ECLI:NL:GHAMS:2024:2804

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
23-002029-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens intrekking

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 5 juli 2021 was gewezen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar op 6 juli 2021 heeft de raadsvrouw van de verdachte een e-mail gestuurd waarin zij meedeelt dat de verdachte het hoger beroep niet wenst te handhaven. Het hof heeft vastgesteld dat de intrekking van het hoger beroep niet meer mogelijk was, omdat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep al op 1 oktober 2021 was begonnen. De advocaat-generaal heeft verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft geoordeeld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met verder onderzoek naar de zaak, en heeft de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij mr. D.A.C. Koster, mr. R.P. den Otter en mr. W.S. Ludwig zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juni 2024.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002029-21
datum uitspraak: 28 juni 2024
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2021 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-143307-18, 13-201222-20, 13-101806-18 en 13-120675-18, alsmede 13-062786-16 (TUL) en 13-136159-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 juni 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Namens de verdachte is op 6 juli 2021 hoger beroep ingesteld. Uit een e-mailbericht van 27 juni 2024 van de raadsvrouw van de verdachte blijkt dat de verdachte het hoger beroep niet wenst te handhaven. Intrekking van het hoger beroep was niet meer mogelijk, nu het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep reeds op 1 oktober 2021 was aangevangen. Uit het e-mailbericht van de raadsvrouw volgt dat de verdachte zijn oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven en dat hij het hof verzoekt hem niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
Gelet hierop, en omdat ook daarnaast niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak, zal de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, Sv.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.A.C. Koster, mr. R.P. den Otter en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Vermeijden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 juni 2024.
Mr. D.A.C. Koster is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.