ECLI:NL:GHAMS:2024:28
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Wijziging van verzoeken inzake gezag en zorgregeling in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over verzoeken van de moeder met betrekking tot het gezag en de zorgregeling voor hun minderjarige kind. De moeder, die in hoger beroep is gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank, verzocht om wijziging van de zorgregeling en beëindiging van het gezamenlijk gezag. De vader heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof, maar het hof oordeelde dat het verzoek van de moeder over het gezag niet ontvankelijk was. Dit omdat het verzoek niet tijdig was ingediend en niet voldaan was aan de vereisten van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van het kind is om geen wijziging in het gezag toe te staan, gezien de verstrekkende gevolgen van een dergelijke beslissing.
Wat betreft de zorgregeling heeft het hof vastgesteld dat de vader zich niet in staat voelt om regelmatig contact met het kind te hebben, wat leidt tot de conclusie dat het niet in het belang van het kind is om een zorgregeling te handhaven. Het hof heeft daarom bepaald dat er geen zorgregeling meer geldt tussen de vader en het kind. Daarnaast heeft het hof de kinderalimentatie per 1 december 2023 op nihil gesteld, omdat beide ouders het erover eens waren dat de vader vanaf die datum geen draagkracht meer heeft voor het betalen van alimentatie. De beschikking is gegeven door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.