2.1Het hof zal, op voordracht van het NIFP, drs. [X] , gz-psycholoog/orthopedagoog, benoemen tot deskundige om onderzoek te laten doen en daarbij de volgende vragen te beantwoorden:
1. Hoe kan de ontwikkeling en het functioneren van de kinderen worden beschreven? Wat zijn daarbij eventuele aandachtspunten? Is er sprake van trauma’s? Indien blijkt dat er sprake is van een verstoorde ontwikkeling op één of meer ontwikkelingsgebieden en of trauma’s, wat kan hiervan de oorzaak zijn?
2. Hoe is de persoonlijkheid en het functioneren van de moeder te beschrijven?
- op basis van klinische impressies
- op basis van psychologisch testonderzoek
3. Wat zijn de specifieke pedagogische en affectieve behoeften van de kinderen? Hebben de kinderen een ‘opvoedplus’ omgeving nodig?
4. Wat zijn de affectieve en pedagogische vaardigheden van de moeder in relatie tot de opvoedingsbehoeften van de kinderen?
5. In hoeverre beïnvloedt de eventueel geconstateerde problematiek van de moeder haar affectieve en pedagogische vaardigheden in relatie tot de kinderen?
6. Wat zijn de (contra)indicaties voor opvoeding en verzorging van de kinderen in de thuissituatie, mede gelet op eventuele problematiek van de moeder?
7. In hoeverre is (terug)plaatsing van de kinderen (op korte of lange termijn) bij de moeder in het belang van de kinderen?
8. Indien tot (terug)plaatsing bij de moeder wordt overgegaan, is hulpverlening dan aangewezen? Zo ja, voor wie, in welke vorm, waar dient deze op gericht te zijn en hoe zullen de betrokkenen zich hiertegenover opstellen c.q. van kunnen profiteren?
9. Indien niet wordt overgegaan tot terugplaatsing van de kinderen bij de moeder, hoe kan het contact tussen de kinderen in dat geval worden vormgegeven? Is hulpverlening hierbij aangewezen?
10. Indien niet wordt overgegaan tot terugplaatsing van de kinderen bij de moeder, welke rol is voor de moeder weggelegd, al dan niet in combinatie met de pleegmoeder (tante)? Is een vorm van co-verzorgerschap haalbaar?
11. Wat zijn de (contra)indicaties voor continuering van het verblijf van de kinderen in het pleeggezin?
12. Indien de contra-indicaties zodanig zijn dat de kinderen niet langer bij de pleegmoeder kunnen verblijven, waar is het belang van de kinderen dan het meest mee gediend; plaatsing in een neutraal pleeggezin, plaatsing terug bij de moeder met hulp of een andere optie?
13. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van de kinderen en/of bij eventueel te nemen beslissingen?