In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de veroordeling van de verdachte voor het voorhanden hebben van 34 kalasjnikovs. De verdachte, geboren in 1990, had deze vuurwapens gedurende enkele maanden in zijn woning bewaard. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2022 bevestigd, maar met vervanging van de gronden. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de eerdere veroordeling en het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen, evenals de argumenten van de verdachte en zijn raadsman.
De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van meerdere vuurwapens van categorie II en III, specifiek 34 automatische vuurwapens van het type aanvalsgeweer (Kalashnikov), in de periode van 14 augustus 2015 tot en met 8 november 2015. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte deze wapens in zijn woning bewaarde en heeft de bewijsvoering gebaseerd op onder andere Ennetcom-berichten, waarin herhaaldelijk over het aantal wapens werd gesproken. De verdachte heeft verklaard dat hij de wapens in sporttassen heeft ontvangen en bewaard.
De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, en het hof heeft deze straf bevestigd, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft ook de tijdsduur sinds het feit in overweging genomen, maar oordeelde dat dit geen aanleiding gaf tot strafvermindering. De verdachte heeft in hoger beroep inzicht gegeven in zijn situatie en zijn leven een andere wending gegeven, wat het hof als strafverminderend heeft meegewogen. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf van drie jaar als passend en geboden beoordeeld.