Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
€ 1.492,- per maand.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de alimentatieverplichtingen van de man ten opzichte van de vrouw na hun echtscheiding. De man, verzoeker in principaal hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 27 januari 2023 aangevochten, waarin de hoogte van de kinderalimentatie en partneralimentatie was vastgesteld. De vrouw, verzoekster in incidenteel hoger beroep, heeft eveneens grieven ingediend tegen de bestreden beschikking. De man verzocht om een verlaging van de kinderalimentatie van € 1.440,- naar € 1.183,- per maand en de partneralimentatie van € 4.254,- naar € 620,- per maand. De vrouw daarentegen vroeg om een verhoging van de partneralimentatie naar € 6.357,- netto per maand.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de financiële situatie van beide partijen en de behoeften van de kinderen. De rechtbank had eerder de ingangsdatum van de kinderalimentatie vastgesteld op 1 februari 2023, een datum die in hoger beroep niet ter discussie stond. Het hof heeft de draagkracht van de man vastgesteld op basis van zijn inkomen van € 259.357,- per jaar, en de draagkracht van de vrouw op € 828,- per maand. Na een zorgvuldige berekening heeft het hof de kinderalimentatie vastgesteld op € 699,- per kind per maand, met terugwerkende kracht tot 1 februari 2023, en de partneralimentatie op € 4.391,- bruto per maand, ingaande op 2 mei 2023. De beslissing van het hof houdt rekening met de financiële situatie van beide partijen en de belangen van de kinderen.