ECLI:NL:GHAMS:2024:2855

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
200.338.857/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling en verdeling van vakanties en feestdagen tussen ouders van minderjarigen

In deze zaak gaat het om de omgangsregeling tussen de vader en zijn kinderen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], en de verdeling van vakanties, feestdagen en andere bijzondere dagen. De rechtbank Amsterdam had eerder een omgangsregeling vastgesteld waarbij [minderjarige 2] één keer per maand omgang met de vader had en [minderjarige 3] één weekend per maand bij de vader verbleef. De vader was het niet eens met deze regeling en verzocht om uitbreiding van de omgang. De moeder daarentegen wilde de omgang met [minderjarige 3] beperken en stelde een andere verdeling van vakanties voor.

De vader ging in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank, terwijl de moeder ook een incidenteel hoger beroep indiende. Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 september 2024 werd de situatie van de kinderen besproken, evenals de wensen van beide ouders. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de huidige omgangsregeling te bekrachtigen, maar om de vakantieregeling uit te breiden.

Het hof oordeelde dat de huidige omgangsregeling voldoende was voor de kinderen en dat deze in hun belang was. De vader en moeder werden aangespoord om hun communicatie te verbeteren. Wat betreft de vakanties en feestdagen besloot het hof de regeling uit te breiden, zodat de kinderen meer tijd met hun vader konden doorbrengen. De uiteindelijke beslissing omvatte een gedetailleerde verdeling van de vakanties en de omgang met de kinderen, waarbij de ouders elkaar tijdig moesten informeren over vakanties en bestemmingen. De bijzondere curator werd ontslagen van haar taak, en de beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.338.857/01
zaaknummer rechtbank: C/13/716025 / FA RK 22-2120 (MK/LN)
beschikking van de meervoudige kamer van 15 oktober 2024 in de zaak van
[de vader],
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. van Riet-Holst te Utrecht ,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [plaats B] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.C. Rosier te Amsterdam.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] );
- de minderjarige [minderjarige 3] (hierna te noemen: [minderjarige 3] ).
Het hof heeft als informant aangemerkt:
- de bijzondere curator [curator] (hierna te noemen: de bijzondere curator).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats B] ,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Ook gaat de zaak over de verdeling van de vakanties, feestdagen en andere bijzondere dagen ten aanzien van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen) tussen de ouders.
1.2
De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van
14 december 2023 (hierna: de bestreden beschikking) – voor zover hier van belang – een omgangsregeling vastgesteld. Daarbij is – kort gezegd – bepaald dat [minderjarige 2] één keer per maand omgang met de vader heeft en dat [minderjarige 3] één weekend per maand bij de vader verblijft. Ook is een belregeling afgesproken, in die zin dat er gebeld zal worden als [minderjarige 2] respectievelijk [minderjarige 3] daar behoefte aan heeft. Verder heeft de rechtbank een regeling voor de vakanties en (feest)dagen vastgesteld. Ten aanzien van [minderjarige 1] is geen omgangsregeling met de vader bepaald. De vader is het niet eens met de regeling zoals door de rechtbank is vastgesteld en wil dat de omgang met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wordt uitgebreid. De moeder is het niet eens met de vader. Zij wil dat de omgang met [minderjarige 3] wordt beperkt naar eens per maand in de oneven maanden tegelijk met [minderjarige 2] en in de even maanden één weekend per maand. Verder wil de vader dat de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld tussen hem en de moeder en dat wordt bepaald dat de kinderen bepaalde bijzondere dagen bij hem verblijven. De moeder wil dat de kinderen enkel de eerste week van de zomervakantie bij de vader verblijven.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 13 maart 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 6 mei 2024 een verweerschrift met daarin ook een incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De vader heeft op 11 juni 2024 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de moeder van 15 mei 2024;
- een bericht van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (hierna te noemen: de GI) van 14 juni 2024;
- een bericht van de vader van 12 juli 2024;
- een bericht van de bijzondere curator van 25 augustus 2024 met bijlage;
- een bericht van de moeder van 26 augustus 2024 met bijlagen.
2.5
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben bij brief, ingekomen op 28 juni 2024, laten weten wat zij van de zaak vinden. De voorzitter heeft de inhoud hiervan ter zitting zakelijk weergegeven.
2.6
De zitting heeft op 5 september 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de bijzondere curator;
- de raad, vertegenwoordigd door A. Tauber.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2009, te [plaats C] ;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2012, te [plaats B] ;
- [minderjarige 3] , geboren [in] 2015, te [plaats B] .
De ouders zijn getrouwd geweest en zijn op 17 december 2019 gescheiden.
3.2
In het ouderschapsplan van 4 december 2019 zijn de ouders, kort weergegeven, een zorgregeling overeengekomen waarbij de kinderen bij de vader verblijven op woensdagmiddag uit school tot 18.00 uur en in de even weken van vrijdag uit school tot zondagavond 17.00 uur. Daarnaast zijn de ouders overeengekomen dat de vakanties gelijk worden verdeeld tussen hen, waarbij de kinderen gedurende zes vakantieweken bij de moeder verblijven en zes weken bij de vader.
3.3
De kinderen zijn vanaf 2 april 2021 onder toezicht gesteld van de GI door de kinderrechter.
3.4
De ondertoezichtstelling is, na tussentijds telkens te zijn verlengd, geëindigd per 21 maart 2024.
3.5
Bij beschikking van 21 juni 2021 heeft de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna: de rechtbank Midden-Nederland) – voor zover hier van belang – een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen één keer in de twee weken van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagavond 18.00 uur bij de vader verblijven, waarbij de moeder de kinderen haalt en brengt.
3.6
Bij beschikking van 20 mei 2022 heeft de rechtbank een bijzondere curator over de kinderen benoemd en is de behandeling omtrent de zorgregeling aangehouden tot 17 juni 2022. De bijzondere curator is bij de hiervoor genoemde – in zoverre niet bestreden – beschikking van 14 december 2023 ontslagen van haar taak als bijzondere curator over de kinderen.
3.7
Bij beschikking van 1 juli 2022 heeft de rechtbank, met wijziging van genoemde beschikking van 21 juni 2021, een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen bij de vader zijn eenmaal in de twee weken van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagavond 18.00 uur, waarbij de moeder de kinderen haalt en de vader de kinderen naar de moeder terugbrengt.
3.8
Bij beschikking van 7 juli 2022 heeft de rechtbank, met wijziging van de beschikking van 1 juli 2022, bepaald dat:
- de zorgregeling tussen de vader en de kinderen per direct wordt opgeschort;
- de GI de wijze en omvang van het contact tussen de vader en de kinderen zal bepalen in afwachting van het onderzoek door het NIFP of soortgelijke organisatie, dan wel tot de volgende zitting.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de behandeling van het verzoek omtrent de zorgregeling wordt aangehouden tot 20 september 2022.
3.9
Bij beschikking van 20 september 2022 heeft de rechtbank bepaald, met wijziging van de beschikking van 7 juli 2022, dat de zorgregeling tussen de vader en de kinderen zal worden hervat op de door de GI te bepalen wijze, waarbij vooralsnog het uitgangspunt is dat de vader en de kinderen om de week begeleide omgang zullen hebben en in de andere week het videobellen op dezelfde voet als tot op heden zal worden voortgezet. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de behandeling van – voor zover hier van belang – het verzoek omtrent de zorgregeling wordt aangehouden tot 20 april 2023 pro forma.
3.1
Bij de hiervoor genoemde – in zoverre niet bestreden – beschikking van de rechtbank van 14 december 2023 is het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen beëindigd en bepaald dat het gezag voortaan aan de moeder toekomt.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang en met wijziging van de beschikking van 20 september 2022, de volgende omgangsregeling bepaald:
- [minderjarige 2] zal een keer per maand met de vader eten op een door hen gezamenlijk te bepalen dag en tijdstip. Als [minderjarige 2] daarvoor iets met de vader wil doen is dat toegestaan. [minderjarige 2] en de vader zullen met elkaar bellen op die momenten dat [minderjarige 2] daar behoefte aan heeft;
- [minderjarige 3] zal elk tweede volledige weekend van de maand van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijven, waarbij de vader [minderjarige 3] van school haalt en naar school brengt. [minderjarige 3] en de vader zullen met elkaar bellen op die momenten dat [minderjarige 3] daar behoefte aan heeft;
- de kinderen zullen een week per jaar met de vader en/of zijn familie op zomervakantie gaan;
- de kinderen zullen de familie van vaderszijde bezoeken op verjaardagen, feestdagen en andere voor de familie bijzondere dagen als de kinderen dat willen.
4.2
De vader verzoekt in principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat:
- de vader en [minderjarige 2] tenminste twee keer per maand een (eet)contact hebben, waarbij [minderjarige 2] ook een nacht bij de vader blijft slapen;
- [minderjarige 3] twee volle weekenden per maand bij de vader verblijft;
- de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld volgens een in overleg nader vast te stellen schema, waarbij de week met de grootouders van vaderszijde geacht wordt te vallen binnen de aan de vader toebedeelde tijd.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de vader zijn verzoeken aangevuld, in die zin dat hij verzoekt te bepalen dat de kinderen op zijn verjaardag en de verjaardagen van de grootouders van vaderszijde bij de vader verblijven.
4.3
De moeder verzoekt in principaal hoger beroep, naar het hof begrijpt, de verzoeken van de vader af te wijzen. In incidenteel hoger beroep verzoekt de moeder naar het hof begrijpt, mede gelet op haar bij schrijven van 26 augustus 2024 gedane gewijzigde verzoeken, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat:
- [minderjarige 2] een keer per maand met de vader zal eten op een door hen (de vader en [minderjarige 2] ) te bepalen dag en tijdstip. Als [minderjarige 2] iets met de vader wil doen is dat toegestaan; zij zal met de vader bellen als zij daar behoefte aan heeft;
- [minderjarige 3] gedurende de even maanden bij het (eet)contact tussen [minderjarige 2] en de vader aansluit en in de oneven maanden het tweede volledige weekend van de maand van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader zal verblijven, waarbij de vader [minderjarige 3] van school haalt en naar school brengt. [minderjarige 3] en de vader zullen elkaar bellen wanneer [minderjarige 3] hier behoefte aan heeft;
- de kinderen de eerste week van de zomervakantie bij de vader zullen verblijven, waarbij de vader de kinderen op vrijdag om 12.00 uur ophaalt (uit school) en uiterlijk de volgende week op zaterdag om 20.00 uur naar de moeder brengt. Daarbij moet de vader vóór iedere zomervakantie uiterlijk 1 mei bij de moeder aangeven of hij op vakantie zal gaan en uiterlijk 1 juni wat de vakantiebestemming(en) zal/zullen zijn.
4.4
De vader verzoekt in incidenteel hoger beroep de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, dan wel de verzoeken van de moeder af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Uit artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling kan wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De standpunten
In principaal hoger beroep
5.2
De vader wenst dat de omgangsregeling met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , zoals door de rechtbank is vastgesteld, wordt uitgebreid. [minderjarige 3] geeft zelf aan dat hij de vader vaker wil zien. [minderjarige 2] heeft niet uitgesproken dat zij zulke beperkte omgang wil, terwijl zij eerder wel heeft verklaard dat zij de vader juist vaker zou willen zien. De huidige omgangsregeling met [minderjarige 2] is te summier om een band met haar te kunnen opbouwen. De vader vindt de huidige vakantieregeling tevens te beperkt en dit doet geen recht aan het belang van de kinderen. Er zijn geen indicatoren die maken dat de grootouders van vaderszijde bij de omgang aanwezig zouden moeten zijn of dat een langere vakantieregeling en een verblijf van de kinderen bij de vader op feestdagen een negatieve invloed zouden hebben op hun welzijn. Verder is het in het belang van de kinderen dat zij de ruimte krijgen om tijd met hun grootouders van vaderszijde door te brengen.
5.3
De moeder vindt dat de omgangsregeling die de rechtbank heeft bepaald niet moet worden uitgebreid. De motivering daartoe hangt samen met haar incidenteel hoger beroep en zal daarom hierna worden toegelicht.
In incidenteel hoger beroep
5.4
De moeder wil dat de omgangsregeling ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wordt beperkt. De huidige regeling is te belastend voor [minderjarige 3] , omdat hij na het omgangsweekend vaak te laat op school komt en moe en onrustig is. Ook loopt de regeling tussen de vader en [minderjarige 3] niet altijd naar behoren. Zo is de omgang een keer niet doorgegaan en is de vader een keer te laat geweest en heeft hij toen enkel de school geïnformeerd en niet de moeder. [minderjarige 2] geeft zelf aan dat zij enkel één keer per maand omgang met haar vader wil. Daarnaast wil de moeder dat wordt vastgelegd dat de kinderen elk jaar de eerste week van de zomervakantie met de vader op vakantie gaan. Wel staat de moeder ervoor open om te overleggen over een alternatieve datum indien dat logistiek beter past. De vorige vakantie heeft de vader de moeder niet van tevoren geïnformeerd over de vraag of zij daadwerkelijk weggingen en zo ja over de bestemming, wat haar en de kinderen stress opleverde. De vader moet dit daarom voortaan op tijd communiceren aan de moeder. Verder stimuleert de moeder het contact met de familie van de vader, maar het moet geen afdwingbaar punt worden door het in een beschikking vast te leggen.
5.5
Volgens de vader kan de moeder niet worden ontvangen in haar verzoeken in incidenteel hoger beroep. Zij grieft namelijk niet tegen de bestreden beschikking, maar formuleert een petitum voor een andere omgangsregeling, vakantieregeling en familiebezoekregeling. Mocht het hof de verzoeken van de moeder toch inhoudelijk beoordelen, dan moeten deze worden afgewezen. Het rapport van Psy Drechtsteden van 30 juni 2023 geeft geen aanleiding voor de beperkte omgangs- en vakantieregeling die de rechtbank heeft bepaald.
5.6
De bijzondere curator heeft ter zitting het volgende verklaard. Zoals ook opgenomen in het door haar laatst ingediende verslag van 26 augustus 2024 vinden de kinderen het fijn bij beide ouders en zij vinden de situatie goed zoals deze nu is. [minderjarige 1] vindt het fijn om zijn vader regelmatig te spreken en zelf de contactmomenten met hem te regelen. [minderjarige 2] wil op termijn zelf bepalen wanneer ze naar de vader gaat, maar zij begrijpt dat zij daar nu te jong voor is. [minderjarige 3] vindt de omgang op de maandag soms lastig, maar hij zou niet willen dat de omgang wordt ingekort door eerder naar de moeder te gaan. [minderjarige 1] en [minderjarige 3] hebben de vakantie met de vader als positief ervaren en dit hoeft voor hen niet anders. Wat [minderjarige 2] betreft mag de vakantie met haar vader wel iets langer duren, bijvoorbeeld twee weken.
Het advies van de raad
5.7
De raad heeft het hof ter zitting in hoger beroep geadviseerd de beschikking ten aanzien van de reguliere omgangsregeling te bekrachtigen. De reguliere omgangsregeling zoals door de rechtbank is vastgesteld is voor dit moment passend voor de kinderen en sluit aan bij hun wensen. De raad benadrukt dat de kinderen wel nog steeds last ervaren van de situatie tussen de ouders. Er bestaan zorgen over het effect dat de verstoorde verstandhouding tussen de ouders op hen heeft. Het is dan ook in het belang van de kinderen dat de ouders zich zullen inspannen om hun communicatie te verbeteren.
Ten aanzien van de vakantieregeling heeft de raad het hof ter zitting in hoger beroep geadviseerd om deze uit te breiden. De kinderen moeten de mogelijkheid hebben om in de vakanties meer tijd met de vader te kunnen doorbrengen indien zij dat willen, zoals tijdens skivakanties. Ook ten aanzien van de feestdagen en bijzondere dagen met de vader en het hebben van contact met de familie van de vader geldt dat hiervoor ruimte moet zijn. Om hierover discussie te voorkomen is het van belang dat dit in een beschikking wordt vastgelegd.
De beoordeling van het principaal en incidenteel hoger beroep
5.8
Gelet op de inhoud en de onderlinge samenhang van de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep zal het hof deze grieven gezamenlijk beoordelen.
5.9
Het door de vader gevoerde ontvankelijkheidsverweer in incidenteel hoger beroep slaagt niet nu uit het incidenteel beroep van de moeder voldoende duidelijk kan worden afgeleid tegen welke onderdelen van de bestreden beschikking wordt gegriefd.
5.1
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken. Sinds de beëindiging van de relatie van de ouders zijn er problemen ontstaan in hun communicatie, waardoor het hen niet lukt om op een voor de kinderen voorspelbare en veilige wijze invulling te geven aan hun gezamenlijk ouderschap. In 2020 is in het vrijwillig kader hulpverlening ingezet van het Centrum voor Jeugd en Gezin, met als doel de communicatie tussen de ouders te verbeteren. Sinds januari 2021 lopen er verschillende juridische procedures tussen de ouders, onder meer omdat de ouders het niet eens kunnen worden over de omgang tussen de vader en de kinderen. In april 2021 zijn de kinderen onder toezicht geplaatst van de GI, omdat de strijd tussen de ouders een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen veroorzaakte. De kinderen zijn tot maart 2024 onder toezicht gesteld geweest. Gedurende de ondertoezichtstelling is hulpverlening van Levvel en Altra ingezet voor het gezin. Ook hebben de ouders individuele hulpverlening gekregen. De kinderen hebben hulp gekregen van Care House en De OpgroeiPraktijk. In mei 2022 heeft de rechtbank een bijzondere curator benoemd om te onderzoeken of de door de moeder verzochte wijziging in het gezag en de zorgregeling in het belang van de kinderen zou zijn. In juli 2022 is de omgang tussen de vader en de kinderen opgeschort, nadat de bijzondere curator had gerapporteerd dat de omgang en de overdrachtsmomenten belastend waren voor de kinderen en zij op een onveilige manier werden betrokken in de problematiek tussen de ouders. Daarbij is bepaald dat het NIFP of een soortgelijke organisatie onderzoek moest doen naar de problematiek van de ouders en het gezinssysteem als geheel, waarna de GI zich zou moeten buigen over het contact tussen de vader en de kinderen. Omdat een NIFP onderzoek te lang zou duren en te kostbaar was, heeft de rechtbank in december 2022 beslist dat het onderzoek zou worden uitgevoerd door PSY Drechtsteden. In de tussentijd zijn er periodes geweest waarin geen omgang tussen de vader en de kinderen plaatsvond en waarin er omgang onder begeleiding van Altra was. Op
30 juni 2023 heeft PSY Drechtsteden een deskundigenrapport uitgebracht, waarin is geadviseerd om toe te werken naar structureel contact tussen de vader en de kinderen. Vervolgens heeft de rechtbank de huidige omgangsregeling vastgelegd. Er geldt geen reguliere omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige 1] en dat is in hoger beroep ook geen geschilpunt. [minderjarige 1] kan zich vinden in het huidige beleid waarin hij zelf kan aangeven wanneer hij contact met zijn vader wil.
5.11
Ten aanzien van de reguliere omgangsregeling overweegt het hof als volgt. Het hof is gebleken dat de afgelopen jaren sprake is geweest van structurele en ernstige onrust in het leven van de kinderen, door de verstoorde verstandhouding tussen de ouders en de juridische procedures die hiermee gepaard gingen. Dit leidde ook tot onduidelijkheid voor de kinderen over de omgang met hun vader. De kinderen vinden de huidige situatie ten aanzien van de omgang goed en willen dat dit zo blijft, zoals ook blijkt uit de brieven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 28 juni 2024 aan het hof en het verslag van de bijzondere curator van 26 augustus 2024. Het hof is gebleken dat de huidige omgang met de vader goed verloopt en een positief effect heeft op de kinderen. Ondanks het feit dat het de ouders al lange tijd niet lukt om op een constructieve manier met elkaar te communiceren en de kinderen hier last van hebben, is het hof gebleken dat door de omgang die de rechtbank heeft bepaald rust en stabiliteit voor de kinderen is ontstaan in het contact met hun vader. Het hof acht het daarom in het belang van de kinderen dat de huidige situatie wordt voorgezet. Gelet op het voorgaande zal het hof de verzoeken van beide ouders die zien op de reguliere omgangsregeling afwijzen en de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen. Mochten de kinderen hun vader in de toekomst vaker willen zien, dan kan uitbreiding van het contact op initiatief van de kinderen plaatsvinden.
5.12
Ten aanzien van de verdeling van de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen overweegt het hof als volgt. Het hof acht het in het belang van de kinderen dat de vakantieregeling wordt uitgebreid. Door in de vakanties meer tijd met hun vader door te brengen krijgen de kinderen ruimte om de band met hun vader verder op te bouwen en is hiervoor meer tijd en rust. Ook is het initieel de bedoeling van de ouders geweest dat de vader meer tijd met de kinderen zou doorbrengen in de vakanties, nu de ouders destijds in het ouderschapsplan van
4 december 2019 zijn overeengekomen dat zij de vakanties gelijk zouden verdelen. Het wordt aan de vader overgelaten of hij de grootouders en/of andere familie hierin wenst te betrekken. Het hof legt de volgende verdeling van de vakanties vast. In de zomervakantie zullen de kinderen de eerste twee weken bij de vader verblijven en de overige weken bij de moeder. Het totaal van de andere vakanties zal bij helfte worden gedeeld. In de herfstvakantie zijn de kinderen ieder jaar bij de moeder en in de voorjaarsvakantie ieder jaar bij de vader. In de kerstvakantie en de meivakantie worden de weken om en om gedeeld. Dat wil zeggen dat de kinderen in de even jaren de eerste week bij de moeder zijn en de tweede week bij de vader en in de oneven jaren andersom. Een uitzondering hierop is de meivakantie in 2025. De kinderen verblijven dan nog volledig bij de moeder, omdat zij al een vakantie naar het buitenland heeft geboekt. Vanzelfsprekend kunnen de ouders in onderling overleg van de door het hof vastgestelde vakantieregeling afwijken. Bij de vakantieregeling geldt dat de ouders elkaar tenminste één maand van tevoren dienen te informeren over de vraag of de vakantie doorgaat en als zij op vakantie gaan, naar welke bestemming dit zal zijn. Voor de feestdagen (die buiten de vakanties vallen) bepaalt het hof dat de kinderen verblijven bij de ouder waar zij volgens de reguliere omgangsregeling op dat moment zijn. Voor [minderjarige 1] betekent dit dat hij zelf kan bepalen of hij dan bij zijn vader is, aangezien voor hem geen reguliere omgangsregeling geldt. Ten aanzien van de verjaardag van de vader ziet het hof aanleiding te bepalen dat de kinderen op die dag bij hem verblijven. Ten aanzien van de (andere) bijzondere dagen, te weten de verjaardagen van de grootouders vaderszijde alsmede andere voor de familie vaderszijde bijzondere dagen, zal het hof de door de rechtbank opgelegde regeling volgen. Het hof vertrouwt erop dat de moeder dit contact zal faciliteren wanneer dat gewenst is.
5.13
Het hof benadrukt bij al het voorgaande dat het in het belang van de kinderen is dat de ouders zich er tot het uiterste voor zullen (blijven) inspannen om hun onderlinge verstandhouding en communicatie te verbeteren, zodat zij in de toekomst in staat zullen zijn om – indien nodig of gewenst – in onderling overleg nadere afspraken te maken over kwesties die de omgangsregeling en andere belangrijke aangelegenheden aangaande de kinderen betreffen.
5.14
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep met betrekking tot de verdeling van de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt de volgende verdeling van de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen:
- herfstvakantie: de kinderen verblijven ieder jaar bij de moeder;
- kerstvakantie: de kinderen verblijven in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader, en in de oneven jaren andersom;
- voorjaarsvakantie: de kinderen verblijven ieder jaar bij de vader;
- meivakantie: in 2025 verblijven de kinderen bij de moeder, vanaf 2026 verblijven de kinderen in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader en in de oneven jaren andersom;
- zomervakantie: de kinderen verblijven de eerste twee weken bij de vader en de overige weken bij de moeder;
waarbij de ouders elkaar tenminste één maand voor aanvang van de desbetreffende vakantie dienen te informeren over de vraag of de vakantie doorgaat en als zij op vakantie gaan, naar welke bestemming dit zal zijn;
- voor de feestdagen (die buiten de vakanties vallen) geldt dat de reguliere omgangsregeling doorloopt; voor [minderjarige 1] betekent dit dat hij het contact zelf met zijn vader afstemt;
- ten aanzien van de verjaardag van de vader geldt dat de kinderen die dag bij hem verblijven;
- de kinderen zullen de familie vaderszijde bezoeken op de verjaardagen van de grootouders vaderszijde en de andere voor de familie vaderszijde bijzondere dagen als de kinderen dat willen.
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen;
ontslaat de bijzondere curator van haar taak;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M.C. Louwinger-Rijk, M.T. Hoogland en J.A. van Keulen, in tegenwoordigheid van mr. B.F. Beijderwellen als griffier en is op 15 oktober 2024 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.