ECLI:NL:GHAMS:2024:27
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Opheffing bewind en de rol van een levenstestament in de bescherming van vermogensrechtelijke belangen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van een bewind dat was ingesteld over de goederen van de betrokkene, geboren in 1931. De betrokkene had een levenstestament opgesteld waarin zij haar dochter en schoonzoon een algemene volmacht had gegeven om haar vermogensrechtelijke en andere zakelijke belangen te behartigen. De kleindochters van de betrokkene hadden in eerste aanleg verzocht om onderbewindstelling, wat door de kantonrechter was toegewezen. Verzoekers in hoger beroep, de dochter en schoonzoon, stelden dat de gronden voor onderbewindstelling niet aanwezig waren en dat het levenstestament voldoende bescherming bood voor de belangen van de betrokkene.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 oktober 2023 werd duidelijk dat er een conflict was ontstaan tussen de verzoekers en de kleindochters over de zorg voor de betrokkene. De kleindochters voerden aan dat de verzoekers niet in het belang van de betrokkene handelden en dat zij niet goed geïnformeerd werden over belangrijke beslissingen, zoals de verkoop van de caravan en het huis van de betrokkene. Het hof oordeelde dat de belangen van de betrokkene voldoende waren gewaarborgd door het levenstestament en dat de verzoekers niet onterecht hadden gehandeld. Het hof vernietigde de beschikking van de kantonrechter en wees het verzoek van de kleindochters tot onderbewindstelling af, met de hoop dat de familieleden alsnog in gesprek zouden gaan om de onderlinge verhoudingen te verbeteren.