ECLI:NL:GHAMS:2024:2935

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
200.335.321/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie over overdracht organisatie cultureel evenement

In deze zaak gaat het om de vraag of beweringen in een plaatselijk nieuwsorgaan over de overdracht van de organisatie van een cultureel evenement onrechtmatig zijn. De appellant, een bestuurslid van de Stichting UITdeZaanstreek, heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland. De voorzieningenrechter had geoordeeld dat de beweringen in de publicaties van De Orkaan voldoende steun vonden in de beschikbare feiten, met uitzondering van één bewering die als onrechtmatig werd aangemerkt. De appellant vorderde rectificatie van de beschuldigingen die in de artikelen waren gedaan, maar de voorzieningenrechter wees dit af, met uitzondering van de onrechtmatige bewering. Het hof heeft de grieven van de appellant verworpen en geoordeeld dat de publicaties niet onrechtmatig zijn, omdat de beweringen voldoende feitelijke basis hadden en de appellant voldoende gelegenheid had gekregen voor wederhoor. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de appellant in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.335.321/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/344240 / KG ZA 23-503
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 oktober 2024
inzake
[appellant],
wonend te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,
appellant,
advocaat: mr. R.C. de Vries te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde] ,

wonend te [plaats 3] , gemeente [plaats 2] ,
2.
STICHTING ZAANS MEDIA PLATFORM DE ORKAAN,
gevestigd te Assendelft, gemeente Zaanstad,
geïntimeerden,
advocaat: mr. R. Brekhoff te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] , [geïntimeerde] en Stichting De Orkaan genoemd. Geïntimeerden gezamenlijk worden ook wel aangeduid als Stichting De Orkaan c.s.

1.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het erom of beweringen over de overdracht van de organisatie van een cultureel evenement in een plaatselijk nieuwsorgaan al dan niet onrechtmatig zijn. Voor het oordeel is van belang of de beweringen voldoende steun vinden in de tijdens publicatie bekende feiten en of er voldoende gelegenheid is geweest voor wederhoor.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 21 november 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 oktober 2023, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiser en Stichting De Orkaan c.s. als gedaagden. De dagvaarding bevat de grieven en daarbij zijn producties overgelegd.
Stichting De Orkaan c.s. hebben een memorie van antwoord met producties ingediend.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 23 mei 2024 doen bepleiten door hun voornoemde advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Van de zijde van [appellant] zijn nog producties in het geding gebracht. Stichting De Orkaan c.s. hebben daartegen bezwaar gemaakt, welk bezwaar wordt verworpen omdat de producties tijdig in het geding zijn gebracht. Voor zover het bezwaar de inhoud van de producties betreft wordt daar, voor zover relevant, in het navolgende aandacht aan besteed.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover zijn vorderingen daarbij zijn afgewezen en deze alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Stichting De Orkaan c.s. in de kosten van het geding in beide instanties.
Stichting De Orkaan c.s. hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis voor zover daartegen is gegriefd, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in beide instanties.

3.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2.1 tot en met 2.15 de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. De juistheid van deze feiten is niet in geschil zodat deze derhalve ook het hof als uitgangspunt dienen. Het hof zal rekening houden met hetgeen [appellant] bij zijn grieven I en II ten aanzien van de feiten heeft opgemerkt. Samengevat komen de feiten neer op het volgende.
3.1
[appellant] heeft een ontwerp- en communicatiebureau, [bedrijf] . [appellant] is daarnaast bestuurslid van de Stichting UITdeZaanstreek en heeft vanuit die stichting vanaf 2017 meermalen de Zaanse UITmarkt georganiseerd.
3.2
De Orkaan is een online krant. De exploitatie van De Orkaan is sinds 25 november 2020 ondergebracht bij Stichting De Orkaan. De journalistieke inhoud is in handen van [geïntimeerde] en zijn mederedacteur mevrouw [Persoon 1] (hierna: [Persoon 1] ). In De Orkaan zijn meerdere artikelen gepubliceerd over de Zaanse UITmarkt.
3.3
Na de editie van de Zaanse UITmarkt van 2022 heeft [appellant] besloten om de organisatie van volgende edities van de UITmarkt over te dragen aan een geschikte opvolger.
3.4
In verband met de daarvoor geldende deadline heeft [appellant] vóór 1 oktober 2022 namens Stichting UITdeZaanstreek een subsidieaanvraag ingediend bij de gemeente [plaats 2] voor de Uitmarkt 2023.
3.5
Omstreeks april 2023 heeft [appellant] een geschikte opvolger gevonden voor de organisatie van de Zaanse UITmarkt, te weten de heer [Persoon 2] (hierna: [Persoon 2] ), ook betrokken bij de organisatie van de Hembrug Happening.
3.6
In De Orkaan zijn door [geïntimeerde] in de periode van 13 juni 2023 tot en met 8 juli 2023 een aantal artikelen gepubliceerd over de organisatie van de Zaanse UITmarkt en over [appellant] . Het gaat om de volgende artikelen:
-Uitmarkt wordt onderdeel Hembrug Happening – update d.d. 13 juni 2023
-Zaanse UITmarkt op losse schroeven d.d. 14 juni 2023
-Einde UITmarkt? d.d. 4 juli 2023
-Zaanse UITmarkt gaat niet door, maar waarom eigenlijk? d.d. 5 juli 2023
- [plaats 2] wil nog steeds een UITmarkt d.d. 8 juli 2023.
3.7
In zijn column UITgesproken in het UITdeZaanstreek magazine van juli/augustus 2023 is [appellant] onder de kop ‘UITmarkt of UIT met de markt?’ ingegaan op de publicaties in De Orkaan op 13 en 14 juni 2023 en heeft hij benadrukt dat de beschuldigingen over hem en de Zaanse UITmarkt niet kloppen.
3.8
[appellant] heeft op 7 juli 2023 [geïntimeerde] aangeschreven dat de berichtgeving op 13 juni 2023, 14 juni 2023, 4 juli 2023 en 5 juli 2023 over hem en de Zaanse UITmarkt onjuist was en dat hij voornemens was een advocaat in te schakelen en een klacht in te dienen bij de Raad van Journalistiek. Hij heeft [geïntimeerde] en (de voorzitter van) Stichting De Orkaan verzocht de berichtgeving te rectificeren op de door hem in zijn brief genoemde punten.
3.9
In de publicatie van 8 juli 2023 in De Orkaan heeft [geïntimeerde] gepubliceerd dat [appellant] inmiddels rectificatie heeft geëist van de berichtgeving over hem en over de Zaanse UITmarkt en dat [appellant] als geen rectificatie volgt naar de Raad voor de Journalistiek zal stappen. Daaronder wordt onder ‘Lees ook:’ verwezen naar de eerdere publicaties.
3.1
Op 11 juli 2023 heeft [Persoon 1] namens Stichting De Orkaan aan [appellant] laten weten dat De Orkaan bereid is feitelijke onjuistheden te corrigeren, maar dat zij behalve de schrijfwijze van UITdeZaanstreek in het artikel, geen feitelijke onjuistheden heeft geconstateerd.
3.11
Op 27 juli 2023 heeft DAS Rechtsbijstand (hierna: DAS) het bestuur van Stichting De Orkaan aangeschreven en aansprakelijk gesteld voor de door [appellant] en zijn onderneming geleden en nog te lijden schade als gevolg van onrechtmatig handelen door Stichting De Orkaan en haar gesommeerd binnen vijf dagen een rectificatie te plaatsen. De Orkaan heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven maar meegedeeld eveneens een advocaat te zullen inschakelen en dat een reactietermijn van vijf dagen te kort is.
3.12
In een brief van 7 augustus 2023 heeft DAS namens [appellant] Stichting De Orkaan gesommeerd om uiterlijk vóór 10 augustus 2023 te 12.00 uur de gevraagde rectificatie te plaatsen.
3.13
In reactie op deze brief heeft [geïntimeerde] per e-mail van 7 augustus 2023 namens Stichting De Orkaan laten weten dat de sommatie is gericht aan het bestuur, maar dat het bestuur niet de optie heeft om te rectificeren omdat die bevoegdheid bij de redactie rust en dat niet op het verzoek zal worden ingegaan.
3.14
Partijen zijn vervolgens met elkaar in overleg gegaan. De uitkomst van dat overleg was dat eind augustus 2023 een interview met [appellant] gehouden zou worden, met name over de drie belangrijkste geschilpunten: de vergoeding (hoogte, doel), de ‘misleiding’ (was bekend dat het evenement anders georganiseerd zou worden toen subsidie werd aangevraagd) en de verantwoordelijkheid voor het niet-doorgaan van de UITmarkt (komt dat door de berichtgeving in De Orkaan). Verder werd afgesproken dat [appellant] na het interview het volledige artikel ter inzage zou krijgen, waarbij correctie of aanvulling van feitelijke onjuistheden was toegezegd en dat, als [appellant] het na de aanvulronde niet eens was met de strekking van het artikel, hij ervoor mocht kiezen om het artikel niet te laten publiceren. Tot slot zou bij de vijf artikelen waartegen [appellant] bezwaar had gemaakt een link naar het interview geplaatst worden.
3.15
Aan deze afspraken is uiteindelijk geen uitvoering gegeven, omdat partijen het niet eens konden worden over de wijze waarop aan het interview uitvoering zou worden gegeven. Volgens [appellant] zijn partijen er samen niet uitgekomen omdat [geïntimeerde] standvastig vasthield aan de beschuldigingen.

4.Eerste aanleg

4.1
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd, kort gezegd:
i. i) Stichting De Orkaan c.s. te gebieden om bovenaan op de homepage van de website www.deorkaan.nl, een rectificatie te plaatsen, zoals vermeld in de inleidende dagvaarding,
en verder primair:
ii) Stichting De Orkaan c.s. te gebieden om de volgende beschuldigingen van de website www.deorkaan.nl, althans alle websites en sociale media die onder hun beheer vallen, te verwijderen en verwijderd te houden:
1. dat [appellant] een bedrag van € 10.000,- aan goodwill heeft gevraagd;
2. dat [appellant] voor de overdracht van de Zaanse UITmarkt een vergoeding voor zichzelf heeft bedongen;
3. dat [appellant] de gemeente [plaats 2] bij een subsidieaanvraag zou hebben misleid,
althans subsidiair:
iii) Stichting De Orkaan c.s. te gebieden om op de pagina van de ‘publicaties’- aangaande de heer [appellant] - een rectificatie te plaatsen, zoals vermeld in de dagvaarding,
een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Stichting De Orkaan c.s. in de proceskosten.
4.2
[appellant] legde aan zijn vorderingen ten grondslag dat Stichting De Orkaan c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens hem. De beschuldigingen in de artikelen in De Orkaan zijn onnodig grievend en hebben een onvoldoende feitelijke basis waardoor ze een onrechtmatige schending opleveren van zijn eer en goede naam. De Orkaan heeft een groot bereik. [appellant] heeft toegelicht waarom de beschuldigingen onjuist zouden zijn. De beschuldigingen zijn gepubliceerd zonder voorbehoud, zo zegt hij, terwijl een journalist de plicht heeft om belastende verklaringen van een bron te verifiëren, zelfs als het medium de beschuldigingen niet tot de hare maakt. Als gevolg van de beschuldigingen loopt hij onomkeerbare reputatieschade op, aldus nog steeds [appellant] . Stichting De Orkaan c.s. hebben verweer gevoerd.
4.3
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de beweringen zoals hiervoor onder 1 en 2 weergegeven voldoende steun vinden in het ten tijde van de publicatie beschikbare feitenmateriaal, en daarom niet onrechtmatig zijn. De bewering onder 3 vindt onvoldoende steun in de feiten zodat de publicatie (in zoverre) onrechtmatig is, aldus de voorzieningenrechter. Dat [appellant] niet voor iedere publicatie de mogelijkheid is geboden tot een weerwoord, heeft hij over zichzelf afgeroepen, zo overweegt de voorzieningenrechter verder. [appellant] heeft voldoende belang bij rectificatie zodat deze, toegespitst op bewering 3, wordt toegewezen. Ook de vordering tot verwijdering van bewering 3 wordt toegewezen. De toegewezen voorzieningen worden versterkt met een dwangsom. De vordering wordt voor het overige afgewezen. De voorzieningenrechter heeft, ten slotte, de proceskosten gecompenseerd.

5.Beoordeling

5.1
[appellant] betoogt bij zijn grieven III tot en met V dat de bewering dat hij voor de overdracht van de Zaanse UITmarkt een vergoeding voor zichzelf heeft bedongen, bewering 2, tot welke bewering hij zijn hoger beroep beperkt, onvoldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. Met grief VI stelt [appellant] aan de orde dat hem onvoldoende gelegenheid is geboden tot wederhoor.
5.2
Stichting De Orkaan c.s. bestrijden de grieven. Zij merken op dat in geen van de publicaties is beweerd dat [appellant] een privévergoeding heeft
bedongen. Wel is in de artikelen beweerd dat [appellant] een vergoeding voor zichzelf heeft
gevraagd. Die bewering vindt volgens hen voldoende steun in het feitenmateriaal. [appellant] is naar hun mening bovendien voldoende in de gelegenheid gesteld tot wederhoor.
5.3
Het hof verwerpt de grieven en overweegt daartoe het volgende.
5.4
Stichting De Orkaan c.s. wijzen op een telefoongesprek dat [geïntimeerde] in de aanloop naar de publicaties met [Persoon 3] , kennelijk een van de belangstellenden voor het overnemen van de organisatie van het evenement, heeft gehad. Stichting De Orkaan c.s. onderbouwen de inhoud van dit gesprek met een emailwisseling tussen [geïntimeerde] en [Persoon 3] van 27 september 2023. [geïntimeerde] beschrijft de mededelingen van [Persoon 3] in dat telefoongesprek als volgt en vraagt [Persoon 3] of het zo is gegaan:
Die € 10.000, die heeft hij bij mij genoemd (…) Hij wilde dat geld hebben als een soort van goodwill. Voor het feit dat het zijn idee was, en ik snap de gedachtegang dat dat je voor dat idee een som geld vraagt.
[Persoon 3] antwoord daarop bevestigend. [geïntimeerde] belt vervolgens met [Persoon 2] die bevestigt dat hij een deal met [appellant] heeft gesloten maar zegt dat hij het ‘niet kies’ vindt om op de hoogte van een toegezegd bedrag in te gaan. [geïntimeerde] belt ook met [appellant] maar die zegt niet met hem te willen praten. Een bron die anoniem wil blijven bevestigt, zo voeren Stichting De Orkaan c.s. daarnaast aan, dat [appellant] een vergoeding voor zichzelf vraagt. Daarna volgt de eerste publicatie.
5.5
[geïntimeerde] heeft niet veel later een telefoongesprek met [Persoon 4] , voorzitter van Stichting UITdeZaanstreek. De telefoonnotitie die [geïntimeerde] van dit gesprek heeft gemaakt, luidt als volgt:
[Persoon 2] .[hof: [Persoon 2] ]
wordt uitvoerend producent
Stichting wordt zo snel mogelijk geliquideerd
Ik snap dat [appellant][hof: [appellant] ]
hier pr. vergoeding voor vraagt
Dat je voor al je werk wat krijgt is redelijk
Wij gaan niet over bedrag
Dat is [appellant] overeengekomen met [Persoon 2]
[geïntimeerde] heeft bij de mondelinge behandeling uitgelegd dat de afkorting ‘pr.’ Staat voor ‘privé’.
5.6
Het hof is van oordeel dat het feitenmateriaal de bewering dat [appellant] een vergoeding voor zichzelf heeft gevraagd voor de overdracht van de organisatie van de Zaanse UITmarkt voldoende ondersteunt. Zowel [Persoon 3] als [Persoon 4] hebben aan [geïntimeerde] meegedeeld dat [appellant] een vergoeding wilde hebben voor zijn idee van de UITmarkt dan wel het werk dat hij aan de UITmarkt heeft besteed. [Persoon 2] heeft bevestigd dat een vergoeding is afgesproken maar wil daar verder geen duidelijkheid over verschaffen. Het ligt voor de hand dat een vergoeding voor het idee of het werk van [appellant] aan hemzelf toekomt. In de mededelingen van [Persoon 3] en [Persoon 4] zijn geen aanwijzingen te vinden dat het geld naar de Stichting UITdeZaanstreek zou gaan, zoals [appellant] opwerpt. [Persoon 4] heeft juist gezegd dat de vergoeding voor [appellant] privé was. Dat [Persoon 4] , nota bene voorzitter van het bestuur van de Stichting UITdeZaanstreek, meldt dat de stichting zo snel mogelijk zal worden geliquideerd en dat hij niet bij het overleg tussen [appellant] en [Persoon 2] betrokken is geweest, maakt nog minder aannemelijk dat het ging om een vergoeding voor genoemde stichting.
5.7
[appellant] bestrijdt nog dat de telefoonnotitie van het gesprek tussen [geïntimeerde] en [Persoon 4] een bruikbaar bewijsmiddel is. Hij wijst daartoe op een door hem overgelegd whatsapp gesprek van 5 juli 2023 dat hij met [Persoon 4] heeft gevoerd. [Persoon 4] heeft hem daarin meegedeeld dat hij verkeerd is geciteerd, aldus [appellant] . [Persoon 4] schrijft in de whatsapp conversatie inderdaad dat hij verkeerd is geciteerd, maar hij geeft niet aan op welk onderdeel hij in de publicaties verkeerd is geciteerd en wat hij dan wel zou hebben gezegd. Ook heeft [Persoon 4] nimmer aan De Stichting Orkaan c.s. laten weten dat hij verkeerd is geciteerd en op welke wijze dat is gebeurd. [appellant] heeft evenmin een duidelijke verklaring van [Persoon 4] overgelegd waaruit een en ander concreet blijkt. De inhoud van de whatsapp conversatie ondergraaft de juistheid van de telefoonnotities dan ook op onvoldoende wijze. [appellant] heeft daarnaast niet aangevoerd dat Stichting de Orkaan c.s. ten tijde van de publicaties beschikte over de inhoud van het whatsapp gesprek of anderszins op de hoogte was van het standpunt van [Persoon 4] dat hij verkeerd was geciteerd.
5.8
Ook de e-mail van [Persoon 2] die [appellant] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft overgelegd, was ten tijde van de publicaties niet beschikbaar. Deze dateert immers van 7 mei 2024. Deze e-mail is daarom voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de publicaties niet van betekenis. Bovendien is daarover het volgende op te merken. [Persoon 2] deelt in de e-mail weliswaar mee dat hij met [appellant] had afgesproken dat hij door hem af te nemen advertentiepagina’s zou betalen aan (de Stichting) UITdeZaanstreek, maar hij geeft geen openheid van zaken over (de betaling van) de door hem in zijn e-mail benoemde ‘medewerking en materialen’ die hij van [bedrijf] zou krijgen, hetgeen ook onderdeel van de afspraken zou zijn. De overige verklaringen die [appellant] nog heeft overgelegd dateren eveneens van na de publicaties terwijl hun inhoud onvoldoende concreet is om bij te dragen aan de beoordeling van deze zaak.
5.9
Met betrekking tot het wederhoor voert [appellant] aan dat het juist [geïntimeerde] is geweest die het telefonisch contact met hem abrupt heeft verbroken. Dit terwijl hij aan [geïntimeerde] probeerde uit te leggen waarom hij hem niet mondeling te woord wilde staan, namelijk uit vrees voor onzorgvuldige journalistiek. [appellant] betwist aldus niet dat hij [geïntimeerde] heeft meegedeeld dat hij hem niet te woord wilde staan. Van [geïntimeerde] [Persoon 1] dan niet worden verlangd om [appellant] nogmaals te bellen of hem schriftelijk om weerwoord te vragen, zoals [appellant] aanvoert. [appellant] heeft bovendien gereageerd op de publicaties in een door hemzelf geschreven column in een uitgave van Stichting UITdeZaanstreek, terwijl hem na het verschijnen van de publicaties een interview is aangeboden in De Orkaan. Een en ander maakt dat voldoende gelegenheid is geboden tot wederhoor.
5.1
[appellant] voert verder aan dat de beschuldiging in de publicaties scherp is aangezet. Hij wijst daarbij op de volgende passage:
Daar hangt overigens een prijskaartje aan: [appellant] wil persoonlijk een vergoeding van de nieuwe organisator. [appellant] heeft niet toegelicht waarom dit verder gaat dan nodig is om duidelijk te maken dat hij een vergoeding voor zichzelf heeft gevraagd. [appellant] heeft evenmin duidelijk gemaakt dat en waarom hij door deze formulering meer reputatieschade heeft opgelopen dan door de enkele feitelijke bewering dat hij een vergoeding voor zichzelf heeft gevraagd.
5.11
Een en ander leidt ertoe dat het hof, alles afwegende, evenals de rechtbank tot het oordeel komt dat de in dit hoger beroep gewraakte bewering niet onrechtmatig is. Het hof hanteert daarbij hetzelfde toetsingskader als de rechtbank heeft gedaan, zoals weergegeven in rechtsoverweging 4.1 van het bestreden vonnis. [appellant] heeft nog opgemerkt dat voor een onderzoeksjournalist als [geïntimeerde] en een onafhankelijk nieuwsmedium als De Orkaan verzwaarde zorgvuldigheidseisen gelden met betrekking tot de feitenweergave. Uit het voorgaande is echter niet af te leiden dat Stichting De Orkaan c.s. nalatig is geweest in het doen van onderzoek of dat de gebleken feiten onjuist zijn weergegeven. Bij het hiervoor weergegeven oordeel over de rechtmatigheid speelt mee dat De Orkaan als regionaal nieuwsmedium belang had bij de publicaties. Deze gingen immers over een cultureel evenement dat van regionaal belang is en waarvoor subsidiegelden werden verstrekt.
5.12
De grieven VII en VIII zijn slechts veeggrieven en behoeven dan ook geen nadere bespreking. Het hof ziet in de afloop van dit hoger beroep geen aanleiding Stichting De Orkaan c.s. alsnog in de proceskosten van de eerste aanleg te veroordelen, zoals [appellant] bij zijn grief VII nog bepleit.
Slotsom
5.13
De slotsom is dat de grieven falen. Het bestreden vonnis zal, voor zover aan dit hoger beroep onderworpen, worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 783,-
- salaris advocaat € 2.428,- (tarief II, 2 punten)
Totaal € 3.211,-.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan dit hoger beroep onderworpen;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Stichting De Orkaan c.s. begroot op € 3.211,-;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Kingma, E.M. Polak en S.C.H. Molin en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2024.