In deze zaak gaat het om een geschil tussen ZigZac B.V. en de curator van een failliet bedrijf, dat een distributieovereenkomst had gesloten met ZigZac voor de verkoop van een zitkussen met een interne opblaaspomp. De curator, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van het failliete bedrijf, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin werd geoordeeld dat ZigZac de overeenkomst rechtsgeldig had ontbonden. De curator vorderde terugbetaling van een licentievergoeding van €450.000,- die aan ZigZac was betaald, terwijl ZigZac schadevergoeding eiste wegens de ontbinding van de overeenkomst door het failliete bedrijf.
De rechtbank had in eerste aanleg geoordeeld dat ZigZac niet in gebreke was gebleven en dat de curator niet bevoegd was de overeenkomst te ontbinden. In hoger beroep heeft de curator acht grieven aangevoerd, waaronder de stelling dat ZigZac niet had voldaan aan de exclusiviteitsverplichtingen uit de overeenkomst en dat het productontwerp gebrekkig was. Het hof heeft echter geoordeeld dat ZigZac zich aan de exclusiviteitsverplichtingen heeft gehouden en dat de curator niet mocht verwachten dat het productontwerp zonder gebreken zou zijn, gezien het feit dat het om een prototype ging.
Het hof heeft de grieven van de curator verworpen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. De curator is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor partijen om duidelijke verwachtingen te hebben bij het aangaan van distributieovereenkomsten, vooral met betrekking tot productontwerp en exclusiviteit.