ECLI:NL:GHAMS:2024:279

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
200.329.647/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen toegevoegd gerechtsdeurwaarder over bewijsbeslag en selectie van bestanden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een toegevoegd gerechtsdeurwaarder. De klacht betreft de wijze waarop bewijsbeslag is gelegd en de selectie van bestanden die onder dat beslag vallen. Klager, de voormalig werknemer van een ex-werkgever, heeft bezwaar gemaakt tegen de nieuwe selectie van bestanden die door de gerechtsdeurwaarder is gemaakt, omdat deze volgens hem geprivilegieerde informatie bevatte die zijn onderhandelingspositie benadeelde. De ex-werkgever had eerder verlof gekregen om conservatoir bewijsbeslag te leggen onder klager, en de gerechtsdeurwaarder had de behandeling van de zaak overgenomen van een collega. Klager stelde dat de nieuwe selectie van bestanden niet alleen buiten de reikwijdte van het beslag viel, maar ook al vernietigd was. Het hof heeft de feiten en de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij klager en de gerechtsdeurwaarder met hun gemachtigden zijn verschenen. Het hof heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard, met name over het delen van de bestanden met de opdrachtgever zonder klager hiervan op de hoogte te stellen. De kamer had eerder de klachtonderdelen a, b en e gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder berispt. Het hof heeft echter klachtonderdeel a ongegrond verklaard, maar klachtonderdeel b gegrond. De maatregel van berisping is bevestigd, maar de geldboete die de kamer had opgelegd is niet gehandhaafd. Het hof heeft besloten om geen kostenveroordeling in hoger beroep op te leggen, omdat de maatregel lichter is dan die van de kamer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.329.647/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/714537 DW RK 22/93
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 13 februari 2024
inzake
[appellant],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats],
appellant,
gemachtigde: mr. J.J.M. Saelman, advocaat te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde.
Partijen worden hierna de toegevoegd gerechtsdeurwaarder en klager genoemd.

1.De zaak in het kort

De ex-werkgever van klager heeft verlof gekregen om conservatoir bewijsbeslag te leggen onder klager. Een collega van de toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft een eerste selectie gemaakt van de onder het beslag vallende bestanden. Hierna heeft de toegevoegd gerechtsdeurwaarder de behandeling van de zaak overgenomen. Naar aanleiding van een vonnis waarbij klager werd veroordeeld om inzage in dan wel afschrift te geven van bepaalde correspondentie, heeft de toegevoegd gerechtsdeurwaarder een herbeoordeling uitgevoerd van de eerder gemaakte selectie, waardoor een groter aantal bestanden onder het beslag bleef vallen. Klager verwijt de toegevoegd gerechtsdeurwaarder dat deze nieuwe selectie geprivilegieerde informatie bevat, waardoor klager benadeeld is in zijn onderhandelingspositie. Volgens het eerder opgemaakte exploot zouden deze stukken buiten de reikwijdte van het beslag vallen en bovendien al vernietigd zijn. De toegevoegd gerechtsdeurwaarder wordt daarnaast verweten dat hij weigert kopieën van klagers mobiele telefoon en laptop te verwijderen, telefonisch toegezegde opvolgingen niet nakomt en niet reageert op e-mailberichten van klager.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft op 11 juli 2023 een beroepschrift – met een bijlage – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 12 juni 2023 (ECLI:NL:TGDKG:2023:53).
2.2.
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden mogelijkheid een verweerschrift bij het hof in te dienen.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 21 december 2023. De toegevoegd gerechtsdeurwaarder, vergezeld van zijn gemachtigde, en klager zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. Door beide partijen zijn pleitnotities overgelegd.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan komen de feiten neer op het volgende:
3.1.
Klager en een collega van hem zijn door hun ex-werkgever beschuldigd van het handelen in strijd met geheimhoudings- en relatiebedingen. In dit kader heeft de ex-werkgever bij beschikking van 16 oktober 2020 verlof verkregen van de rechtbank Midden-Nederland om conservatoir bewijsbeslag te leggen onder klager.
3.2.
Op 26 oktober 2020 heeft een collega van de toegevoegd gerechtsdeurwaarder, [naam] (hierna: [naam]), ter uitvoering van het bewijsbeslag de telefoon en laptop van klager gevorderd en daarvan globale kopieën laten maken, die aan de gerechtelijk bewaarder zijn overhandigd.
3.3.
Op 17 december 2020 is [naam] samen met de toegevoegd gerechtsdeurwaarder bij de gerechtelijk bewaarder geweest om de relevantie van de in beslag genomen bescheiden te beoordelen. Daarbij waren klager, zijn advocaat en een IT-specialist aanwezig. Volgens het door [naam] opgemaakte proces-verbaal zijn in totaal 390 relevante bestanden gedefinieerd die vielen onder de reikwijdte van het beslag. Daarvan zijn kopieën gemaakt op een USB-stick, die aan de gerechtelijk bewaarder is overhandigd. Volgens het proces-verbaal zijn “
[a]lle overige, niet relevante, data (…) vernietigd
.
3.4.
Op 12 november 2021 is door de kantonrechter vonnis gewezen in de procedure tussen de ex-werkgever en klager en diens oud-collega. In dit vonnis is, onder meer, het navolgende bepaald:

(…) III. veroordeelt[klager en zijn collega]
tot het geven van inzage in dan wel afschrift aan[ex-werkgever klager]
van alle correspondentie (schriftelijk en per e-mail) met betrekking tot SME tussen hen onderling en tussen hen en (…), binnen 14 dagen na betekenis van dit vonnis, op straffe van een dwangsom (…);
En verder:

(…) V. veroordeelt[klager en zijn collega] toe te staan en te gedogen dat een
deurwaarder van [bedrijf] de gegevens selecteert die onder het gelegde bewijsbeslag (zoals omschreven onder 3.2. van het op 16 oktober 2020 door de rechtbank Midden Nederland verleende verlof) vallen en deze vervolgens aan[ex-werkgever klager]
ter beschikking stelt (…);
Dit vonnis is door de toegevoegd gerechtsdeurwaarder op 16 november 2021 in persoon aan klager betekend.
3.5.
De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft op 3 december 2021 een e-mailbericht aan klager gestuurd waarin, onder meer, het navolgende staat:

In bovengenoemde zaak heb ik de behandeling van het dossier – volledig – overgenomen van de heer [naam]. Nadere bestudering van het vonnis en de destijds gegeven beschikking noopten mij tot een herziening van de bescheiden die onder het beslag vallen (…). Met herziening bedoel ik het navolgende. Op een van uw gegevensdragers is de bestandsnaam SME aangetroffen (dropbox). De map SME heb ik volledig in beslag genomen nu dit valt onder de beschikking (…). Deze bescheiden heb ik conform opdracht en het gewezen vonnis vrijgegeven aan de advocaten van[ex-werkgever klager]
(...)”.
3.6.
Het proces-verbaal van het nader gelegde beslag is op 7 december 2021 aan klager betekend.
3.7.
Op 8 december 2021 heeft klager de toegevoegd gerechtsdeurwaarder gevraagd naar de rechtmatigheid van het door hem nader gelegde beslag.
3.8.
Op 30 december 2021 heeft klager de toegevoegd gerechtsdeurwaarder een rappel gestuurd, omdat hij nog geen reactie had gekregen op zijn mail van 8 december 2021.
3.9.
Op 1 maart 2022 heeft de toegevoegd gerechtsdeurwaarder opdracht gekregen van de beslaglegger dat het beslag opgeheven diende te worden. De data zijn op 3 maart 2022 vernietigd.

4.De klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende:
De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft een nieuwe duiding gemaakt van 8.039 berichten en bestanden nadat de definitieve selectie van 390 bestanden daadwerkelijk in beslag te nemen bescheiden had plaatsgevonden, terwijl deze berichten en bescheiden volgens het eerder opgemaakte exploot buiten de reikwijdte van het beslag vielen en vernietigd zouden zijn. Deze berichten en bescheiden bevatten uitgebreide geprivilegieerde communicatie en geheime informatie.
De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft deze berichten en bescheiden vervolgens gedeeld met de opdrachtgever en dit pas achteraf aan klager meegedeeld. De nieuwe selectie bevat uitgebreide geprivilegieerde informatie, vertrouwelijke informatie over klagers onderneming en privacygevoelige persoonsgegevens van klanten en privé communicatie. Daarnaast bevat de selectie documenten over het juridische proces waarin klager met zijn ex-werkgever verwikkeld was, waardoor zijn juridische strategie en onderhandelingspositie bekend zijn geworden bij de tegenpartij. Klager heeft daardoor het hoger beroep in de procedure met zijn ex-werkgever moeten intrekken en was genoodzaakt de zaak te schikken.
De toegevoegd gerechtsdeurwaarder weigert kopieën van klagers mobiele telefoon en laptop, die zowel bij klager als diens echtgenote privé en voor zakelijke doeleinden in gebruik waren, te verwijderen.
De toegevoegd gerechtsdeurwaarder is telefonisch toegezegde opvolgingen niet nagekomen.
De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft geen schriftelijk reactie gegeven op de e-mails van klager.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klachtonderdelen a, b en e gegrond verklaard en de overige klachtonderdelen ongegrond verklaard. Voor de gegrond verklaarde klachtonderdelen heeft de kamer aan de toegevoegd gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd. Daarnaast is hij veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 750,- . De toegevoegd gerechtsdeurwaarder is voorts veroordeeld tot de betaling aan klager van een bedrag van € 50,- voor de kosten van klager en een bedrag van € 50,- aan griffierecht, alsmede tot betaling van € 1.500,- aan de kamer in verband met de kosten van de behandeling van de zaak, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.
Klachtonderdeel a: De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft een nieuwe duiding gemaakt van de onder het beslag vallende stukken terwijl deze stukken volgens het exploot buiten de reikwijdte van het beslag vielen en vernietigd zouden zijn.
5.2.
Klager brengt naar voren dat de toegevoegd gerechtsdeurwaarder geen nadere selectie van de berichten en bestanden had mogen maken. De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft bij de tweede selectie ten opzichte van het eerste beslag twintig keer zoveel bestanden en berichten alsnog onder het beslag begrepen. Deze nadere selectie bevatte geheime en privacygevoelige bestanden die buiten de reikwijdte van het verleende verlof vielen. Klager heeft op het onder 3.3. genoemde proces-verbaal mogen vertrouwen, waarin stond dat alle overige niet tot het oorspronkelijk vallende beslag behorende stukken waren vernietigd.
5.3.
De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft zich tegen dit verwijt verweerd met het betoog dat hij zich bij het leggen van het nadere beslag aan het vonnis van de kantonrechter van 12 november 2021 heeft gehouden. In eerste instantie is een zo beperkt mogelijke selectie gemaakt om de gevolgen van het bewijsbeslag voor de beslagene te minimaliseren. In de executoriale fase is gebleken dat deze selectie te beperkt is geweest. Het stond de toegevoegd gerechtsdeurwaarder vrij om de selectie toen alsnog, binnen de grenzen van het daartoe gegeven verlof, uit te breiden, aldus nog steeds de toegevoegd gerechtsdeurwaarder.
5.4.
Bij het leggen van een bewijsbeslag dient een gerechtsdeurwaarder zowel met de belangen van de verzoeker als met de belangen van de beslagene rekening te houden. De verzoeker kan belang hebben bij het veiligstellen van bewijsmateriaal voor de procedure die hij wil beginnen en de beslagene kan belang hebben bij de geheimhouding van de gegevens die in beslag zullen worden genomen. Een gerechtsdeurwaarder dient in dit soort zaken daarom behoedzaam te opereren. Hij mag uitsluitend beslag leggen op bestanden die onder de reikwijdte van het verleende verlof vallen. In dit geval heeft een collega van de toegevoegd gerechtsdeurwaarder na de beslaglegging op 26 oktober 2020 op 17 december 2020 een eerste selectie gemaakt van de bestanden die onder de reikwijdte van het verlof vielen. Nadat de kantonrechter bij het onder 3.4. genoemde vonnis klager had bevolen inzage te geven in en afschriften te verstrekken van de bescheiden die zagen op de kwestie SME, heeft de toegevoegd gerechtsdeurwaarder een tweede selectie gemaakt. Bij deze tweede selectie heeft de toegevoegd gerechtsdeurwaarder meer bestanden (waaronder een map met de bestandsnaam SME) aangetroffen die onder de reikwijdte van het verleende verlof waren te vatten. Dat de toegevoegd gerechtsdeurwaarder deze bestanden vervolgens alsnog onder het een jaar eerder gelegde beslag heeft begrepen, valt hem tuchtrechtelijk niet aan te rekenen. De toegevoegd gerechtsdeurwaarder was immers op basis van het beslagverlof daartoe gerechtigd. Dat hem later bleek dat bij gelegenheid van het eerste op 17 december 2020 gelegde globale beslag het proces-verbaal ten onrechte vermeldde dat “
alle overige, niet relevante data”waren vernietigd, valt hem evenmin te verwijten. Dat proces-verbaal was immers niet door hem, maar door zijn collega opgesteld. Het hof is daarom, anders dan de kamer, van oordeel dat klachtonderdeel a ongegrond is.
Klachtonderdeel b: de toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft de nader beslagen bestanden gedeeld met zijn opdrachtgever en dit pas achteraf aan klager meegedeeld.
5.5.
Het hof is van oordeel dat klachtonderdeel b wél terecht is voorgesteld. Bij de selectie van de relevante bestanden op 17 december 2020 waren klager en zijn gemachtigde aanwezig. Klager heeft mogen vertrouwen op de mededeling in het van de selectie opgemaakte proces-verbaal dat alle overige, niet relevante data waren vernietigd. Dat de toegevoegd gerechtsdeurwaarder vervolgens buiten de aanwezigheid van klager een herbeoordeling heeft verricht van de beslagen bestanden, op grond waarvan aanzienlijk meer bestanden zijn beslagen dan klager op basis van de eerste selectie had kunnen voorzien, valt de toegevoegd gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk aan te rekenen. Hij was op grond van het vonnis van 12 november 2021 weliswaar gerechtigd om alsnog een groter aantal bestanden onder het beslag te begrijpen, maar hij had dit niet mogen doen zonder klager hiervan vooraf in kennis te stellen. Klager was er immers van uitgegaan dat de data die op 17 december 2020 buiten de selectie vielen, vernietigd waren. Evenals bij het eerste – globale – beslag hadden klager en zijn gemachtigde(n) bovendien de gelegenheid moeten krijgen om hun zienswijze kenbaar te maken vóór de terbeschikkingstelling van de beslagen bestanden aan de opdrachtgever van de toegevoegd gerechtsdeurwaarder. Dat is ook in overeenstemming met de voorwaarden waaronder het eerdere verlof was gegeven. Dat de toegevoegd gerechtsdeurwaarder meermaals zijn excuses voor zijn onjuiste handelwijze heeft aangeboden doet aan de tuchtrechtelijke laakbaarheid niet af. Ook het feit dat het onder 3.4 genoemde vonnis aan klager in persoon was betekend voordat de toegevoegd gerechtsdeurwaarder tot de nieuwe selectie overging, maakt het voorgaande niet anders. In dat exploot is immers niet aangekondigd dat een nieuwe selectie zou worden gemaakt. Klachtonderdeel b is daarom gegrond.
Klachtonderdelen c en d: de toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd kopieën van klagers mobiele telefoon en laptop te verwijderen en hij is telefonisch toegezegde opvolgingen niet nagekomen.
5.6.
De kamer heeft op deze klachten, kort samengevat, geoordeeld dat de toegevoegd gerechtsdeurwaarder blijkens de door klager opgemaakte transcriptie van zijn telefoongesprek met de toegevoegd gerechtsdeurwaarder aan klager heeft toegezegd dat privé foto’s alvast zouden zijn gewist. Niet is gebleken dat dit is gebeurd; evenmin is gebleken dat dit niet is gebeurd. Van overige niet nagekomen telefonische toezeggingen is evenmin gebleken. Het hof stelt vast dat ook ter terechtzitting in hoger beroep geen nieuwe feiten en of omstandigheden naar voren zijn gekomen op grond waarvan tot gegrondverklaring van (één van) deze klachten kan worden gekomen. Het hof verenigt zich dan ook met het oordeel van de kamer. De klachtonderdelen c en d zijn ongegrond.
Klachtonderdeel e: de toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft geen schriftelijke reactie gegeven op de e-mails van klager.
5.7.
Naar aanleiding van het onder 3.5. genoemde e-mailbericht van 3 december 2021 hebben de toegevoegd gerechtsdeurwaarder en klager op 8 december 2021 telefonisch contact gehad. Na dit telefoongesprek heeft klager nog dezelfde avond aan de toegevoegd gerechtsdeurwaarder een e-mailbericht gestuurd. Naar aanleiding van dit e-mailbericht heeft klager een automatische afwezigheidsmelding ontvangen. Op 30 december 2021 heeft klager een rappel gestuurd, waarop geen reactie is gekomen. Met de kamer is het hof van oordeel dat met de automatische afwezigheidsmelding de toegevoegd gerechtsdeurwaarder, ook tegenover klager, vanaf 8 december 2021 genoegzaam kenbaar heeft gemaakt dat hij voor langere tijd afwezig zou zijn, zodat een inhoudelijke reactie niet op korte termijn te verwachten was. Deze klacht is daarom ongegrond. Het hof voegt daaraan toe dat het voor klager duidelijker zou zijn geweest als de toegevoegd gerechtsdeurwaarder in zijn automatische afwezigheidsbericht had vermeld wie zijn zaken (tijdelijk) zou hebben waargenomen. Dat hij dit niet heeft gedaan is echter onvoldoende voor een tuchtrechtelijk verwijt. Deze beoordeling door het hof stemt overeen met de visie van de kamer zoals die is geformuleerd in de desbetreffende overwegingen. Dat in het dictum dit onderdeel gegrond werd verklaard, ziet het hof als een kennelijke misslag.
Maatregel
5.8.
Hoewel het hof minder klachtonderdelen gegrond heeft verklaard dan de kamer, is ook het hof van oordeel dat het gegrond verklaarde tuchtrechtelijke verwijt een maatregel rechtvaardigt. Gelet op het feit dat het leggen van beslag behoort tot de kernwerkzaamheden van de gerechtsdeurwaarder acht het hof de maatregel van berisping passend. De aard van de verwijtbare handelwijze geeft het hof geen aanleiding om de toegevoegd gerechtsdeurwaarder daarnaast nog een geldboete op te leggen, zoals de kamer heeft gedaan.
Geen kostenveroordeling in hoger beroep
5.9.
Omdat het hoger beroep leidt tot oplegging van een lichtere maatregel dan de kamer heeft opgelegd, ziet het hof – overeenkomstig de door het hof gehanteerde richtlijn ‘Uitgangspunten proceskostenveroordeling in hoger beroep’ (te raadplegen op de website van dit hof) – af van een kostenveroordeling in hoger beroep. De door de kamer uitgesproken proceskostenveroordeling blijft wel in stand.
Conclusie
5.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat de beslissing van de kamer op klachtonderdeel a en de opgelegde maatregel niet geheel in stand kan blijven. Ook het dictum wat betreft klachtonderdeel e kan gelet op de daaraan voorafgaande rechtsoverwegingen van de kamer niet in stand blijven. Ten behoeve van de duidelijkheid zal het hof de beslissing van de kamer vernietigen, met uitzondering van de kostenveroordeling.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing, met uitzondering van de kostenveroordeling;
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart de klachtonderdelen a, c, d en e ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel b gegrond;
- legt aan de toegevoegd gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024 door de rolraadsheer.