In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen de vader en zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 17 maart 2023 aangevochten, waarin een omgangsregeling was vastgesteld. De moeder heeft zorgen geuit over de omgang tussen de kinderen en de vader, en verzocht om wijziging van de omgangsregeling en een contactverbod voor de vader buiten de vastgestelde omgangsregeling. De vader heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikking.
Het hof heeft vastgesteld dat de omgangsregeling, die in 2020 was vastgesteld, in principe goed verloopt, maar dat [minderjarige 1] moeite heeft met bij de vader te slapen. De vader heeft aangegeven deze wens te respecteren. Het hof heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om de omgangsregeling te wijzigen, maar heeft wel het verzoek van de moeder om een contactverbod voor de vader toegewezen. Dit contactverbod houdt in dat de vader niet met de kinderen mag communiceren buiten de vastgestelde omgangsregeling, op straffe van een dwangsom van € 250,- per overtreding, met een maximum van € 25.000,-. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en is openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.