. De Ondernemingskamer heeft echter geconcludeerd dat de redenen voor het ontslag niet onredelijk zijn en dat er geen gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken binnen RDS Holding. De verzoeken van SDR Beheer en [A B.V.] zijn afgewezen, en de Ondernemingskamer heeft geen aanleiding gezien om een van de partijen in de kosten van de procedure te veroordelen.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.343.159/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 24 oktober 2024
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SDR BEHEER B.V.,
gevestigd te Rhoon,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mrs. C.J. Jageren
A.G.J. van Rinsum, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RDS HOLDING B.V.,
gevestigd te Rhoon,
VERWEERSTER,
advocaten:
mrs. M.H.S. Verhoevenen
T.M. Munnik, kantoorhoudende te Rotterdam,
e n t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A B.V.],
gevestigd te [plaats] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mrs. R.M. Leeuwenburghen
I.J. van Vloten, kantoorhoudende te Rotterdam,
e n t e g e n
[B],
wonende te [plaats] ,
advocaten:
mrs. Jageren
Van Rinsumvoornoemd,
BELANGHEBBENDE,
e n t e g e n
[C],
wonende te [plaats] ,
advocaten:
mrs. Leeuwenburghen
Van Vlotenvoornoemd,
BELANGHEBBENDE,
e n t e g e n
[D B.V.],
gevestigd te [plaats] ,
BELANGHEBBENDE,
e n t e g e n
[E],
wonende te [plaats] ,
in persoon verschenen,
BELANGHEBBENDE,
Hierna worden partijen ook als volgt aangeduid:
  • verzoekster als SDR Beheer;
  • verweerster als RDS Holding;
  • [B] als [B] en tezamen met SDR Beheer als [B] c.s.;
  • [A B.V.] als [A B.V.] ;
  • [C] als [C] en tezamen met [A B.V.] als [C] c.s.;
  • [D B.V.] als [D B.V.] ;
  • [E] als [E] en tezamen met [D B.V.] als [E] c.s.;
  • Stichting Administratiekantoor RDS Holding als STAK.

1.Het verloop van het geding

1.1
SDR Beheer heeft bij verzoekschrift van 5 juli 2024 de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van RDS Holding over de periode vanaf 1 januari 2021 tot en met 5 juli 2024;
als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure, primair
a. het besluit van de algemene vergadering van RDS Holding tot ontslag van [C] en [B] als statutair bestuurders van de vennootschap te schorsen;
b. [E] te schorsen als bestuurder van RDS Holding en/of een derde persoon te benoemen tot bestuurder van RDS Holding en/of [B] te herbenoemen tot bestuurder van RDS Holding;
c. de door STAK gehouden aandelen in RDS Holding over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder;
of, subsidiair, een andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer juist acht;
3. RDS Holding te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.2
[A B.V.] heeft bij verweerschrift van 15 juli 2024 de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van SDR Beheer toe te wijzen. Zij heeft daarbij verzocht het onderzoek mede te laten zien op de totstandkoming van een aantal in haar verweerschrift genoemde transacties/investeringen, alsook het gevoerde dividendbeleid. Tevens heeft zij eigen accenten gelegd bij de door SDR Beheer verzochte en door haar onderschreven onmiddellijke voorzieningen.
1.3
RDS Holding heeft bij verweerschrift van 15 juli 2024 de Ondernemingskamer verzocht SDR Beheer niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, dan wel dit verzoek af te wijzen en SDR Beheer te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.4
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 18 juli 2024. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen en wat mr. Jager betreft onder overlegging van tevoren toegestuurde nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.Inleiding en feiten

2.1
Deze zaak gaat over RDS Holding en de door haar gedreven onderneming: [F] , een logistiek dienstverlener die wereldwijd opereert. [E] is medeoprichter van (de voorganger van) RDS Holding. [C] en [B] , de zoons van [E] , zijn werkzaam binnen het bedrijf dat nu een familiebedrijf is. De onderlinge verhoudingen zijn verslechterd en onlangs zijn [C] en [B] ontslagen als bestuurders van RDS Holding. Zij vinden dat [E] onvoldoende rekening houdt met hun belangen (als certificaathouders) en de belangen en continuïteit van RDS Holding. Daar komt bij dat samenwerken met [E] volgens [C] en [B] steeds moeizamer wordt.
2.2
RDS Holding staat aan het hoofd van de [F] -groep. Zij drijft via verschillende grotendeels Nederlandse dochtervennootschappen een onderneming die zich toelegt op vrachtvervoer en bijbehorende (logistieke) diensten en houdt daarnaast een groot aantal deelnemingen in vennootschappen waarin soms ook andersoortige ondernemingen of investeringen zijn ondergebracht. STAK houdt alle aandelen (A1, B1 en C1) in RDS Holding. [E] is in persoon enig bestuurder van STAK. [E] is sinds het ontslag van [C] en [B] 0p 30 juni 2024, eveneens in persoon, enig bestuurder (met als titel president directeur) van RDS Holding. Hij is alleen/zelfstandig bevoegd (en was dit ook al voor het ontslag van [C] en [B] ).
2.3
SDR Beheer, de persoonlijke vennootschap van [B] waarvan hij enig bestuurder is, [A B.V.] , de persoonlijke vennootschap van [C] waarvan hij enig bestuurder is, en [D B.V.] , de persoonlijke vennootschap van [E] waarvan hij enig bestuurder is, houden ieder één certificaat dat correspondeert met 1/3 van de aandelen in RDS Holding. [D B.V.] is houder van één certificaat 1A, SDR Beheer is houder van één certificaat 1B en [A B.V.] is houder van één certificaat 1C. Vader en zoons zijn, ieder via een persoonlijke vennootschap en een stichting administratiekantoor, in persoon rechthebbende. Versimpeld ziet dit er als volgt uit:
2.4
[F] B.V. (“
BV”) is in 1977 opgericht door [E] en zijn compagnon [G] . In 1983 heeft [E] alle aandelen in [F] BV verworven.
2.5
[C] is omstreeks 1996 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden, [B] omstreeks 1998.
2.6
In 2014 heeft een herstructurering plaatsgevonden. Op 29 oktober 2014 is RDS Holding opgericht. [E] (als president directeur zelfstandig bevoegd) en [B] en [C] (gezamenlijk bevoegd) zijn benoemd tot bestuurders van RDS Holding. Op 31 oktober 2014 is STAK opgericht; direct daarna is zij enig aandeelhouder van RDS Holding geworden. Op 14 december 2014 hebben [A B.V.] en SDR Beheer certificaten van aandelen in het kapitaal van RDS Holding geschonken gekregen middels een akte van (af)splitsing/fusie/herstructurering. [F] BV is sindsdien één van de dochtervennootschappen van RDS Holding.
2.7
Op 16 januari 2015 hebben [A B.V.] ( [C] ) en SDR Beheer ( [B] ) ieder een managementovereenkomst gesloten met RDS Holding.
2.8
Op 27 juni 2018 heeft [E] een concept certificaathoudersovereenkomst, opgesteld en van toelichting voorzien door [H & I] accountants/belastingadviseurs/juristen (“
[H & I]”), per e-mail met [C] en [B] gedeeld.
2.9
Op 18 september 2019 heeft [J] , destijds werkzaam bij [H & I] en tot op heden adviseur van RDS Holding (“
[J]”), een aangepast concept van de certificaathoudersovereenkomst aan onder meer [E] , [B] en [C] gestuurd. [J] heeft dit concept per e-mail toegelicht.
2.1
Op 19 september 2019 heeft [B] per e-mail een aantal vragen over het nieuwe concept gesteld.
2.11
Op 29 oktober 2019 heeft [J] , op verzoek van [B] , de laatste versie van het concept van de certificaathoudersovereenkomst nogmaals per e-mail aan [B] en [C] gestuurd.
2.12
Op 5 augustus 2020 heeft [E] namens RDS Holding Groen Real Estate B.V. opgericht. Via deze onderneming zijn de dochter en man van een ex-partner van [E] activiteiten in de vastgoedsector gaan ontplooien. Bij e-mail van 6 augustus 2020 heeft [C] laten weten niet akkoord te zijn met die transactie.
2.13
Op 17 september 2020 is bij [C] een terminale ziekte geconstateerd. In oktober 2020 is hij met zijn eerste behandeling begonnen.
2.14
Bij e-mail van 16 november 2020 heeft [J] een aangepast concept van de certificaathoudersovereenkomst met [B] en [C] gedeeld. Op 17 november 2020 heeft [B] per e-mail berekeningen van de verschillende aanbiedingsscenario’s aan [J] voorgelegd met de vraag of hij het concept zo goed begrijpt, en enkele vragen gesteld. Op 17 november 2020 heeft [J] per e-mail bevestigd dat [B] het goed ziet en de verschillende scenario’s – vrijwillig weggaan, verplichte aanbieding, wegsturen en overlijden – toegelicht.
2.15
Op 14 december 2020 heeft [E] namens RDS Holding Groen Real Estate II B.V. opgericht, mede ten behoeve van de vastgoedonderneming van de dochter en man van dezelfde ex-partner.
2.16
Bij e-mail van 25 januari 2021 heeft [J] een aangepast concept van de certificaathoudersovereenkomst met [E] , [C] en [B] gedeeld, met als toelichting: “
Bijgaand de certificaathoudersovereenkomst. De laatste wijzigingen zijn verwerkt (betalingstermijn 10 jaar en koopprijs bij overlijden verhoogd naar 25Mio). Eventuele resterende vragen hoor ik graag en anders het verzoek om deze overeenkomst op korte termijn (januari 2021) te ondertekenen. Graag een getekende versie retour.”
2.17
In januari 2021 hebben [E] c.s., [C] c.s., [B] c.s., RDS Holding en STAK de op 25 januari 2021 rondgestuurde certificaathoudersovereenkomst (de “
Certificaathoudersovereenkomst”) getekend. Het doel van de Certificaathoudersovereenkomst is, kort gezegd, het vastleggen van de procedure met betrekking tot de vrijwillige of eventueel verplichte aanbieding van de door [A B.V.] en SDR Beheer gehouden certificaten (artikel 2). In de Certificaathoudersovereenkomst is onder andere bepaald:
- wanneer sprake is van vrijwillige (artikel 3) en verplichte (artikel 4) aanbieding en aanbieding als gevolg van overlijden en/of van ‘wegsturen’ van [A B.V.] of SDR Beheer (artikel 5);
- hoe de koopprijs van de certificaten wordt vastgesteld (artikel 7);
- hoe de koopprijs dient te worden voldaan (artikel 8).
2.18
Op 25 februari 2021 zijn de statuten van STAK gewijzigd. In de statuten is onder meer bepaald dat:
- STAK de rechten op de aandelen zodanig zal uitoefenen dat de groei en bloei van de vennootschap wordt bevorderd en de belangen van de certificaathouders op behoorlijke wijze worden behartigd, met name door middel van een dividendpolitiek die rekening houdt met het voor het levensonderhoud van de certificaathouders en hun partners noodzakelijke inkomen (artikel 3);
- onder het behartigen van de belangen van de certificaathouders mede wordt verstaan het creëren van mogelijkheden voor bestaande en nieuwe certificaathouders door, onder andere, met het vermogen van de vennootschap een onderneming op te zetten, registergoederen te kopen of trainingen te volgen (artikel 3);
- [E] zolang hij enig bestuurder is ook bij eventuele (persoonlijk) tegenstrijdige belangen aan besluitvorming kan deelnemen (artikel 5);
- in welke gevallen [E] niet langer bestuurslid is en wie dan het opvolgend bestuur vormt, dan wel hoe een opvolgend bestuur wordt gekozen (overgangsbepaling).
2.19
Op 25 februari 2021 zijn de statuten van RDS Holding gewijzigd. In de statuten is onder meer bepaald dat:
- aandeelhouders vergaderrecht, stemrecht en winstrecht hebben (artikel 3);
- certificaathouders geen vergaderrecht hebben (artikel 9);
- aandelen, behalve de aandelen en/of certificaten van [E] voor zover hij deze overdraagt aan bloedverwanten in neergaande lijn, slechts kunnen worden overgedragen met inachtneming van de statutaire aanbiedingsregeling (artikel 13);
- in bijzondere gevallen aanvullende aanbiedingsverplichtingen gelden, waaronder een lock-up in geval van verkrijging van aandelen krachtens erfrecht (als gevolg van overlijden van een aandeelhouder) en/of schenking aan kinderen en/of afstammelingen van een aandeelhouder (artikel 14);
- de vennootschap vertegenwoordigd kan worden door de president directeur (zelfstandig) of twee bestuurders gezamenlijk handelend (artikel 16);
- bepaalde bestuursbesluiten aan goedkeuring van de algemene vergadering onderworpen zijn (artikel 17). Deze goedkeuringsregeling is niet van toepassing op [E] ;
- voor elk soort aandelen (A, B, C) een dividendreserve wordt aangehouden, er jaarlijks (voor zover de winst dit toelaat) een bepaald percentage van de bestaande reserve aan de dividendreserves dient te worden toegevoegd en de algemene vergadering na die toevoeging bevoegd is tot bestemming van de overgebleven winst. Ook kan de algemene vergadering op verzoek een bepaalde dividendreserve geheel/gedeeltelijk opheffen ten behoeve van de aandeelhouder (artikel 20).
2.2
In februari 2021 is [K] in dienst getreden als (extra) bestuurslid van RDS Holding. In juli 2021 is hij op initiatief van [E] (want volgens [E] “
onbekwaam”) uit dienst getreden. Er is in het kader van dit vertrek ongeveer € 700.000 aan [K] betaald.
2.21
Vanaf het derde kwartaal van 2021 is de gezondheid van [C] verbeterd en heeft hij zijn werkzaamheden geleidelijk gedeeltelijk hervat.
2.22
In een memorandum van 2 september 2022 (aan de aandeelhouders van RDS Holding) van [H & I] zijn drie verschillende aanbiedingsscenario’s (overlijden [E] ; [B] of [C] komen te overlijden voordat [E] overlijdt; ontbinding huwelijk of samenwonen) uiteengezet. Op het memorandum is door [B] noch [C] gereageerd. Het memorandum is gebaseerd op de volgende documenten:
- Akte van schenking van 31 oktober 2014;
- Statuten van RDS Holding;
- Statuten van STAK;
- Administratievoorwaarden STAK 25 februari 2021;
- de Certificaathoudersovereenkomst.
2.23
Op 12 oktober 2022 heeft [B] zich ziek gemeld.
2.24
Op 17 oktober 2022 is [L] (“
[L]”) in dienst getreden als (extra) bestuurslid van RDS Holding. In voorbereiding op zijn indiensttreding heeft hij vanaf juni/juli 2022 wekelijks een (bestuurs)vergadering met [B] en [E] bijgewoond.
2.25
Op 26 oktober 2022 heeft [E] namens RDS Holding een akte van cessie getekend, waarbij ING Bank N.V. (“
ING”) is opgetreden als schuldeiser, [M] , (huis)fiscalist van RDS Holding (‘
[M]”) als schuldenaar en RDS Holding als koper. Op grond van deze akte heeft RDS Holding, kort gezegd, een vordering van meer dan € 2.350.000 van ING op [M] overgenomen voor € 1.275.000 en het bijbehorende hypotheekrecht op een huis van [M] verkregen.
2.26
Op 6 januari 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden om de (voorwaarden voor de voorgenomen) herintreding van [B] te bespreken. [B] , [J] en [L] zijn hierbij aanwezig geweest. [E] heeft dit gesprek afgezegd.
2.27
Van eind januari tot en met april 2023 zijn er verschillende e-mails gewisseld tussen (de advocaten/adviseurs van) [B] en [E] met betrekking tot aan beide kanten gestelde voorwaarden voor herintreding van [B] .
2.28
Op 1 mei 2023 heeft [B] zijn werkzaamheden hervat.
2.29
In juni 2023 is er € 650.000 dividend aan [A B.V.] ( [C] ) uitgekeerd en € 500.000 en € 64.000 aan SDR Beheer ( [B] ). Hierover is per e-mail (tussen [E] , [B] , [N] (van de financiële afdeling)) onder meer het volgende besproken:
- [E] , 27 juni 2023: “
Even voor de duidelijkheid, schijnbaar is er 650 k aan [C] uitgekeerd en slechts 500 k aan [B] alsook 64 k recent. Even dividend notulen maken alsook [B] nog die 86 k betalen”;
- [N] , 28 juni 2023: “
Morning - zie onderstaand en bijgevoegd overzicht uitgekeerde dividenden vanuit RDS Holding naar de 3 beheren”;
- [B] , 28 juni 2023: “
(…) Ben wel benieuwd hoe dit kon? [N] ? Dat van [E] is duidelijk, hij heeft hier recht op maar heeft gemeld dat dit later kon of ken maar waarom het verschil tussen mij en [C] ? (…)”;
- [E] , 29 juni 2023: “
Zeik niet, foutje van mij maar nu toch opgelost ? Nogmaals jullie hebben beide e 25 k pm en dat blijft zo tot nader orde”.
2.3
In totaal is in 2023 € 900.000 dividend aan iedere certificaathouder uitgekeerd (bij een geconsolideerd netto resultaat van € 20.273.104). In de jaren daarvoor zijn de volgende dividenduitkeringen aan iedere certificaathouder gedaan:
- € 250.000 in 2019 (bij een geconsolideerd nettoresultaat van € 4.043.650);
- € 529.000 in 2021 (bij een geconsolideerd nettoresultaat van € 11.933.774);
- € 1.606.403 in 2022 (bij een geconsolideerd nettoresultaat van € 19.010.655).
In 2020 is geen dividend uitgekeerd (bij een nettoresultaat van € 5.236.213).
2.31
Omstreeks augustus 2023 is [L] door [E] ontslagen (volgens [E] : “
[L] loog voor de rechtbank; hij deed zaken met Angola.”). Hierbij is een ontslagvergoeding van ongeveer € 500.000 betaald.
2.32
Op 4 december 2023 heeft [M] aan [E] gemaild (met [J] in cc): “
(…) Je hebt alles gedaan om jouw zoons een toekomst te geven. Je hebt ze deelgenoot gemaakt van jouw bedrijf, maar uit de e-mails lees ik alleen maar eigenbelang en niet het belang van het bedrijf. Over hun financiële situatie hoef je geen zorgen te maken. Dat heb je prima geregeld. Het zou alleen zonde zijn als jij en jouw levenswerk hieraan ten gronde gaan. Wij hebben een tijd geleden gesproken om de handelsbedrijven en VD&R op te splitsen. Mijn advies is om VD&R te verkopen en jij gaat, samen met [J] en mij verder met de handelsbedrijven. Dat wil niet zeggen dat jouw zoons nergens bij betrokken zijn, maar doe dit via een soort van family office.
(…)”.
2.33
Op 10 december 2023 heeft [E] bovengenoemde e-mail doorgestuurd aan [B] en [C] , met als toelichting: “
En zo denkt de wereld”.
2.34
[B] en [C] hebben per e-mail gereageerd op respectievelijk 10 en 18 december 2023. [C] heeft daarbij onder meer geschreven: “
(…) Geen eigen belang? [M] hoe is het met je huis? Ook de hieronder vermelde opmerking: “samen met [J] en mij verder met de handelsbedrijven”, laat mij toch een bepaald belang zien en dat is niet dat van VDR/mij of [B] . Dat geeft mij ook bedenkingen aangaande adviezen en met name invulling daarvan, sinds de constatering van mijn kanker op 17 september 2020. (…)”.
2.35
In januari 2024 heeft [E] vanuit RDS Holding € 8.500.000 vastgezet in een spaardeposito bij de Zwitsere Zürcher Kantonalbank (met als contactpersoon [O] , achterneef van [E] (“
[O]”). Hierover heeft tussen onder andere [E] , [C] en [B] e-mailcorrespondentie plaatsgevonden waarin onder meer is geschreven:
- [E] aan [O] (met anderen in cc), 29 januari 2024: “
Ik beslis en dat zal voorlopig niet veranderen, evtl zal [B] wel willen meetekenen want ons geld staat safer bij jullie dan in Nederland en onzin dat jij je terugtrekt”;
- [B] aan [E] , 29 januari 2024: “
(…) We kennen alleen [O] , en niets ten nadele van hem, maar ik ben liever safe. Is toch niet zoveel gevraagd om daar kennis te maken… e-mails, papiertjes zijn zo na te maken tegenwoordig en wij zijn al 2 x ergens in gelopen met relatie’s die iets bestelden maar wat fake was… (…)”;
- [C] aan [E] en [O] (met anderen in cc), 29 januari 2024: “
(…) Even voor de goede orde! Ik begrijp dat er inmiddels 2 Miljoen zonder mijn akkoord is overgemaakt naar deze deposito rekening. Begrijp hiernaast dat zonder mijn akkoord, mijn persoonlijke gegevens in de vorm van “alleen” de voorkant van mijn paspoort zijn doorgestuurd. Voor alle duidelijkheid, ik ben als aandeelhouder niet akkoord met deze transactie. Alsmede hoe deze tot stand is komen, zonder mijn medeweten.(…)”
- [E] aan [C] (met anderen in cc), 1 maart 2024: “
Hier heb je niets over te zeggen, risiko bij deposito Nederland is tot e 100 k gegarandeerd door de staat meer niet en we praten nog steeds over mijn geld, risiko in Zwitserland is oneindig door kanton zuerich gedekt, dus nogmaals niet mee bemoeien”.
2.36
Op 31 januari 2024 heeft [C] per e-mail aan onder meer [B] en [E] laten weten dat hij van de Certificaathoudersovereenkomst af wil. Hij heeft dit als volgt toegelicht: “(…)
Op het moment dat ik het aller ziekst was, is er een ongebruikelijke en voor mij zeer nadelige structuur doorgevoerd (zelfs de rechten die ik op basis daarvan heb, worden niet gerespecteerd). Dat neem ik [E] en de betrokken notaris en adviseurs kwalijk. Er is misbruik gemaakt van de omstandigheden waarin ik mij bevond – of in ieder geval van de verkeerde voorstelling van zaken, of van de onjuiste dingen die mij zijn voorgehouden. (…)”.
2.37
In het voorjaar van 2024 zijn de spanningen tussen partijen opgelopen en is er veelvuldig contact geweest. In het contact tussen [E] en [B] heeft [B] onder andere de wens geuit duidelijkheid te krijgen over zijn rol/taken en een toekomstplan.
2.38
Op 8 april 2024 heeft [J] , op verzoek van [E] , een notitie met betrekking tot de aanbieding van de certificaten op grond van de Certificaathoudersovereenkomst gedeeld (per e-mail aan [E] met het directie-e-mailadres van [F] in cc). In reactie heeft [C] diezelfde dag onder andere geschreven: “
(…) De adviseurs hebben hun werk gedaan, maar niet in het belang van alle aandeelhouders als ik onderstaande punten wederom lees: “erg jammer, dat dit zo moet. (…)
2.39
Bij e-mail van 11 april 2024 heeft [B] tegenover [E] (met [C] en [J] in cc en “Toekomst RDS Groep” als onderwerp) zijn ongenoegen over de onderlinge samenwerking geuit en verzocht om op korte termijn de toekomst van [F] en de rol van [B] en [C] te bespreken.
2.4
Op 5 mei 2024 heeft [E] per e-mail aan [C] en [B] (met [J] in cc) een voorstel voor aanpassing van de Certificaathoudersovereenkomst gedeeld. Ook heeft hij een voorstel voor een nieuw dividendbeleid gedaan:
“(…). 2. Jaarlijks [A B.V.] , [SDR Beheer] en [D B.V.] een dividend van euro 1.000.000 of nader door 2/3 van de stemmen te bepalen ten laste van Rds. (…).” Verder heeft hij onder meer geschreven:
- “
Ik heb [B] beloofd te proberen over de afgelopen tijd ZAND te gooien, ondanks mijn misschien wat scherpe mail aan [C] vanmorgen dit ook bij hem te doen. Mijns inziens aan [C] al geruime tijd en ook aan [B] de afgelopen weken laten zien best te willen overleggen maar accepteer geen zelfstandige beslissingen van wie dan ook. Als men dat wenst moet men maar voor zichzelf en we mogen concluderen dat tot op heden niemand nog echt gelukt is (…)”;
- “
Jullie suggesties kunnen nog 1 keer de tafel passeren, geen overeenkomst dan schluss en ben dan genoodzaakt dingen te gaan doen die ik hiermede probeer te vermijden als b.v. verkoop alles of gedeelte’s en dan buitensporig te gaan leven.
2.41
Op 17 mei 2024 heeft mr. Leeuwenburgh namens [A B.V.] haar bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken van RDS Holding kenbaar gemaakt. [E] heeft op 20 mei 2024 per e-mail gereageerd. De spanningen tussen partijen zijn hierna verder opgelopen.
2.42
Mr. Jager heeft namens [B] c.s. bij brief van 13 juni 2024 bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken van RDS Holding kenbaar gemaakt.
2.43
In de weken hierna heeft [E] per e-mail aan zijn zoons gecommuniceerd eerst met [C] en daarna met [B] in gesprek te willen gaan. In zijn antwoorden laat [B] mede namens [C] weten dat zij hier niet voor openstaan.
2.44
Op 26 juni 2024 heeft [E] namens STAK inhoudelijk gelijkluidende brieven aan [C] en [B] gestuurd waarin hij hen kort gezegd in de gelegenheid gesteld (uiterlijk 30 juni 2024 om 12.00 uur) te reageren op hun eigen voorgenomen ontslag als bestuurder van RDS Holding, alsook advies te geven over het voorgenomen ontslag van de ander. [E] heeft de voorgenomen besluiten op vergelijkbare wijze toegelicht. In beide brieven staat: “
(…) merk ik op van mening te zijn dat als gevolg van de opstelling van zowel jou als[ [B] / [C] ]
in de door jullie ingenomen standpunten en gevoerde correspondentie, er blijkt van een onverenigbaarheid van de karakters tussen de betrokkenen en een inmiddels ontstane verstoorde zakelijke relatie. In mijn zakelijke visie is er sprake van een daardoor ontstane, ontoelaatbare onrust binnen het bestuur van de Vennootschap, die afleidt van het op juiste en verantwoorde wijze en in alle rust besturen van de Vennootschap. Voorts is het mij gebleken dat het jou en[ [B] / [C] ]
aan de noodzakelijke kwaliteiten en capaciteiten ontbreekt welke nodig zijn voor een positie van statutaire bestuurder van de Vennootschap.”
In de brief aan [C] wordt hieraan nog toegevoegd:
Hier komt bij dat ik mij grote zorgen maak over jouw gezondheid. Ik heb begrepen dat je alle stress opleverende situaties dient te vermijden, om te voorkomen dat jouw ziekte weer terug komt. (…)”.
2.45
Op 28 juni 2024 hebben mr. Leeuwenburgh en mr. Jager namens respectievelijk [C] en [B] per brief hun bezwaren tegen de voorgenomen besluiten kenbaar gemaakt.
2.46
Op 30 juni 2024 heeft STAK ( [E] ) besloten tot ontslag van [B] en [C] als statutair bestuurders van RDS Holding. Hij heeft per brieven van dezelfde dag ook de managementovereenkomsten opgezegd. Zijn besluit heeft hij in de brief aan [B] (en op verglijkbare wijze aan [C] ) als volgt toegelicht: “
(…) Ik wil hierbij benadrukken dat ik tot deze besluitvorming ben gekomen om noodzakelijke rust te creëren in het bestuur van de vennootschap, maar dit doet niets af aan mijn wens om allereerst met [C] en daarna met jou te praten over ieders wensen en behoeften en de mogelijkheden tot invulling daarvan. (…)”.
2.47
Bij e-mail van 1 juli 2024 aan mr. Hansen, raadsman van [E] , heeft mr. Jager de bezwaren van [B] tegen zijn ontslag en de opzegging van zijn managementvergoeding kenbaar gemaakt.
2.48
Bij e-mail van 3 juli 2024 aan mr. Hansen heeft mr. Leeuwenburgh de bezwaren van [C] tegen zijn ontslag en de opzegging van zijn managementvergoeding kenbaar gemaakt.

3.De gronden van de beslissing

3.1
SDR Beheer heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van RDS Holding en dat de toestand van de vennootschap nodig maakt dat onmiddellijke voorzieningen worden getroffen. Als toelichting heeft SDR Beheer – samengevat – het volgende naar voren gebracht:
1. Het ontslag van [B] (en [C] ) als bestuurders van RDS Holding is in strijd met artikel 2:8 BW: formaliteiten zijn veronachtzaamd en een inhoudelijke onderbouwing ontbreekt. Met de besluiten tot ontslag en het opzeggen van de managementovereenkomsten heeft [E] zijn persoonlijke belangen boven de belangen van [B] (als bestuurder en certificaathouder) en de belangen van RDS Holding geplaatst;
2. [E] handelt in strijd met het belang van [B] (en [C] ) als certificaathouder van RDS Holding door al het geld op te maken, althans daarmee te dreigen;
3. Er is geen sprake van collegiaal bestuur: [E] handelt solistisch, overlegt niet en duldt geen tegenspraak. Sinds hun ontslag, dat met het gebrek aan overleg samenhangt, tasten [B] en [C] in het duister ten aanzien van ontwikkelingen binnen RDS Holding;
4. De totstandkoming van (bestuurs)besluiten is gebrekkig: er wordt onvoldoende om advies van medebestuurders gevraagd, althans onvoldoende tijdig, en besluiten worden tegen de wil van andere bestuurders genomen. Ook lijden de inhoud en kwaliteit van bestuursbesluiten onder het gebrek aan samenwerking en de huidige ongezonde structuur;
5. [E] handelt niet meer in het belang van RDS Holding;
6. Bij diverse door [E] genomen bestuursbesluiten is sprake geweest van tegenstrijdige belangen;
7. Er wordt onvoldoende informatie aan [B] (en [C] ) verstrekt, als gevolg waarvan hij zijn werkzaamheden voor RDS Holding niet gedegen heeft kunnen uitvoeren;
8. Er is niet voorzien in de bedrijfsopvolging, hetgeen een risico vormt voor de continuïteit van RDS Holding en de belangen van [B] (in zijn hoedanigheid van certificaathouder). Dit risico is sinds het ontslag van [B] en [C] acuter geworden;
9. Er is geen goed liquiditeits- en/of dividendbeleid: in weerwil van artikel 20 lid 2 van de statuten van RDS Holding wordt er geen dividend uitgekeerd, terwijl RDS Holding beschikt over voldoende (tientallen miljoenen) liquide middelen. Ondertussen zet [E] eigenhandig miljoenen vast bij een bank over de grens;
10. Er is sprake van kennelijke belangenverstrengeling bij [J] en [M] : het contact met [J] en [M] verloopt enkel via [E] . Het is onvoldoende duidelijk of hun adviezen onafhankelijk en betrouwbaar zijn. Hier komt bij dat [E] met middelen van RDS Holding de aan [M] verstrekte hypothecaire geldlening heeft overgenomen. .
3.2
[A B.V.] heeft de verzoeken van SDR Beheer ondersteund en de door haar naar voren gebrachte bezwaren onderschreven. In aanvulling op de toelichting van SDR Beheer heeft [A B.V.] – samengevat – het volgende naar voren gebracht:
1. Gebrekkige besluitvorming: er is niet of nauwelijks sprake van een vergader- en overlegstructuur op bestuurs- en aandeelhoudersniveau. Er is op voorhand geen agenda, er is geen afwegingskader en naderhand is er geen vastlegging. Tegenstrijdige belangen worden niet geadresseerd en (in het bijzonder) [C] wordt buiten besluitvorming gehouden. Voorgaande leidt tot willekeur en maximale manoeuvreerruimte voor [E] , die geen onderscheid maakt tussen bestuur- en aandeelhoudersmacht;
2. Tegenstrijdig belang: [E] heeft bij herhaling besluiten genomen waarbij hij direct of indirect een persoonlijk belang had dat tegenstrijdig was met het belang van RDS Holding, zonder daarbij de vereiste transparantie en zorgvuldigheid te betrachten. Bovendien bemoeilijkt de veelheid aan deelnemingen, belangen en investeringen die wezensvreemd zijn aan de kernactiviteiten van de [F] Groep het aanbrengen van voldoende onderscheid tussen eigen belangen en het vennootschappelijk belang;
3. Het bestuur omringt zich met niet-onafhankelijke en niet-objectieve adviseurs: de oogmerken van [M] en [J] zijn waar het hun advisering betreft, vermoedelijk, onzuiver. [E] werkt deze onzuiverheid in de hand door samen met [M] en [J] te ondernemen/investeren. Dit terwijl er een situatie hoort te zijn waarin de enige loyaliteit van betrokken adviseurs aan RDS Holding is;
4. Ontbreken van dividendbeleid: terwijl RDS Holding structureel beschikt over overtollige liquide middelen, wordt uitkering daarvan - waartoe uiteindelijk door [E] moet worden besloten - zonder motivering grotendeels achterwege gelaten. In plaats van een kenbaar en met de redelijkheid en billijkheid strokend dividendbeleid, wordt dividend door [E] beschouwd als een gunst die [C] en [B] ad hoc en op zijn voorwaarden ten deelt valt. Dit is in strijd met de statuten van RDS Holding (in het bijzonder artikel 20) en van STAK (onder andere artikel 3).
3.3
RDS Holding ( [E] ) heeft verweer gevoerd. De Ondernemingskamer zal hieronder waar nodig op dat verweer ingaan.
3.4
Samengenomen zien de door SDR Beheer en [A B.V.] naar voren gebrachte bezwaren op (i) het bestuur van en besluitvorming binnen de onderneming, (ii) het op onzorgvuldige wijze omgaan met tegenstrijdige belangen en het hebben van niet-onafhankelijke adviseurs, (iii) het ontslag van [C] en [B] , (iv) het handelen in strijd met de belangen van RDS Holding en/of de certificaathouders, (v) het (gebrek aan een) dividendbeleid en (vi) het (gebrek aan een) bedrijfsopvolgingsplan. De Ondernemingskamer behandelt deze onderwerpen achtereenvolgens.
Bestuur van en besluitvorming binnen de onderneming
3.5
Het resultaat van de (fiscaal ingegeven) herstructurering van [F] in 2014, waarbij SDR Beheer ( [B] ) en [A B.V.] ( [C] ) certificaten in het kapitaal van RDS Holding geschonken hebben gekregen, de Certificaathoudersovereenkomst en de statutenwijzigingen uit 2021, is een structuur waarin [E] doorslaggevende zeggenschap heeft (behouden) op aandeelhoudersniveau, als bestuurder van STAK, en op bestuursniveau, waar hij als president-directeur zelfstandig bevoegd is RDS Holding te vertegenwoordigen. [B] en [C] hebben uitdrukkelijk niet een vergelijkbare rol gekregen of zelfs ook maar gedeeltelijk vergelijkbare bevoegdheden. De bewuste keuze voor deze structuur met bijkomende formele en informele rolverdeling levert op zichzelf geen gegronde redenen op om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van RDS Holding.
3.6
De Ondernemingskamer stelt vast dat de bewust gekozen governance waarbij [E] zich alle vrijheid heeft voorbehouden om RDS Holding en de door haar gedreven ondernemingen naar eigen inzicht te besturen in toenemende mate begint te knellen. De huidige governance waarbij de onderneming door [E] nog steeds wordt bestuurd alsof het een eenmanszaak is, past niet meer bij de omvang en de complexiteit van de inmiddels door RDS Holding gedreven onderneming(en) (zie hierover ook 3.18). Het aanstellen en weer ontslaan van [K] en [L] past in dat patroon. De Ondernemingskamer begrijpt tegen deze achtergrond de frustraties die [A B.V.] en SDR Beheer hebben ervaren bij het samenwerken met [E] . Voorts heeft zij oog voor de klacht van [A B.V.] dat niet of nauwelijks sprake is geweest van een vergader- en overlegstructuur en dat het veelal aan formaliteiten als een agenda, afwegingskader en vastlegging ontbreekt. Daarbij merkt de Ondernemingskamer echter ook op dat [B] en [C] jarenlang met deze familiaire ‘aan de keukentafel’-dynamiek akkoord zijn gegaan en bovendien beiden gedurende een langere periode afwezig zijn geweest, waarbij [E] er feitelijk alleen voorstond. Nu de spanningen zijn opgelopen, klagen SDR Beheer en [A B.V.] over een gebrek aan collegiaal bestuur en informatie en een gebrekkige totstandkoming van besluiten. Die klacht moet naar het oordeel van de Ondernemingskamer worden bezien in het licht van de recente ontwikkelingen, waaronder niet in de minste plaats het ontslag van [C] en [B] (zie hierover 3.12). Immers, hoewel het bij tijd en wijle aan collegiaal bestuur en goed overleg ontbroken heeft en de onderlinge communicatie niet altijd constructief was en dit tot spanningen binnen het bestuur heeft geleid, is daaraan met het ontslag van [C] en [B] inmiddels een einde gekomen. In zoverre heeft RDS Holding naar aanleiding van de verzonden bezwarenbrieven ook maatregelen getroffen om aan de door [A B.V.] en SDR Beheer geuite bezwaren tegen de wijze van besturen en het gebrek aan collegiale besluitvorming een einde te maken. Tegen die achtergrond leveren deze bezwaren, voor zover zij al voldoende zwaarwegend zouden zijn, geen gegronde twijfel op aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van RDS Holding.
Tegenstrijdige belangen en niet onafhankelijke adviseurs
3.7
SDR Beheer en [A B.V.] klagen 1) dat [E] onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht waar sprake was van mogelijk tegenstrijdige belangen en 2) dat hij zich bovendien omringt met de adviseurs [J] en [M] , met wie hij ook zaken doet en wier motieven onzuiver zijn.
3.8
Ter onderbouwing van dit laatste bezwaar verwijzen SDR Beheer en [A B.V.] naar de e-mail van [M] aan [E] van 4 december 2023 (zie 2.32) en de schuld van [M] aan ING die op initiatief van [E] in oktober 2022 door RDS Holding is overgenomen (zie 2.25). [E] heeft toegelicht dat de e-mail van [M] geen betrekking heeft op een mogelijke deelneming door [M] in een deel van de onderneming, maar op een mogelijke toekomstige inrichting van de advisering. [E] heeft verder toegelicht dat het faillissement van [M] en de daaruit voortvloeiende transactie met ING een eenmalige zakelijke kans is geweest, waarop door RDS Holding ook winst wordt gemaakt. Met [J] is [E] een beleggingsonderneming gestart die losstaat van [F] . [B] en [C] hebben dit alles inhoudelijk niet meer weersproken en ook overigens is de Ondernemingskamer niet gebleken dat [J] en [M] niet loyaal zouden zijn aan RDS Holding en/of onzuivere motieven zouden hebben.
3.9
Ter onderbouwing van de gestelde tegenstrijdige belangen wijst [A B.V.] op de gang van zaken rondom de deelneming in Groen Real Estate B.V. en Groen Real Estate II B.V. Het betreft twee vastgoedondernemingen gedreven door persoonlijke relaties van [E] die nog steeds deel uitmaken van de [F] -groep. [E] had niet deel mogen nemen aan de beraadslaging en besluitvorming daarover en had daarover extra zorgvuldigheid en transparantie moeten betrachten. Hetzelfde geldt voor President Investments B.V., een beweerdelijk verlieslatende onderneming in de paardenwereld van een andere ex-partner van [E] , waarvan RDS Holding in ieder geval sinds 2016 95% van de aandelen houdt en sinds december 2019 100% en die op de jaarrekeningen van RDS Holding (van 2020 en 2021) wordt meegeconsolideerd.
3.1
[E] stelt hier tegenover dat de beweerdelijk tegenstrijdige belangen inhoudelijk niet zijn onderbouwd, dat de genoemde deelnemingen van jaren geleden dateren en dat de situatie zoals die daarna is ontstaan door [C] en [B] steeds is aanvaard. Ter zitting heeft [E] nog toegelicht dat de vastgoedondernemingen, hoewel branchevreemd, RDS Holding een vast rentepercentage van 3% opleveren en de helft van de opbrengst van het vastgoed. In de paardenonderneming had hij al geïnvesteerd voordat [A B.V.] en SDR Beheer überhaupt certificaathouder waren.
3.11
De Ondernemingskamer overweegt dat zowel de vastgoedondernemingen als de paardenonderneming eigenlijk niet in de [F] -groep thuishoren. Het gaat om deelnemingen die niet passen bij de bedrijfsvoering van de groep, maar eigenlijk bedoeld zijn om persoonlijke relaties van [E] te ondersteunen en/of een plezier te doen. De Ondernemingskamer is het ook met [A B.V.] eens dat het door de veelheid aan deelnemingen en investeringen, in combinatie met de – door hemzelf onderschreven – eigengereidheid van [E] , lastig is het onderscheid tussen de verschillende belangen helder te hebben en zorgvuldig gescheiden te houden. De structuur (artikel 16 van de statuten van RDS Holding in combinatie met artikel 5 van de statuten van STAK) laat weliswaar ruimte voor het door [E] nemen van besluiten waarbij hij een tegenstrijdig belang heeft, maar dit neemt niet weg dat [E] over deze deelnemingen en investeringen, in een besloten verhouding als hier aan de orde, open en transparant had dienen te zijn. Daar staat tegenover dat de Ondernemingskamer niet heeft kunnen vaststellen dat [E] met deze investeringen en deelnemingen de belangen van RDS Holding uit het oog heeft verloren of het belang van RDS Holding heeft geschaad. Sterker nog: in het geval van de vastgoedondernemingen heeft hij wel degelijk het zakelijk belang van RDS Holding voor ogen gehouden en dat geldt ook voor het plaatsen van de gelden bij de Zwitsere Zürcher Kantonalbank en de hiervoor besproken schuldoverneming van [M] . Verder is ter zitting gebleken dat RDS Holding wel vaker aanzienlijke uitgaven of investeringen deed die verband hielden met de privé voorkeuren van haar bestuurders; niet alleen die van [E] , maar ook die van [C] en [B] . De in dit kader aangevoerde bezwaren komen daarmee in een wat ander perspectief te staan en zijn in dat licht bezien al met al van onvoldoende zwaarwegend belang.
Ontslag [B] en [C]
3.12
STAK is als enig aandeelhouder van RDS Holding op grond van artikel 2:244 BW (en artikel 15 lid 2 van de statuten van RDS Holding) te allen tijde bevoegd tot het benoemen en ontslaan van bestuurders van RDS Holding. [E] heeft, in hoedanigheid van bestuurder van STAK, zijn zoons bij brieven van 26 juni 2024 in de gelegenheid gesteld te reageren op hun voorgenomen eigen ontslag als bestuurder van RDS Holding, alsook advies te geven over het voorgenomen ontslag van de ander (uiterlijk 30 juni 2024 om 12.00 uur). In deze brieven heeft hij de redenen voor de voorgenomen ontslagen – behoefte aan rust binnen de onderneming, een gebrek aan noodzakelijke competenties en wat betreft [C] de zorgen over zijn gezondheid – toegelicht. [B] en [C] hebben bij brieven van 28 juni 2024 van hun advocaten hun bezwaren tegen de voorgenomen ontslagen kenbaar gemaakt, waarna zij diezelfde dag alsnog zijn ontslagen. De Ondernemingskamer is het met [A B.V.] en SDR Beheer eens dat de ontslagen verband houden met de geëscaleerde verhoudingen en dit wordt door [E] ook onderkend. De gegeven redenen voor het ontslag komen evenwel in het licht van de vaststaande feiten ook niet oneigenlijk of volstrekt onredelijk voor. Verder geldt dat [B] en [C] in de gelegenheid zijn gesteld (en gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid) hun zienswijzen naar voren te brengen en dat het [E] in zijn hoedanigheid van enig bestuurder van STAK vervolgens vrij stond te besluiten tot hun ontslag. Van enig (formeel) gebrek of strijd met de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW is niet gebleken en het enkele feit dat [A B.V.] en SDR Beheer zich inhoudelijk niet kunnen vinden in de redenen voor hun ontslag maakt dit niet anders.
Handelen in strijd met belangen RDS Holding en/of certificaathouders
3.13
[E] heeft bij de herstructurering gekozen voor zichzelf een dominante rol binnen [F] te behouden, ook waar het de verhoudingen van partijen in hun hoedanigheid van certificaathouder betreft. [A B.V.] en SDR Beheer hebben als certificaathouder zelfs geen vergaderrecht gekregen. Als (enig) bestuurder van STAK, enig aandeelhouder van RDS Holding, is [E] echter wel gehouden de rechten op de aandelen zodanig uit te oefenen dat enerzijds de groei en bloei van RDS Holding wordt bevorderd en anderzijds de belangen van de certificaathouders worden behartigd (artikel 3 van de statuten van STAK) en ook overigens is [E] c.s. gehouden zich jegens [A B.V.] en SDR Beheer als (mede) certificaathouders te gedragen overeenkomstig de eisen van artikel 2:8 BW.
3.14
De Ondernemingskamer heeft niet kunnen vaststellen dat [E] c.s. daar niet aan zou voldoen. De opmerkingen van [E] dat hij het geld van RDS Holding op zal gaan maken zijn met name ongelukkig en passen bij de ongepolijste stijl van communiceren die tussen vader en zoons gebruikelijk is. Uit niets blijkt echter dat [E] dat daadwerkelijk doet of van plan is. Dat [E] - zoals SDR Beheer heeft gesteld - daarmee in strijd handelt met het belang van RDS Holding en/of haar drie certificaathouders, is uit de lucht gegrepen. Ook is niet gebleken dat bij de totstandkoming van de Certificaathoudersovereenkomst misbruik is gemaakt van de gezondheidstoestand van [C] , zoals [A B.V.] heeft betoogd. Integendeel: tussen september 2018 (de ziekte van [C] is in oktober 2020 geconstateerd) en januari 2021 zijn er verschillende concepten van de Certificaathoudersovereenkomst met [C] en [B] gedeeld en hebben zij zich, indien zij dit wensten, kunnen laten adviseren. [C] noch [B] heeft gereageerd op het op 2 september 2022 rondgestuurde memorandum van [J] dat ziet op de verschillende aanbiedingsscenario’s. Het enkele feit dat [B] en, met name, [C] achteraf graag anders bij de totstandkoming van de Certificaathoudersovereenkomst betrokken hadden willen zijn, kan in het licht van voorgaande niet leiden tot het oordeel dat sprake is een opzettelijke poging hen te benadelen. Tot slot zijn er geen aanwijzingen dat [E] [C] (en [B] ) slechts heeft ontslagen om, zoals [A B.V.] betoogt, [C] voor een zo laag mogelijk bedrag uit te kopen, of dat [E] met dat ontslag zijn eigen persoonlijke belangen zwaarder heeft laten wegen dan de belangen van RDS Holding en/of haar certificaathouders.
Dividendbeleid
3.15
De Ondernemingskamer is het met [A B.V.] eens dat een kenbaar en bestendig dividendbeleid bij RDS Holding ontbreekt. In feite besliste [E] als enig bestuurder van STAK (en zodoende enig aandeelhouder van RDS Holding) of en wat er zou worden uitgekeerd. Dat laat onverlet dat er afgelopen jaren wel degelijk een zeer aanzienlijk dividend is uitgekeerd (zie 2.30). Het is op zich ook juist dat op enig moment de dividenduitkeringen aan de certificaathouders niet helemaal gelijk liepen, maar die fout is na ontdekking direct gecorrigeerd (zie 2.29). Verder geldt dat [E] op 5 mei 2024 naar aanleiding van verzoeken van zijn zoons een voorstel tot aanpassing van het dividendbeleid heeft gedaan, waarbij er jaarlijks een fors vast bedrag kan worden uitgekeerd (zie 2.40). Op dat aanbod zijn [C] en [B] niet ingegaan omdat zij alleen gezamenlijk met [E] wilden overleggen. Dat was voor [E] weer niet bespreekbaar. Vervolgens is deze procedure gestart en tot aanpassing van het dividend beleid is het nog niet gekomen.
3.16
De Ondernemingskamer kan zich voorstellen dat het frustrerend is dat [A B.V.] ( [C] ) en SDR Beheer ( [B] ) voor dividenduitkeringen steeds afhankelijk zijn van de goedertierenheid van [E] , maar dat is uiteindelijk het gevolg van de bewust gekozen structuur waarbij [E] de zeggenschap in zowel het bestuur als de algemene vergadering van RDS Holding aan zich heeft willen houden. Verder is juist dat dit inmiddels tot onwenselijke spanningen tussen de certificaathouders leidt en het opstellen van een voor alle partijen duidelijk, objectief en evenwichtig dividendbeleid is daarom bepaald gewenst. De Ondernemingskamer stelt echter ook vast dat alle partijen het daar inmiddels over eens zijn, maar dat overleg daarover tot op heden niet is gestart. Partijen zullen dat overleg moeten oppakken om alsnog tot afspraken te kunnen komen. Dat daartoe geen bereidheid bestaat is niet gebleken. Bij deze stand van zaken levert het ontbreken van een dividendbeleid geen gegronde redenen op voor twijfel aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van RDS Holding.
Bedrijfsopvolgingsplan
3.17
RDS Holding staat als houdermaatschappij aan het hoofd van de [F] -groep; de groep is één van de weinige private (familie)bedrijven in haar branche die zich kan meten met zowel gespecialiseerde lokale ondernemingen als gespecialiseerde internationale multinationals. Inmiddels vallen onder RDS Holding tientallen Nederlandse en buitenlandse vennootschappen en zijn er ruim 300 mensen in dienst (waarvan circa 140 bij RDS Holding zelf). De afgelopen jaren heeft de groep steevast uitstekende resultaten behaald (zie 2.30). [E] leidt RDS Holding nagenoeg zelfstandig. Gezien de omvang en complexiteit van de [F] -groep acht de Ondernemingskamer het onwenselijk dat er geen bedrijfsopvolgingsplan bestaat of wordt ontwikkeld, dat het succes van de [F] -groep in de toekomst kan bestendigen. Dat de statuten van STAK in opvolging (op STAK-niveau) voorzien, zoals door RDS Holding ( [E] ) naar voren is gebracht, is in dat verband onvoldoende. De huidige governance van de groep is in verhouding tot de aard en omvang van de onderneming ontoereikend om het wegvallen van [E] , die de leeftijd van 72 jaar heeft bereikt en ook zelf zegt niet meer jaren te willen aanblijven, op te vangen. Dit geldt te meer nu [E] ook zelf stelt dat hij anderen – zijn zoons of derden – onvoldoende deelgenoot heeft gemaakt van de activiteiten van onderdelen van [F] en zijn grotere ideeën met/over de groep.
3.18
Voor de Ondernemingskamer levert het ontbreken van een dergelijk plan in samenhang met de ontoereikende governance in beginsel gegronde redenen op om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken. Over de inrichting van de governance (bijvoorbeeld het ontbreken van een raad van commissarissen, een externe bestuurder en/of een ondernemingsraad) is evenwel niet geklaagd. Het enkele ontbreken van een opvolgingsplan is onvoldoende om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van RDS Holding te rechtvaardigen. Daarbij neemt de Ondernemingskamer in aanmerking dat er – op dit moment – geen aanwijzingen zijn om te twijfelen aan het bestendige succes van de onderneming. Integendeel: de onderneming is onder leiding van [E] uitgegroeid tot het concern dat het nu is en is tot op de dag van vandaag (zeer) winstgevend.
3.19
Indachtig het hierboven overwogene, merkt de Ondernemingskamer ten overvloede nog wel het volgende op. [F] is in de loop der jaren uitgegroeid tot een aanzienlijke onderneming met een groot aantal deelnemingen, een omzet van ruim € 45 miljoen en inmiddels ruim 300 medewerkers. Het is daarmee niet langer een onderneming die als eenmanszaak bestuurd kan worden. Naast een bedrijfsopvolgingsplan, heeft een onderneming als [F] gelet op haar omvang en complexiteit behoefte aan een professionaliseringsslag. Dit houdt bijvoorbeeld in dat nu al (en niet alleen voor het geval dat [E] wegvalt) wordt gewerkt aan een versterking van de governance en bestuurlijke ondersteuning, professionalisering van besluitvormingsprocessen waaronder het deugdelijk organiseren van
checks & balancesbinnen het bestuur en een gestructureerde vorm van toezicht, bijvoorbeeld in de vorm van het instellen van een raad van commissarissen. Dat laatste is overigens door RDS Holding ( [E] ) ook zelf al geopperd.
Slotsom
3.2
De slotsom is dat de verzoeken van SDR Beheer en [A B.V.] tot het gelasten van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van RDS Holding zullen worden afgewezen. Voor het treffen van onmiddellijke voorzieningen bij RDS Holding is dan geen plaats.
3.21
De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding een van partijen te veroordelen in de kosten van de procedure.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst de verzoeken van SDR Beheer B.V. en [A B.V.] af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. W.A.H. Melissen, mr. A.C. Faber, raadsheren, en drs. M.A. Scheltema en mr. D.E.M. Aleman MBA, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.C.W. Wijffels, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. A.W.H. Vink op 24 oktober 2024.