ECLI:NL:GHAMS:2024:29

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
200.328.387/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging omgangsregeling en toewijzing contactverbod met dwangsom

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen de vader en zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 17 maart 2023 aangevochten, waarin een omgangsregeling was vastgesteld. De moeder heeft zorgen geuit over de omgang tussen de kinderen en de vader, en verzocht om wijziging van de omgangsregeling en een contactverbod voor de vader buiten de vastgestelde omgangsregeling. De vader heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikking.

Het hof heeft vastgesteld dat de omgangsregeling, die in 2020 was vastgesteld, in principe goed verloopt, maar dat [minderjarige 1] moeite heeft met bij de vader te slapen. De vader heeft aangegeven deze wens te respecteren. Het hof heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om de omgangsregeling te wijzigen, maar heeft wel het verzoek van de moeder om een contactverbod voor de vader toegewezen. Dit contactverbod houdt in dat de vader niet met de kinderen mag communiceren buiten de vastgestelde omgangsregeling, op straffe van een dwangsom van € 250,- per overtreding, met een maximum van € 25.000,-. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en is openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.328.387/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/333148 / FA RK 22-4953
Beschikking van de meervoudige kamer van 9 januari 2024 inzake
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.L. Molenaar te Noord-Scharwoude, gemeente Dijk en Waard,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. W. Doornink te Hoorn.
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank), van 17 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 15 juni 2023 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 17 maart 2023.
2.2
De vader heeft op 24 juli 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een brief van de zijde van de moeder van 5 juli 2023 met bijlage;
- een bericht van de zijde van de moeder van 19 juli 2023 met bijlage;
- een e-mailbericht van de zijde van de moeder van 31 oktober 2023 met bijlage.
2.4
De voorzitter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling, in aanwezigheid van de griffier, met [minderjarige 1] gesproken. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven. [minderjarige 1] heeft haar mening ook per brief kenbaar gemaakt.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 1 november 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk, M.M.S.J. van Kaam;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer W. Daalderop.

3.De feiten

3.1
Uit de in mei 2017 verbroken relatie tussen de moeder en de vader (hierna gezamenlijk ook: de ouders) zijn – voor zover hier van belang – geboren:
- [minderjarige 1] , [in] 2011 en
- [minderjarige 2] , [in] 2017 (hierna gezamenlijk: de kinderen)
De vader heeft de kinderen erkend nadat hij daarvoor vervangende toestemming van de rechtbank heeft gekregen. De moeder is van rechtswege belast met het gezag over de kinderen. De kinderen wonen bij de moeder.
3.2
De kinderen hebben een oudere broer, [de broer] (hierna: [de broer] ), geboren [in] 2006. De vader is belast met het eenhoofdig gezag over [de broer] . [de broer] woont bij de vader.
3.3
De kinderen hebben van 19 januari 2018 tot 19 juli 2023 onder toezicht gestaan van Stichting Jeugdbescherming Regio [oplaats C] (hierna: de jeugdbescherming).
3.4
Bij beschikking van 1 juli 2020 heeft de rechtbank (onder andere) een omgangsregeling tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en hun vader vastgesteld, inhoudende dat de kinderen bij de vader zullen verblijven volgens een opbouwende regeling onder regie van de jeugdbescherming waarbij wordt toegewerkt naar onbegeleide omgang bij de vader thuis van een weekend per twee weken, en wel van zaterdag 10.00 uur tot zondag 19.00 uur.
3.5
In het vonnis van 28 december 2021 en in het vonnis van 13 juli 2022 is op verzoek van de vader – kort gezegd en voor zover hier van belang – de jeugdbescherming veroordeeld tot medewerking aan en uitvoering van voormelde beschikking van 1 juli 2020.
3.6
De rechtbank heeft op 31 oktober 2022 - kort gezegd - de schriftelijke aanwijzing van de jeugdbescherming aan de moeder van 9 augustus 2022 ten aanzien van onderdeel 2. bekrachtigd, inhoudende:
“U werkt mee aan de afspraken die Jeugdbescherming maakt in het kader van de uitbreiding van de omgang conform de beschikking”en tevens bepaald dat de moeder voor iedere keer dat zij niet meewerkt aan een door de jeugdbescherming op basis van de schriftelijke aanwijzing van 9 augustus 2022 vastgesteld omgangsmoment tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de vader, een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt.
3.7
Bij beschikking van 31 oktober 2023 heeft de kinderrechter op het verzoek van [minderjarige 1] om vast te leggen dat zij niet bij de vader hoeft te slapen, geen ambtshalve beslissing genomen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking zijn, voor zover thans van belang, afgewezen de verzoeken van de moeder om te bepalen dat:
1. de omgangsregeling zoals bepaald in de beschikking van l juli 2020 tussen vader en de kinderen wordt gewijzigd, zodat de kinderen eenmaal per twee weken op zaterdag begeleide omgang hebben met hun vader voor de duur van twee uur onder de aanvullende voorwaarden, genoemd in de beschikking van 15 januari 2019, te weten:
- vader vraagt niet naar de thuissituatie van alle kinderen, in het bijzonder niet naar waar zij wonen en naar school gaan;
- als de kinderen zelf iets vertellen aan de vader over de thuissituatie wordt van vader verwacht dat hij zijn mening daarover voor zichzelf houdt, ook als dit gaat over de moeder;
- de vader de kinderen niet belast met zijn juridische strijd en hij het niet heeft over mogelijke toekomstplannen, maar aansluit bij het niveau van de kinderen;
- als de vader de kinderen een cadeau wil geven, wordt dit eerst aan de begeleider van de omgang getoond;
- er geen telefoon wordt gebruikt bij de omgang;
- de vader te verstaan is en niet fluistert;
althans een omgangsregeling vast te stellen die de rechtbank in goede justitie juist acht;
ll. het de vader te verbieden om contact te zoeken met de kinderen buiten de in rechte vastgestelde omgangsregeling om, op straffe van een dwangsom van € 250,- per keer dat de vader hiermee in strijd handelt.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, opnieuw rechtdoende alsnog haar verzoeken toe te wijzen, althans een uitspraak te doen die het hof in goede justitie juist acht.
4.3
De vader verzoekt het hoger beroep van de moeder af te wijzen met bekrachtiging van de beschikking waarvan beroep, met veroordeling van de moeder in de kosten van deze (hoger beroeps)procedure.

5.De motivering van de beslissing

Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.1
Het hof sluit zich aan en neemt over hetgeen de rechtbank heeft overwogen ten aanzien van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en het toepasselijke recht.
Wettelijk kader
5.2
Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van één van hen een beslissing inzake de omgangsregeling of een door de ouders onderling getroffen regeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Standpunten van de ouders
5.3
De moeder kan zich op bepaalde punten niet verenigen met de beschikking waarvan beroep en voert daartoe het volgende aan.
De moeder heeft veel zorgen over de omgang tussen de vader en de kinderen. De relatie tussen partijen was ongezond. De moeder was kwetsbaar en werd door de vader geïsoleerd van haar familie en vrienden. De moeder kon niet op tegen het dominante karakter van de vader. De jaren na het uiteengaan van partijen zijn voor de moeder een regelrechte hel geweest. De vader werkte niet mee met de hulpverlening, belastte de kinderen met volwassenproblematiek, kocht de kinderen om en werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van ruim twee jaar wegens verboden wapenbezit en oplichting. De kinderen hebben jarenlang onder toezicht gestaan terwijl de jeugdbescherming daaraan weinig uitvoering gaf, totdat zij sinds juli 2022 plotseling de volledige omgangsregeling ging uitvoeren. De jeugdbescherming heeft echter nooit met de moeder en de kinderen besproken hoe de omgangsregeling verliep, de kinderen leren kennen of met de school contact opgenomen. De jeugdbescherming heeft de opgebouwde omgang met de vader ook nooit geëvalueerd of het huis van de vader bezocht. Volgens de jeugdbescherming verkeren de kinderen in een loyaliteitsconflict waardoor zij zich verzetten tegen de omgangsregeling.
De kinderen, met name [minderjarige 1] , geven aan de omgang bij de vader te lang te vinden. Dit heeft [minderjarige 1] ook verteld op school en aan de rechtbank. [minderjarige 1] wil niet bij de vader blijven slapen en heeft op 13 mei 2023 de politie gebeld toen de moeder haar stimuleerde om toch bij de vader te blijven. Het huis van de vader is niet geschikt voor de kinderen. Ook laat de vader zich tijdens de omgang veelal negatief uit over de moeder en vertelt hij vervelende verhalen over zijn eigen jeugd. De moeder is bang dat de kinderen net als [de broer] zullen worden overgehaald door de vader om uiteindelijk bij hem te komen wonen en zich af te zetten tegen de moeder. Dat doet de vader onder andere door de kinderen veel dure cadeaus te geven en (valse) beloftes te doen. Als die tactiek niet werkt, wordt de vader boos. De moeder herkent hierin hoe de vader met haar omging tijdens de relatie. Het doet de moeder veel verdriet dat zij de kinderen hiertegen niet kan beschermen.
In onderling overleg wordt op dit moment uitvoering gegeven aan een afwijkende omgangsregeling waarbij [minderjarige 1] tijdens de omgangsweekenden van zaterdag op zondag bij de moeder slaapt en zondagochtend weer naar de vader wordt gebracht. Ook blijft [minderjarige 2] soms een dagje thuis als hij geen zin heeft in de omgang. Wijziging van de omgangsregeling is dan ook op zijn plaats.
Verder jaagt het [minderjarige 1] angst aan dat de vader haar blijft opzoeken op school en bij de manege. De overweging van de rechtbank dat dit niet de bedoeling is, is onvoldoende gebleken. Sinds de uitspraak zoekt de vader de kinderen nog vaker op dan daarvoor. Vader staat nu bijna dagelijks bij de school van de kinderen. Ook zoekt de vader de kinderen op als ze buiten spelen bij de woning van de moeder. Om die reden acht de moeder een verbod hierop nog steeds van belang.
5.4
De vader betreurt dat de moeder opnieuw in hoger beroep is gegaan en wijst erop dat de moeder pas uitvoering geeft aan de omgangsregeling sinds de rechtbank haar bij beschikking van 31 oktober 2022 daartoe heeft veroordeeld op straffe van een dwangsom. Het – telkens terugkerende – probleem van de moeder is dat zij de kinderen geen, althans onvoldoende ruimte wil/kan bieden om ongedwongen contact te hebben met de vader. Dat de kinderen bepaalde kindsignalen laten zien, komt doordat de moeder hen geen emotionele toestemming geeft om ongedwongen contact te hebben met de vader. Bovendien heeft [minderjarige 1] helemaal niets tegen de omgang met de vader. Zij wil alleen niet bij hem blijven slapen. Daarom verblijft zij om het weekend van zaterdag 10.00 uur tot 20.00 uur en de daaropvolgende zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur, bij de vader. De vader wil [minderjarige 1] niet dwingen om bij hem te blijven slapen en respecteert deze wens van haar, hoewel hij dit betreurt. Omdat de vader erop vertrouwt dat [minderjarige 1] binnen afzienbare tijd bijdraait, acht hij het onnodig om de huidige regeling aan te passen. Temeer omdat deze kleine aanpassing van de regeling in goed overleg gebeurt en de ouders [minderjarige 2] eveneens vrijlaten in de keuze waar hij verblijft.
De vader komt de kinderen soms toevallig tegen omdat zijn dokter bij de moeder in de straat zit en een bekende van hem daar in de buurt woont. Een contactverbod buiten de omgangsmomenten is echter te verstrekkend, aldus de vader.
Advies van de raad
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep benadrukt dat de kinderen het recht hebben om hun beide ouders te leren kennen. Daarvoor is nodig dat zij onbelast contact kunnen hebben met de vader. Gelet op de geschiedenis van strijd tussen de ouders en het eenhoofdig gezag van de moeder, adviseert de raad om de bestreden beschikking te bekrachtigen zodat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat ruimte ontstaat om de omgang op de een of andere manier alsnog stop te zetten. De huidige omgang is pas opgebouwd nadat de schriftelijke aanwijzing aan de moeder bij beschikking van 31 oktober 2022 is bekrachtigd en aan haar een dwangsom is opgelegd teneinde uitvoering te geven aan deze omgangsregeling.
De raad adviseert om de omgangsregeling voor deze kinderen volledig gelijk te trekken, gelet op de zeer complexe situatie waarbij de communicatie tussen de ouders zo slecht is en de kinderen hiervan zoveel meekrijgen, dat ze niet in staat zijn om autonoom hun mening te uiten. Ten slotte concludeert de raad dat een contactverbod kennelijk nodig is nu het de vader niet lukt om zich van contact buiten de omgangsmomenten te onthouden, terwijl de sfeer tussen partijen daar niet naar is.
Beoordeling door het hof
Omgangsregeling
5.6
Het hof is van oordeel dat op dit moment geen sprake is van zorgen, die maken dat het contact tussen de vader en de kinderen zou moeten worden beperkt, zoals door de moeder verzocht. Uit hetgeen de moeder ter zitting in hoger beroep heeft meegedeeld, leidt het hof af dat zij op dit moment ook zelf niet van mening is dat de omgang niet goed zou verlopen. Wel is duidelijk dat [minderjarige 1] moeite ermee heeft bij de vader te slapen in het omgangsweekend. Naar aanleiding van het verzoek van [minderjarige 1] van 14 juni 2023 om de huidige omgangsregeling te wijzigen, omdat zij niet meer bij de vader wil slapen, is ter zitting van de kinderrechter van 3 november 2023 uitvoerig met de ouders gesproken. De vader heeft op voormelde zitting expliciet aangegeven dat hij de wens van [minderjarige 1] om niet bij hem te slapen respecteert. Om die reden heeft de kinderrechter geen aanleiding gezien een wijziging aan te brengen in de bij beschikking van 1 juli 2020 bepaalde omgangsregeling. De kinderrechter heeft in haar beschikking van 31 oktober overwogen [minderjarige 1] een brief te sturen met de volgende inhoud:
“Naar aanleiding van jouw brief aan de kinderrechter en het gesprek dat je met de kinderrechter hebt gehad, heeft de kinderrechter een zitting gehouden. Daarbij waren jouw ouders, hun advocaten en de Raad voor de kinderbescherming aanwezig.
Op de zitting heeft de kinderrechter met je ouders gepraat over jouw wens om niet meer bij je vader te slapen. De kinderrechter heeft van je ouders gehoord dat je om het weekend op zaterdag en zondag bij je vader bent en al vanaf april 2023 zelf hebt mogen zeggen of je bij je vader wil slapen of niet. Sinds 29 april 2023 heb je niet meer bij hem geslapen. Je vader houdt rekening met je wens om niet bij hem te slapen als je dat niet wil. Hij heeft beloofd dat hij dat zal blijven doen. De kinderrechter vindt daarom dat de omgangsregeling met je vader niet veranderd hoeft te worden. Als de kinderrechter de regeling zou veranderen, lijkt het alsof de kinderrechter het geen goed idee vindt dat je bij je vader blijft slapen. Maar de kinderrechter vindt het juist wél een goed idee dat je ook bij je vader kan blijven slapen. Er zal dan ook geen officiële uitspraak komen waarin wordt vastgelegd dat je niet bij je vader slaapt. Dit betekent dat je in de toekomst bij je vader mag blijven slapen als je dat zelf wil.”
Uit het voorgaande valt af te leiden dat de kinderen in het omgangsweekend bij de vader de vrijheid hebben om in onderling overleg af te wijken van de omgangstijden. Gelet daarop ziet het hof geen aanleiding de bestreden beschikking ten aanzien van de omgangregeling te wijzigen. Daarbij acht het hof het van belang om in overeenstemming met het advies van de raad, een gelijk uitgangspunt ten aanzien van beide kinderen toe te passen, hetgeen inhoudt dat de ouders beide kinderen toestemming geven om bij de vader te blijven slapen tijdens de omgangsweekenden, maar dat de kinderen zich daarover mogen uitspreken wanneer zij dat toch niet willen. Zowel voor [minderjarige 1] als voor [minderjarige 2] dient daarom de logeertas te worden gepakt, zodat de kinderen tijdens de omgangsweekenden bij de vader kunnen blijven slapen als zij dat willen.
5.7
Het hof zal het verzoek van de moeder om bij de te bepalen omgangsregeling verschillende aanvullende voorwaarden aan de vader op te leggen, afwijzen. Deze voorwaarden zijn – nu de ondertoezichtstelling van de kinderen is geëindigd – onuitvoerbaar en oncontroleerbaar door het ontbreken van toezicht van de jeugdbescherming. Het hof gaat ervan uit dat de ouders zich tegenover de kinderen te allen tijde onthouden van negatieve uitlatingen over de andere ouder.
Contactverbod
5.8
De moeder heeft verzocht het de vader te verbieden om contact te zoeken met de kinderen buiten de in rechte vastgestelde omgangsregeling, op straffe van een dwangsom van € 250,- per keer dat de vader daarmee in strijd handelt. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat de vader ter zitting in eerste aanleg heeft verklaard dat hij de kinderen niet opzoekt buiten de omgangsregeling om. Ter zitting in hoger beroep heeft de vader toegegeven dat hij de kinderen buiten de omgangsregeling wel degelijk tegenkomt. Naar eigen zeggen is het voor de vader lastig om de kinderen buiten de omgangsregeling helemaal niet te treffen omdat een bekende van hem in de buurt van de moeder woont en zijn dokter bij haar in de straat gevestigd is. Het hof is echter met de raad van oordeel dat het gelet op de huidige verstandhouding niet in het belang van de kinderen is om buiten de omgangsregeling in de voor hen vertrouwde omgeving te worden geconfronteerd met de plotselinge aanwezigheid van de vader. De kinderen hebben daar last van. Het hof ziet dan ook aanleiding om het door de moeder verzochte contactverbod toe te wijzen. Voor zover de vader met zijn bekende of de dokter wil afspreken is het aan hem om daar een passende oplossing voor te vinden. Het hof zal aan het op te leggen contactverbod een dwangsom verbinden van € 250,- per keer dat de vader hiermee in strijd handelt, met een maximum van € 25.000,-.
Proceskostenveroordeling
5.9
Het hof ziet in de omstandigheden van het onderhavige geval geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat in zaken tussen ouders de proceskosten worden gecompenseerd. Het verzoek van de vader tot veroordeling van de moeder in de proceskosten zal worden afgewezen.
5.1
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof,
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarin het verzoek van de moeder om een contactverbod op straffe van een dwangsom te bepalen is afgewezen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt met verwijzing naar r.o. 5.8 dat het de vader niet is toegestaan contact te zoeken met de kinderen buiten de in rechte vastgestelde omgangsregeling en dat de vader een dwangsom verbeurt aan de moeder van € 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro) voor iedere keer dat hij het contactverbod overtreedt, totdat een maximum van € 25.000,- (zegge: vijfentwintigduizend euro) aan verbeurde dwangsommen zal zijn bereikt;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep tussen partijen in die zin, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. A.R. Sturhoofd en mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier en is op 9 januari 2024 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.