ECLI:NL:GHAMS:2024:2851

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
200.335.585/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag over minderjarige en verzoek tot wijziging van gezamenlijk gezag

In deze zaak gaat het om het gezag over de minderjarige [minderjarige]. De rechtbank Noord-Holland heeft op 4 september 2023 bepaald dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over [minderjarige] worden belast. De moeder is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld, terwijl de vader het eens is met de beslissing van de rechtbank. De moeder verzoekt in principaal hoger beroep om het gezag alleen aan haar toe te kennen, terwijl de vader in incidenteel hoger beroep verzoekt om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

De zitting in hoger beroep vond plaats op 5 september 2024, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder stelt dat gezamenlijk gezag niet in het belang van [minderjarige] is, omdat er geen goede communicatie tussen de ouders is en de vader zich dwingend opstelt. De vader daarentegen is van mening dat gezamenlijk gezag noodzakelijk is voor zijn rol als vader en dat de zorgen van de moeder ongegrond zijn.

Het hof overweegt dat het wettelijk uitgangspunt is dat ouders gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen. Het hof concludeert dat de communicatie tussen de ouders verbeterd kan worden, maar dat dit niet betekent dat gezamenlijk gezag niet mogelijk is. Het hof bekrachtigt daarom de bestreden beschikking en wijst de verzoeken van de moeder en vader af. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.335.585/01
zaaknummer rechtbank: C/15/341423 / FA RK 23-3028
beschikking van de meervoudige kamer van 15 oktober 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.C. Otten te Bussum,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. D.E. Oud te Wormerveer.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbende aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over het gezag over [minderjarige] .
1.2
De rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 4 september 2023 (hierna: de bestreden beschikking) bepaald dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over [minderjarige] worden belast. De moeder is het daar niet mee eens en wil alleen het gezag over [minderjarige] uitoefenen. De vader is het eens met de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 1 december 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 31 januari 2024 een verweerschrift met daarin ook een incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De moeder heeft op 8 maart 2024 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de moeder van 21 mei 2024 met bijlagen;
- een bericht van de vader van 22 mei 2024 met bijlage;
- een bericht van de moeder van 23 mei 2024 met bijlagen;
- een bericht van de moeder van 26 augustus 2024 met bijlagen;
- een bericht van de vader van 27 augustus 2024 met bijlagen.
2.5
De zitting heeft op 5 september 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, alsmede een stagiaire van het kantoor;
- de raad, vertegenwoordigd door W. Daalderop.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn de ouders van:
- [minderjarige] , geboren [in] 2019 te [plaats] .
De ouders hebben tot medio 2023 een relatie met elkaar gehad. De vader heeft [minderjarige] erkend.
3.2
Bij de hiervoor genoemde – in zoverre niet bestreden – beschikking van de rechtbank van 4 september 2023 is een voorlopige (opbouwende) zorgregeling vastgesteld tussen [minderjarige] en de vader, waarbij zij op de volgende momenten omgang met elkaar hebben:
- week 1: van woensdagmiddag uit school tot 19:00 uur;
- week 2: van woensdagmiddag uit school tot 19:00 uur;
- week 3: van zaterdag 9:00 uur tot 19:00 uur;
- week 4: van woensdagmiddag uit school tot 19:00 uur;
- week 5: van zaterdag 9:00 uur tot 19:00 uur;
daarna: om de week van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 18:00 uur, alsmede elke woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school.
De beslissing over de definitieve zorgregeling (waaronder ook de verdeling van de vakanties en feestdagen) is pro forma aangehouden tot 4 december 2023 in afwachting van het verloop van de tijdelijke zorgregeling en de ingeschakelde hulpverlening.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, bepaald dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over [minderjarige] worden belast.
4.2
De moeder verzoekt in principaal hoger beroep, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag te vernietigen.
4.3
De vader verzoekt in principaal hoger beroep de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, dan wel het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. In incidenteel hoger beroep verzoekt de vader om de moeder te veroordelen in zijn proceskosten, zijnde € 3.327,50 ter zake het honorarium van zijn advocaat vermeerderd met € 349,- van het griffierecht in hoger beroep, te voldoen binnen een week na de te wijzen beschikking.
4.4
De moeder verzoekt in incidenteel hoger beroep de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, dan wel het verzoek van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Uit artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank kan verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten.
Uit het tweede lid van het hiervoor genoemde artikel volgt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De standpunten
5.2
De moeder vindt gezamenlijk gezag niet in het belang van [minderjarige] . Door het handelen van de vader zit [minderjarige] klem tussen haar ouders. Er is geen enkel overleg tussen de ouders mogelijk, omdat de vader zich dwingend opstelt, en gezamenlijk gezag zorgt voor meer strijd tussen de ouders. De vader erkent de door de moeder geuite zorgen over het welzijn van [minderjarige] niet en de moeder kan haar zorgen niet met de vader bespreken. Hierdoor krijgt [minderjarige] niet alle hulp die zij nodig heeft. Zij is slechts eenmalig door een speltherapeut gezien, maar heeft ook hulp van een logopedist en een kinderpsycholoog nodig. Ook de school en de huisarts vinden deze hulp nodig voor [minderjarige] . Het voorgaande neemt niet weg dat de moeder het in het belang van [minderjarige] acht dat de vader een rol in haar leven vervult, maar hiervoor is gezamenlijk gezag geen vereiste.
5.3
De vader vindt dat de rechtbank de ouders terecht gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] heeft belast. De vader deelt de zorgen van de moeder niet. Ook volgens de school en de maatschappelijk werker is geen sprake van de zorgen die de moeder over [minderjarige] heeft. Volgens het Jeugdteam is enkel hulpverlening voor de ouders nodig, om de communicatie omtrent [minderjarige] te waarborgen, en is er nu geen reden voor een hulpverleningstraject voor [minderjarige] . De vader volgt de adviezen van het Jeugdteam op en werkt mee aan de hulpverlening, zoals aan het SCHIP-traject dat het Jeugdteam de ouders heeft geadviseerd te volgen. De moeder wil hier echter niet aan meewerken en het is aan haar te wijten dat de ouders niet kunnen communiceren. Het is van belang dat beide ouders het gezag hebben over [minderjarige] zodat de vader op volwaardige wijze zijn vaderrol kan vervullen en kan meebeslissen over belangrijke kwesties rondom [minderjarige] . Als de vader geen gezag heeft bestaat het risico dat hij buitenspel wordt gezet. In dit verband wijst hij erop dat hij [minderjarige] drie maanden niet heeft gezien toen hij geen gezag had.
Het advies van de raad
5.4
De raad heeft ter zitting in hoger beroep het volgende verklaard. Volgens het Jeugdteam kunnen de problemen die [minderjarige] ervaart een afgeleide zijn van de verstoorde verstandhouding tussen de ouders en moeten de ouders daarom eerst zelf hulp krijgen. De raad sluit zich bij dit advies aan. De ouders slagen er niet in om met elkaar in gesprek te gaan en het is in het belang van [minderjarige] dat de ouders hiervoor hulp krijgen. Het is de taak van de ouders dat zij zich inspannen om hun relatie te verbeteren, om te voorkomen dat [minderjarige] problemen ontwikkelt. [minderjarige] is niet zodanig klem of verloren geraakt dat geen hulpverlening kan plaatsvinden. Wel wil de raad onderzoeken of de verstoorde communicatie tussen de ouders en het effect daarvan op [minderjarige] aanleiding geven voor een beschermingsonderzoek en de inzet van een jeugdbeschermer. Hierover zal de raad zich buigen voor de zitting die op 16 september 2024 bij de rechtbank plaatsvindt, waarbij de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader wordt behandeld.
Proceskosten
5.5
De vader vindt dat de moeder veroordeeld moet worden in de proceskosten. Het is in strijd met de redelijkheid en billijkheid om de proceskosten te compenseren, omdat sprake is van nodeloos procederen. De moeder werkt namelijk zonder gegronde redenen niet samen met de vader.
5.6
Volgens de moeder kan de vader niet worden ontvangen in zijn verzoek om de moeder in de proceskosten te veroordelen, omdat het een vermeerdering van eis is en geen grief in incidenteel hoger beroep. Mocht het hof het verzoek van de vader wel inhoudelijk beoordelen, dan is er geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat in familierechtelijke kwesties de kosten worden gecompenseerd. De moeder maakt zich terecht zorgen over [minderjarige] en deze zorgen worden door de vader niet serieus genomen, waardoor zij zich genoodzaakt voelt in hoger beroep te gaan.
De beoordeling van het hof
5.7
Het hof stelt voorop dat het wettelijk uitgangspunt is dat ouders gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen. Volgens vaste jurisprudentie brengt het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond hun kind kunnen voordoen zodat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
5.8
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. Sinds de beëindiging van de relatie van de ouders zijn er problemen in hun communicatie. In 2023 is het Jeugdteam in het vrijwillig kader bij het gezin betrokken geraakt. Het Jeugdteam acht het van belang dat alvorens wordt gekeken of [minderjarige] hulp nodig heeft, eerst hulpverlening voor de ouders wordt ingezet, zodat zij op een goede manier met elkaar kunnen communiceren. De raad heeft op de zitting bij de rechtbank de ouders geadviseerd om een SCHIP-traject te volgen, zodat zij hulp krijgen om hun onderlinge communicatie te verbeteren. Vervolgens zijn de ouders individueel in gesprek gegaan met Actief & Advies. Uit het verslag van Actief & Advies van 12 augustus 2024 volgt dat de ouders kunnen starten met een bemiddelingstraject, maar dat dit geen SCHIP-traject zal zijn. Een SCHIP-traject vereist dat ouders samen met elkaar in gesprek gaan en de moeder staat niet open voor gezamenlijke bemiddelingstrajecten, omdat zij in de relatie met de vader spanningen heeft ervaren en met EMDR therapie is gestart. De EMDR therapie is niet voortgezet, omdat de situatie tussen de ouders en de juridische procedures de moeder hierin belemmeren. Er is nu een andere vorm van traumabehandeling voor de moeder ingezet. Inmiddels zijn de ouders gestart met het bemiddelingstraject, waarbij zij individueel gesprekken met de hulpverlening voeren. De focus van het traject ligt op dit moment bij het vormgeven van een ouderschapsplan en het verbeteren van de samenwerking tussen de ouders. Verder heeft [minderjarige] een intakegesprek gehad bij FamilySupporters en zij is nu onder regie van het Jeugdteam gestart met speltherapie bij Jeugd en Gezin. Ten tijde van de zitting in hoger beroep heeft [minderjarige] één sessie met een speltherapeut gehad.
5.9
Het hof is gebleken dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt. Het hof is echter van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de communicatie tussen de ouders zo slecht is dat essentiële beslissingen over [minderjarige] niet of niet naar behoren genomen kunnen worden. Het hof neemt in aanmerking dat de ouders soms van visie verschillen over de behoeftes van [minderjarige] , maar naar het oordeel van het hof probeert de vader, anders dan de moeder heeft betoogd, met ondersteuning van het Jeugdteam op een reële manier beslissingen te nemen ten aanzien van [minderjarige] die in haar belang zijn. Het hof is gebleken dat [minderjarige] last heeft van de verstoorde verstandhouding en gebrekkige communicatie tussen de ouders. Het hof benadrukt dat het daarom in het belang van [minderjarige] is dat de ouders zich tot het uiterste ervoor zullen (blijven) inspannen om hun onderlinge verstandhouding en communicatie te verbeteren en dat zij hierin ook hun verantwoordelijkheid nemen. De moeder heeft moeite om met de vader in gesprek te gaan, maar dat leidt er niet toe dat geen contact tussen de ouders kan plaatsvinden. Het Jeugdteam en de raad zien hierin geen belemmering en achten de ouders in staat om hun onderlinge communicatie in het belang van [minderjarige] te verbeteren. De ouders blijven als ouders van [minderjarige] ook in de toekomst aan elkaar verbonden en moeten daarom met elkaar blijven communiceren. Het hof acht het van belang dat niet alleen de moeder maar ook de vader een belangrijke rol in het leven van [minderjarige] heeft waarbij hij betrokken wordt bij en zeggenschap heeft over belangrijke beslissingen over haar. Concluderend is er naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwing voor de stelling van de moeder dat [minderjarige] klem of verloren zou raken als sprake is van gezamenlijk gezag. Daarnaast is niet gebleken dat in het belang van [minderjarige] een andere beslissing noodzakelijk is. Het hof zal het verzoek van de moeder tot vernietiging van de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag dan ook afwijzen en de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
Proceskosten
5.1
De door de vader gevraagde beslissing over de proceskosten is ten onrechte bij incidenteel beroep verzocht omdat hij hiermee niet opkomt tegen een door de rechtbank genomen beslissing. Wel zal het hof hierover, zoals gebruikelijk, een beslissing nemen en de proceskosten compenseren vanwege de familierechtelijke aard van de procedure. Het hof ziet in de door de vader gestelde feiten en omstandigheden geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat in zaken tussen ouders de proceskosten worden gecompenseerd. Het verzoek van de vader tot veroordeling van de moeder in de proceskosten zal daarom worden afgewezen.
5.11
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister.
compenseert de proceskosten in hoger beroep tussen partijen in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M.C. Louwinger-Rijk, M.T. Hoogland en J.A. van Keulen, in tegenwoordigheid van mr. B.F. Beijderwellen als griffier en is op 15 oktober 2024 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.