ECLI:NL:GHAMS:2024:2918

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
23-002190-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met bedreiging, vernieling en belediging door een verminderd toerekeningsvatbare verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 juli 2023. De verdachte, geboren in 2001 en thans gedetineerd, was betrokken bij een gewapende overval op een avondwinkel op 11 oktober 2022, waarbij zij samen met een medeverdachte contant geld en een vape heeft weggenomen. Tijdens de overval werden de slachtoffers bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan vernieling en wederspannigheid tegen politieagenten, waarbij zij hen beledigde en bedreigde. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, wat is bevestigd door een Pro Justitia-rapport van psychologen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de straf verlaagd naar 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van €450,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor bepaalde vrijspraken van de rechtbank.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002190-23
datum uitspraak: 25 september 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 juli 2023 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-049018-23 (hierna: zaak A) en 13-259992-22 (hierna: zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
thans gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 september 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van de in zaak B onder 3 (impliciet cumulatief) ten laste gelegde bedreiging van [benadeelde] en de in zaak B onder 4 (impliciet cumulatief) ten laste gelegde belediging van [slachtoffer 1]. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze vrijspraken.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
Zaak A:
zij op of omstreeks 5 december 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere geldbedragen en/of een vape, althans een of meerdere goed(eren), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of aan (avond)winkel [winkel], gevestigd aan de [adres 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door,
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op [slachtoffer 3] te richten en/of
- te roepen: "dit is een overval, kassa open", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een/het vuurwapen, althans een/het op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp, op [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden en/of
- ( tegen die [slachtoffer 2]) te zeggen: "Geld. Doe die kassa open. Breng het geld" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( tegen die [slachtoffer 2]) te zeggen: "Geen domme dingen doen." althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een/het vuurwapen, althans een/het op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp, (normaals) op [slachtoffer 3] te richten en/of
- tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij naar buiten moest gaan en/of dat hij (samen met [slachtoffer 2]) naar de achterkant van de winkel moest gaan/lopen;
Zaak B:
1.
zij op of omstreeks 11 oktober 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk verlichting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het [hotel], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
zij op of omstreeks 11 oktober 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde], surveillant bij de Eenheid Amsterdam en/of [slachtoffer 1], hoofdagent bij de Eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- ( met haar vuisten) om zich heen te slaan in de richting van voornoemde [benadeelde] en/of [slachtoffer 1], en/of
- in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [benadeelde] te schoppen/trappen, en/of
- voornoemde [benadeelde] tegen de ribben trappen en/of te schoppen en/of
- voornoemde [benadeelde] en/of [slachtoffer 1] te bijten,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten verschillende (schaaf)wonden bij die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad;
3.
zij op of omstreeks 11 oktober 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1], hoofdagent bij de Eenheid Amsterdam, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "kankerlijers, ik steek jullie dood, jullie mishandelen mij, Allah gaat mij belonen" en/of "Ik maak je dood. Als ik een pistool had, schoot ik je door je hoofd.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
zij op of omstreeks 11 oktober 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde], surveillant bij de Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "kanker Marokkanen, kanker zwarten, kankernegers, ik neuk jullie kanker moeders, jullie kanker racisten. Jullie zijn geen partij voor mij", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
zij op 5 december 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een geldbedrag en een vape, die aan [slachtoffer 2] en/of aan avondwinkel [winkel], gevestigd aan de [adres 1], toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken door,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op [slachtoffer 3] te richten en
- te roepen: "dit is een overval, kassa open" en
- het op een vuurwapen gelijkende voorwerp, op [slachtoffer 2] te richten en gericht te houden en
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "Geld. Doe die kassa open. Breng het geld" en
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "Geen domme dingen doen." en
- het op een vuurwapen gelijkende voorwerp, nogmaals op [slachtoffer 3] te richten en
- tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij samen met [slachtoffer 2] naar de achterkant van de winkel moest gaan;
Zaak B:
1.
zij op 11 oktober 2022 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk verlichting, die aan het [hotel] toebehoorde, heeft vernield;
2.
zij op 11 oktober 2022 te Amsterdam zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde], surveillant bij de Eenheid Amsterdam en [slachtoffer 1], hoofdagent bij de Eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- met haar vuisten om zich heen te slaan in de richting van voornoemde [benadeelde] en
- in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] te schoppen en
- voornoemde [benadeelde] tegen de ribben te trappen en
- voornoemde [benadeelde] te bijten,
terwijl dit misdrijf enig lichamelijk letsel, te weten verschillende (schaaf)wonden bij die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad;
3.
zij op 11 oktober 2022 te Amsterdam [slachtoffer 1], hoofdagent bij de Eenheid Amsterdam, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "kankerlijers, ik steek jullie dood, Allah gaat mij belonen" en "Ik maak je dood. Als ik een pistool had, schoot ik je door je hoofd";
4.
zij op 11 oktober 2022 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde], surveillant bij de Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "kanker Marokkanen, kanker zwarten, kankernegers, ik neuk jullie kanker moeders, jullie kanker racisten. Jullie zijn geen partij voor mij”.
Hetgeen in zaak A en in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A en in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in zaak B onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het in zaak B onder 3 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het in zaak B onder 4 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A en in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A en in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht een onvoorwaardelijk strafdeel gelijk aan het voorarrest op te leggen, dan wel een onvoorwaardelijk deel waarbij de verdachte met haar bijna acht maanden oude zoontje zijn eerste kerst en oud en nieuw buiten detentie kan meemaken, met daarnaast een groot voorwaardelijk deel en een eventueel langere proeftijd. De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de volgende omstandigheden. Uit het rapport van de psychologen van 5 mei 2023 blijkt dat de verdachte ten tijde van de gewapende overval verminderd toerekeningsvatbaar en zwaar beïnvloedbaar was. Zij heeft een tijd met een enkelband gelopen en na het doorknippen daarvan, hetgeen zij heeft gedaan omdat ze had ontdekt dat zij zwanger was en bang was om haar kind aan Jeugdzorg kwijt te raken, heeft zij zich uiteindelijk zelf gemeld. Sindsdien heeft zij een positieve verandering doorgemaakt. De verdachte heeft laten zien dat zij haar verantwoordelijkheid neemt, dat al haar keuzes gericht zijn op het welzijn van haar zoontje en dat zij vertrouwen heeft in degenen die haar begeleiden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte, haar toenmalige vriend, gedurende de nacht schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een avondwinkel, waarbij contant geld en een vape zijn buitgemaakt. De slachtoffers zijn daarbij bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De verdachte heeft de eigenaar, een medewerker en een toevallige klant van de avondwinkel een groot gevoel van angst en onveiligheid bezorgd. De eigenaar en medewerker van de avondwinkel verkeerden in de veronderstelling dat het een echt vuurwapen was. De verdachte heeft met haar daden laten zien dat de gevoelens of het eigendomsrecht van anderen voor haar niet belangrijk waren. Bovendien wordt door zulke feiten het gevoel van veiligheid in de samenleving minder. Het hof rekent dit de verdachte ernstig aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling, wederspannigheid waarbij een politieagent letsel heeft opgelopen, bedreiging en belediging van politieagenten. De verdachte heeft schade en overlast veroorzaakt en geen enkel respect getoond voor de politie.
Verminderde toerekeningsvatbaarheid
Het hof heeft acht geslagen op het Pro Justitia-rapport van 5 mei 2023 van psychologen [naam 1] en [naam 2], dat is opgemaakt met betrekking tot de gewapende overval. In dit rapport wordt geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, een aandachtsdeficiëntie-/ hyperactiviteitsstoornis (ADHD) en een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of gedragsstoornis; stoornissen die ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig waren. In algemene zin kan worden gezegd dat deze stoornissen zeer waarschijnlijk van invloed waren op het gedrag ten tijde van het ten laste gelegde. Indien bewezen, wordt geadviseerd het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Het hof verenigt zich met deze conclusie en zal de in zaak A bewezenverklaarde gewapende overval de verdachte verminderd toerekenen. Het hof ziet in het voorgaande eveneens aanleiding om de in zaak B bewezenverklaarde feiten, die zich een kleine twee maanden eerder hebben afgespeeld, verminderd aan de verdachte toe te rekenen.
Persoon van de verdachte
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 september 2024 is zij eerder ter zake van vermogens- en geweldsdelicten onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt dit ten nadele van de verdachte mee.
Verder heeft het hof acht geslagen op de reclasseringsadviezen van 11 maart 2024 en 4 september 2024. Daaruit volgt dat de verdachte begeleid woonde en een enkelband droeg, toen zij uit de voorlopige hechtenis was geschorst. Op 5 juni 2023 is geadviseerd dit toezicht voortijdig negatief te beëindigen nadat de verdachte haar enkelband had doorgeknipt en onvindbaar was. Volgens de toezichthouder was de begeleide woonvorm onvoldoende toegespitst op de problematiek van de verdachte. De verdachte heeft de reclassering hierover verteld dat zij er op dat moment net achter was gekomen dat zij in verwachting was en dat zij zich niet veilig voelde binnen de setting waarin zij verbleef. Ook was zij bang dat haar kind zou worden afgenomen. Op 6 november 2023 heeft de verdachte zichzelf gemeld en sindsdien zit zij weer gedetineerd. In februari 2024 is de verdachte moeder geworden en zij verblijft momenteel met haar zoontje in [detentieadres]. De Raad voor de Kinderbescherming ziet voldoende mogelijkheden om de verdachte te begeleiden in een vrijwillig kader. Indien de verdachte in het kader van een voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden worden opgelegd, kan zij terecht bij [instelling]. Zij zullen haar dagelijkse begeleiding gaan bieden en toe leiden naar een passende dagbesteding. De reclassering schat het risico op recidive, letsel en onttrekken aan voorwaarden in als gemiddeld. Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen, het vinden van passende dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole.
Straf
De ernst van de feiten, in het bijzonder de gewapende overval, rechtvaardigen in beginsel de door de rechtbank opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde straf. Het hof houdt echter rekening met het feit dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep openheid van zaken heeft gegeven over de gewapende overval, berouw heeft getoond en heeft verklaard via haar advocaat in gesprek met de slachtoffers te willen gaan om haar excuses te maken. Het hof neemt verder de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte in aanmerking. Verder houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. De verdachte heeft laten zien dat zij een andere weg is ingeslagen, verantwoordelijkheid neemt voor haar handelen en haar zoontje vooropstelt. Zij heeft in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis geruime tijd met een enkelband gelopen. Hoewel zij deze op enig moment heeft doorgeknipt, heeft zij zich uiteindelijk wel zelf gemeld. De verdachte stelt zich begeleidbaar op, accepteert hulp van de Raad voor de Kinderbescherming en heeft zich bereid verklaard zich te houden aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Het hof ziet hierin aanleiding om een lagere gevangenisstraf op te leggen met een groter voorwaardelijk deel. Aan dit voorwaardelijke deel zal het hof een proeftijd van 3 jaar verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden nogmaals strafbare feiten te plegen en haar in staat te stellen haar leven met haar zoontje op de rit te krijgen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 450,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 300,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, hetgeen de verdediging niet heeft betwist. Op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien deze ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het hof schat de omvang van deze schade op het gevorderde bedrag van € 450,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen datum.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 63, 181, 266, 267, 285, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover gericht tegen de in de zaak met parketnummer 13-259992-22 (zaak B) onder 3 ten laste gelegde bedreiging van [benadeelde] en de onder 4 ten laste gelegde belediging van [slachtoffer 1].
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-049018-23 (zaak A) en in de zaak met parketnummer 13-259992-22 (zaak B) onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-049018-23 (zaak A) en in de zaak met parketnummer 13-259992-22 (zaak B) onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2], [telefoonnummer]. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door een forensisch polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk na vrijlating. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- verblijft bij [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start meteen na ingang proeftijd. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
- zich inspant voor het vinden en behouden van een dagbesteding of betaald werk, met een vaste structuur;
- meewerkt aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden en
- meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-259992-22 (zaak B) onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 450,00 (vierhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-259992-22 (zaak B) onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 450,00 (vierhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 9 (negen) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 11 oktober 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C. Fetter, mr. E. de Greeve en mr. M. Koek, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 september 2024.
=========================================================================
[…]
[…]