ECLI:NL:GHAMS:2024:2926

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
200.335.919/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van curatele en beoordeling van de noodzaak van beschermingsmaatregelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de curatele van betrokkene, geboren in 1987 te Afghanistan. De kantonrechter had op 26 september 2023 betrokkene onder curatele gesteld, maar betrokkene verzocht om opheffing van deze maatregel. Het hof heeft vastgesteld dat betrokkene, die lijdt aan een bipolaire stoornis, sinds zijn opname in 2023 significante vooruitgang heeft geboekt. Hij heeft zijn medicatie goed opgevolgd, heeft een netwerk van ondersteuning opgebouwd en is in staat om zijn eigen belangen te behartigen. De curator en de moeder van betrokkene hebben ook verklaard dat de curatele niet langer nodig is. Het hof heeft geconcludeerd dat de omstandigheden zijn veranderd en dat de noodzaak voor curatele niet meer bestaat. Daarom heeft het hof de curatele opgeheven en de beschikking van de kantonrechter vernietigd, met de bepaling dat de curator binnen twee maanden een eindrekening moet indienen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad en zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.335.919/01
zaaknummer rechtbank: 10693571 EB VERZ 23-10793
beschikking van de meervoudige kamer van 1 oktober 2024 in de zaak van
[betrokkene] ,
wonende te [plaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr. T.P. Schut te Amsterdam.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- [X] Bewindvoering,
- GGZ [plaats B],
- [de moeder] (hierna: de moeder),
- [broer 1] (hierna: broer [broer 1] ),
- [zus] (hierna: zus [zus] ), en
- [broer 2] (hierna: broer [broer 2] ).

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de vraag of de beschermingsmaatregel van curatele (nog langer) nodig is.
1.2
De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) heeft bij beschikking van 26 september 2023 (hierna: de bestreden beschikking) betrokkene onder curatele gesteld. Betrokkene is het daar niet mee eens en wil dat de curatele opgeheven wordt. De curator meent dat de ondercuratelestelling omgezet kan worden in een beschermingsbewind. Het hof beslist dat de curatele ten aanzien van betrokkene met ingang van heden opgeheven wordt en legt hierna uit waarom.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Betrokkene is op 13 december 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
GGZ [plaats B] heeft op 8 april 2024 een schriftelijke reactie op het beroepschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een brief van de zijde van de moeder van 29 maart 2024,
- een bericht van de zijde van betrokkene van 3 september 2024 met bijlage (brief GGZ [plaats D]).
2.4
De zitting heeft op 4 september 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat,
- [X] Bewindvoering, vertegenwoordigd door [bewindvoerder] (hierna: de curator),
- de moeder, en
- broer [broer 1] .
GGZ [plaats B], zus [zus] en broer [broer 2] zijn niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1987 te [plaats C] , Afghanistan.
Hij is de zoon van [de moeder] en de broer van [broer 1] , [zus] en [broer 2] .
3.2
Bij beschikking van de kantonrechter van 16 augustus 2023 is een provisioneel bewind ingesteld ten behoeve van betrokkene (in afwachting van de ondercuratelestelling), met benoeming van [Y] B.V. tot provisioneel bewindvoerder. Dit provisioneel bewind is van rechtswege geëindigd op de dag dat de taak van de benoemde curator aanving.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking, op het verzoek van GGZ [plaats B], betrokkene onder curatele gesteld.
4.2
Betrokkene verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidende verzoek van GGZ [plaats B] alsnog af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Uit artikel 1:378, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt dat een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele kan worden gesteld wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
5.2
Uit artikel 1:389, tweede lid, BW volgt dat de kantonrechter de curatele kan opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van de curatele niet zinvol is gebleken, zulk op verzoek van de curator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 379, alsmede ambtshalve.
De standpunten
5.3
Betrokkene stelt dat tijdens de corona-periode is geconstateerd dat hij een bipolaire stoornis heeft. Toen zijn medicatiedosering werd verlaagd is het mis gegaan. Hij is tot en met december 2023 opgenomen geweest met een zorgmachtiging. Betrokkene erkent dat hij een moeilijke periode achter de rug heeft en kijkt daarop met schaamte en verdriet terug. Met behulp van therapie, medicatie en door aan zichzelf te werken gaat het op dit moment goed met hem. Hij heeft gesolliciteerd en heeft een baan als docent aangeboden gekregen. Hij wil de arbeidsovereenkomst daarvan zelf ondertekenen en wil niet dat de curator dat namens hem moet doen. De afgelopen maanden heeft betrokkene zijn financiën en administratie grotendeels zelf gedaan. Ook ondersteunt hij zijn moeder bij administratieve taken. Bewind is daarom evenmin nodig en betrokkene moet in staat worden geacht zijn belangen zelf behoorlijk te behartigen. Hij woont momenteel bij zijn moeder, maar als de ondercuratelestelling opgeheven wordt kan hij op zoek gaan naar een eigen woning.
5.4
De curator heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de ondercuratelestelling van betrokkene ten tijde van de bestreden beschikking nodig was. Betrokkene had destijds geen goede plannen met de overwaarde van zijn huis. De situatie is sindsdien echter veranderd en de curator herkent hetgeen in de brief van GGZ [plaats D] van 7 mei 2024 is vermeld. De curator was al voornemens om bij de kantonrechter een verzoek in te dienen om de curatele om te zetten in bewind en heeft dit ook voorgesteld aan betrokkene.
5.5
GGZ [plaats B] heeft aangevoerd dat er ten tijde van de ondercuratelestelling een zwaarwegende reden was om de ondercuratelestelling te verzoeken. De vraag of de curatele nu moet worden voortgezet kan de GGZ [plaats B] echter niet beantwoorden.
5.6
De moeder heeft verklaard dat het een moeilijk jaar is geweest. Tijdens de zomer van 2023 had betrokkene veel last van zijn bipolaire stoornis. Zij zag dat het slecht ging met hem en het duurde lang voordat hij geholpen werd. De moeder heeft contact gehad met [z] van GGZ [plaats B]. Betrokkene heeft goede zorg gekregen, is opgenomen geweest en heeft een behandeling ondergaan. Sindsdien woont en werkt hij vanuit huis bij de moeder. Het gaat nu goed met betrokkene en de moeder heeft er vertrouwen in dat het goed zal blijven gaan met hem. De curatele is niet langer nodig en dient daarom beëindigd te worden, aldus de moeder.
5.7
Broer [broer 1] heeft ter zitting in hoger beroep te kennen gegeven dat de familie van betrokkene, toen betrokkene manisch was, vond dat de behandeling zich moest richten op zijn mentale toestand, de financiën en zijn beslissingen. Curatele werd door hen als een behandelingspakket gezien en het doel was dat betrokkene uiteindelijk weer terug kon keren in de maatschappij. De behandeling is geslaagd en betrokkene is sinds januari 2024 weer thuis. Het gaat goed met hem. Hij is stabieler en realiseert zich waar het om gaat. De curatele is niet meer nodig en zit betrokkene nu meer in de weg dan dat het hem helpt. Hij heeft goed contact met zijn arts en wordt goed in de gaten gehouden. Ook zijn besluitvorming, gedachten en de manier waarop hij naar zijn ziektebeeld kijkt zijn veranderd ten opzichte van vorig jaar. Op dit moment is er een vangnet en behandelplan voor betrokkene en weet de familie, in tegenstelling tot vorig jaar, bij welke instantie zij moeten aankloppen als het onverhoopt misgaat.
De beoordeling
5.8
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat betrokkene bekend is met een bipolaire stoornis en dat hij eind 2023 enige tijd opgenomen is geweest met een zorgmachtiging vanwege een manische psychotische ontregeling. Voor het hof is voldoende vast komen te staan dat betrokkene ten tijde van het inleidende verzoek tot de ondercuratelestelling verward en zorgmijdend was. Ook had hij grootheidswanen en paranoïde wanen, waarbij hij dacht dat hij gehackt en afgeluisterd werd. Hij was niet in staat zijn eigen vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen behoorlijk te behartigen. Gelet daarop is het hof van oordeel dat ten tijde van de bestreden beschikking was voldaan aan de gronden om betrokkene onder curatele te stellen en dat een curatele ook noodzakelijk was.
5.9
Het gaat inmiddels beter met betrokkene. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat betrokkene ziekte-inzicht heeft en zich bewust is van de risico’s van zijn bipolaire stoornis. Hij neemt zijn medicatie en ziet het belang daarvan in. Ook heeft hij (in overleg met zijn arts) verzocht om de eerder verleende zorgmachtiging met een half jaar te verlengen, omdat hij niet zonder een arts wijzigingen wil doorvoeren in zijn medicatie. Deze zorgmachtiging loopt tot en met december 2024. Daarnaast heeft betrokkene ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij inmiddels weer goed contact heeft met zijn familie en een vangnet heeft. Ook het contact met GGZ [plaats D] verloopt goed. Betrokkene heeft eenmaal in de twee weken contact met een verpleger en eenmaal per maand een gesprek met zijn psychiater bij GGZ [plaats D]. Bovendien blijkt uit een brief van 7 mei 2024 van GGZ [plaats D] dat de psychiater van betrokkene hem op basis van haar onderzoek als wils- en handelingsbekwaam inschat en dat zij achter een verzoek tot opheffing van de curatele staat. Zij acht, onder de huidige omstandigheden, de kans op een decompensatie veel kleiner, en in een crisisplan zijn afspraken gemaakt hoe betrokkene kan voorkomen dat hij onverstandige of impulsieve besluiten neemt als hij toch mocht ontregelen. Het hof ziet in de positieve ontwikkeling die betrokkene sinds januari 2024 heeft doorgemaakt aanleiding om de curatele met ingang van heden op te heffen aangezien de noodzaak daartoe niet langer bestaat. De curator heeft ter zitting in hoger beroep verklaard voornemens te zijn (geweest) om bij de kantonrechter een verzoek in te dienen om de ondercuratelestelling om te zetten in bewind. Anders dan de curator ziet het hof echter evenmin de noodzaak voor een bewind (of mentorschap), aangezien betrokkene ter zitting in hoger beroep heeft verklaard – en daarnaast ook is gebleken – dat hij geen schulden heeft en dat hij een netwerk (waaronder zijn familie en arts) heeft om op terug te vallen.
5.1
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover daarbij [betrokkene] , geboren [in] 1987 te [plaats C] , Afghanistan (hierna: Mahtab), ook na heden nog onder curatele is gesteld, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst af het verzoek tot ondercuratelestelling voor zover het ziet op de periode vanaf heden en heft – voor zover nog nodig – met ingang van heden, de curatele op;
bepaalt dat deze uitspraak tot opheffing van de curatele, binnen tien dagen nadat deze ten uitvoer kan worden gelegd, op de voet van artikel 1:390 BW vanwege de griffier bekend wordt gemaakt in de Staatscourant;
bepaalt dat de curator binnen twee maanden na het in kracht van gewijsde gaan van deze beschikking de eindrekening en -verantwoording aflegt aan betrokkene ten overstaan van de kantonrechter, onder overlegging van een – zo mogelijk door betrokkene voor akkoord ondertekend – exemplaar aan het Bewindsbureau van de rechtbank Amsterdam;
draagt de griffier op om op de voet van in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Amsterdam, in verband met aantekening in het centraal curatele- en bewindregister.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. A.N. van de Beek en mr. E.W.K. Bosman, in tegenwoordigheid van mr. I.L.I. Bossert als griffier en is op 1 oktober 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.