Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
primairde diefstal door twee of meer verenigde personen van genoemde goederen (art. 310/311 lid 4 Sr);
ubsidiairde verduistering van die goederen (art. 321 Sr);
“De hoogte van de vergoeding is gerelateerd aan het griffierecht dat u verschuldigd bent indien u de schade via civielrechtelijke weg op de dader wil verhalen. Voor zaken met een beloop van meer dan € 1.500 en niet meer dan € 2.500 is een griffierecht van € 244 verschuldigd. Daarnaast wordt een forfaitair bedrag toegekend van 15% van de vastgestelde schade. Dit bedrag moet gezien worden als een vergoeding van de incassokosten die eventueel gemaakt dienen te worden als de schade langs civielrechtelijke weg verhaald wordt. (…) Op basis hiervan ken ik u een bedrag toe van € 244 + € 370,35 (15% van 2.469) = € 614,35.”
3.Eerste aanleg
- tas 75% van de nieuwwaarde van € 1.690,- € 1.267,50
4.Beoordeling
De eerste griefhoudt in dat de kantonrechter hem ten onrechte heeft veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding ter zake van het ontvreemden/verduisteren van de dameshandtas, de portemonnee en de OV-kaart. Volgens [appellant] heeft hij nooit enig strafbaar feit bekend, ook niet de opzetheling waarover de kantonrechter spreekt. Hij is weliswaar onder 1 subsidiair vervolgd voor verduistering, maar veroordeeld voor opzetheling. Het vonnis vermeldt niet welke goederen die opzetheling betreft. De tenlastelegging gaat slechts over de verdenking maar zegt niets over de bewezenverklaring. Uit het strafdossier kan niet worden afgeleid dat hij op enige wijze verantwoordelijk is voor schade als gevolg van het wegnemen van de tas met inhoud, de verduistering of de heling ervan, zo betoogt [appellant] .
gerelateerd aande schade) van de incassokosten die eventueel gemaakt dienen te worden als de schade langs civielrechtelijke weg verhaald wordt. In zoverre is [appellant] er dan ook nog voordelig uitgesprongen. De grief faalt dus.