ECLI:NL:GHAMS:2024:2962
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bewindvoering en beëindiging van het bewind over goederen van betrokkene
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het bewind over de goederen van betrokkene. De kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland had eerder, op 8 april 2024, het verzoek van betrokkene om het bewind op te heffen afgewezen. Betrokkene, die in hoger beroep ging, stelde dat zij in staat was haar financiën zelf te beheren, terwijl de bewindvoerder van mening was dat het bewind noodzakelijk bleef vanwege de kwetsbaarheid van betrokkene en haar eerdere betrokkenheid bij fraude. Het hof heeft de zaak behandeld en op 4 september 2024 een zitting gehouden waarbij zowel betrokkene als de bewindvoerder aanwezig waren. Het hof heeft geconcludeerd dat de noodzaak voor het bewind nog steeds bestaat, gezien de financiële situatie van betrokkene en het gebrek aan samenwerking met de bewindvoerder. De beslissing van de kantonrechter is bekrachtigd, en het verzoek van betrokkene om het bewind op te heffen is afgewezen. Het hof heeft ook het verzoek van betrokkene om de bewindvoerder in de proceskosten te veroordelen afgewezen.