In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag], zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 29 december 2023, waarin hij was veroordeeld voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een raam van een deur die aan een ander toebehoorde. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 24 augustus 2023 te Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 24 uren, met een subsidiaire hechtenis van 12 dagen, en had een contactverbod en locatieverbod opgelegd. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een geldboete van € 250,00 gevorderd, subsidiair te vervangen door 5 dagen hechtenis. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen en heeft geoordeeld dat een geldboete van € 250,00 een passende sanctie is. Het hof heeft geen aanleiding gezien voor het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel, gezien de huidige situatie tussen de verdachte en zijn voormalige partner.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, het bewezenverklaarde als strafbaar gekwalificeerd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 250,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling.