ECLI:NL:GHAMS:2024:27

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
200.329.594/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing bewind en de rol van een levenstestament in de bescherming van vermogensrechtelijke belangen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van een bewind dat was ingesteld over de goederen van de betrokkene, geboren in 1931. De betrokkene had een levenstestament opgesteld waarin zij haar dochter en schoonzoon een algemene volmacht had gegeven om haar vermogensrechtelijke en andere zakelijke belangen te behartigen. De kleindochters van de betrokkene hadden in eerste aanleg verzocht om onderbewindstelling, wat door de kantonrechter was toegewezen. Verzoekers in hoger beroep, de dochter en schoonzoon, stelden dat de gronden voor onderbewindstelling niet aanwezig waren en dat het levenstestament voldoende bescherming bood voor de belangen van de betrokkene.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 oktober 2023 werd duidelijk dat er een conflict was ontstaan tussen de verzoekers en de kleindochters over de zorg voor de betrokkene. De kleindochters voerden aan dat de verzoekers niet in het belang van de betrokkene handelden en dat zij niet goed geïnformeerd werden over belangrijke beslissingen, zoals de verkoop van de caravan en het huis van de betrokkene. Het hof oordeelde dat de belangen van de betrokkene voldoende waren gewaarborgd door het levenstestament en dat de verzoekers niet onterecht hadden gehandeld. Het hof vernietigde de beschikking van de kantonrechter en wees het verzoek van de kleindochters tot onderbewindstelling af, met de hoop dat de familieleden alsnog in gesprek zouden gaan om de onderlinge verhoudingen te verbeteren.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.329.594/01
zaaknummer rechtbank: 10303151 BM VERZ 23-201 KL
beschikking van de meervoudige kamer van 9 januari 2024 inzake
[dochter 1] ,
en
[schoonzoon] ,
beiden wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoekers in hoger beroep,
hierna afzonderlijk respectievelijk te noemen: de dochter en de schoonzoon,
advocaat: mr. J.B. de Bruin te Amsterdam.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [de betrokkene] (hierna: de betrokkene);
- [kleindochter 1] ;
- [kleindochter 2] .

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 19 april 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Verzoekers zijn op 13 juli 2023 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.2
[kleindochter 1] en [kleindochter 2] (hierna gezamenlijk te noemen: de kleindochters) hebben op 29 augustus 2023 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
Verzoekers hebben op 18 oktober 2023 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een e-mailbericht van de zijde van verzoekers van 18 oktober 2023;
- een e-mailbericht van de zijde van verzoekers van 19 oktober 2023 met bijlage.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 27 oktober 2023 plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
- verzoekers, bijgestaan door hun advocaat;
- de kleindochters, bijgestaan door mr. C.S.M. Ruijgrok, advocaat te Amsterdam.
Het hof heeft ervan afgezien om de betrokkene te horen, zulks in overleg met de instelling waar zij verblijft.

3.De feiten

3.1
De betrokkene is geboren [in] 1931. Zij was gehuwd met [echtgenoot] . Hij is overleden [in] 2008.
Uit het huwelijk van de betrokkene en haar echtgenoot zijn twee dochters geboren van wie verzoekster in hoger beroep de jongste is.
De dochter is gehuwd met de schoonzoon. Zij hebben twee zoons.
De oudste dochter van de betrokkene, [dochter 2] , is overleden [in] 2021. De kleindochters zijn haar dochters.
3.2
Op 22 januari 2021 heeft een notaris ten behoeve van de betrokkene een levenstestament opgesteld. Daarin heeft de betrokkene aan de dochter en de schoonzoon een algemene volmacht gegeven om haar vermogensrechtelijke en andere zakelijke belangen te behartigen. Zij heeft een medisch gevolmachtigde aangewezen om haar te vertegenwoordigen op medisch gebied. In het levenstestament staat vermeld dat de betrokkene deze maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat zij onder curatele wordt gesteld, dat over haar goederen beschermingsbewind wordt ingesteld of dat ten behoeve van haar een mentorschap wordt ingesteld. Indien desondanks een bewind wordt ingesteld, spreekt de betrokkene de uitdrukkelijke voorkeur uit voor de benoeming van een van de gevolmachtigden.
3.3
De betrokkene woont sinds maart 2022 in Woonzorgcentrum [X] in [plaats B] nadat zij vanaf december 2021 had verbleven in Woonzorgcentrum [plaats C] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, op verzoek van de kleindochters, de goederen die (zullen) toebehoren aan de betrokkene onder bewind gesteld wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand. De kantonrechter heeft verzoekers benoemd tot bewindvoerder, zowel tezamen als ieder afzonderlijk bevoegd. De kleindochters hadden verzocht om een onafhankelijke bewindvoerder te benoemen, te weten [Y] Bewind.
4.2
Verzoekers verzoeken, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van de kleindochters af te wijzen.
4.3
De kleindochters verzoeken, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, hun verzoek om [Y] Bewind tot bewindvoerder te benoemen alsnog toe te wijzen.
4.4
Verzoekers verzoeken het verzoek van de kleindochters af te wijzen althans, naar het hof begrijpt, een andere onafhankelijke bewindvoerder te benoemen als het hof de onderbewindstelling in stand laat en van oordeel is dat een onafhankelijke bewindvoerder moet worden benoemd.

5.De motivering van de beslissing

Standpunt van verzoekers
5.1
Verzoekers stellen dat de gronden voor de onderbewindstelling van de betrokkene niet aanwezig zijn. Ten onrechte heeft de kantonrechter aangenomen dat die gronden er wel zijn op basis van de onjuiste verklaringen van de kleindochters over de verkoop van de caravan van de betrokkene, die tegen haar zin zou zijn geweest. Anders dan de kleindochters hebben verklaard, was de betrokkene het eens met de verkoop van de caravan en zijn de kleindochters door verzoekers betrokken bij die verkoop.
Belangrijker dan het voorbeeld van de caravan is de wens van de betrokkene dat verzoekers haar financiën regelen op grond van hun volmacht (en niet in het kader van bewindvoering). Voorafgaand aan de zitting bij de kantonrechter heeft de betrokkene nog verklaard dat zij wil dat verzoekers haar financiën blijven regelen. Juist om een onderbewindstelling te voorkomen, heeft de betrokkene een levenstestament opgesteld. Op grond daarvan zijn verzoekers bevoegd om de financiën van de betrokkene te regelen. Zij handelen daarbij naar de wens van de betrokkene; zo hebben alle kleinkinderen vorig jaar een schenking van € 2.000,- gekregen.
Ter zitting in hoger beroep hebben verzoekers verklaard dat zij grote moeite hebben met het wantrouwen van de kleindochters dat spreekt uit hun verzoek tot onderbewindstelling van de betrokkene. Door de vraagtekens die de kleindochters zetten bij het handelen en de intenties van verzoekers, ervaren verzoekers dat hun band met de betrokkene wordt beschadigd. Verzoekers willen de belangen van de betrokkene behartigen, maar dan wel op grond van de aan hen in het levenstestament gegeven volmacht. Als bewindvoerders kost het hen meer tijd en moeite.
Standpunt van de kleindochters
5.2
De kleindochters hebben uitgelegd dat zij een hechte band hebben met de betrokkene. Zij hebben ervaren dat het door toedoen van verzoekers lastig is om die band te behouden.
Toen de betrokkene geestelijk nog helemaal gezond was, heeft zij kleindochter [kleindochter 1] een paar keer verzocht haar te helpen omdat zij het niet eens was met de beslissingen die de dochter nam. Zij vertrouwde de dochter niet en vroeg [kleindochter 1] om foto’s van haar sieraden te maken. Ook vrienden van de betrokkene spraken hun zorgen uit. De kleindochters hebben dan ook een sterk vermoeden dat het levenstestament is opgesteld op initiatief van verzoekers. De kleindochters worden niet betrokken bij de zorg voor de betrokkene en worden zelfs op afstand gehouden. Zij werden niet geïnformeerd toen de betrokkene in het ziekenhuis lag, zij mogen niet bij het familieoverleg in het woonzorgcentrum aanwezig zijn en zij moesten er via Funda en Marktplaats achter komen dat het huis en de inboedel van de betrokkene werden verkocht.
De kleindochters handhaven hun standpunt dat de caravan tegen de wil van de betrokkene is verkocht. De betrokkene heeft kleindochter [kleindochter 1] meerdere keren huilend opgebeld met het verzoek de verkoop tegen te houden.
Deze zorgen tezamen, alsook de zorg dat zij niet van het overlijden van de betrokkene op de hoogte zullen worden gesteld, hebben gemaakt dat de kleindochters een verzoek tot onderbewindstelling hebben ingediend. Terecht heeft de kantonrechter dit verzoek toegewezen aangezien er twijfels zijn gerezen over de vraag of de belangen van de betrokkene op grond van het levenstestament wel conform de wens van de betrokkene worden behartigd. Het gaat er niet om of verzoekers de kleindochters voldoende hebben geïnformeerd, maar vooral of zij wel in het belang van de betrokkene en overeenkomstig haar wens hebben gehandeld. Zo wilde de betrokkene de caravan nog houden en wilde zij dat haar spullen bij haar kleinkinderen terecht zouden komen. Nu verzoekers op grond van het levenstestament bovendien geen rekening en verantwoording hoeven af te leggen, is het in het belang van allen dat er een bewindvoerder is.
De kleindochters zijn het dan ook eens met de onderbewindstelling, maar niet met de benoeming van verzoekers tot bewindvoerders. Dit zou de betrokkene niet hebben gewild en daarnaast krijgen verzoekers op die manier een machtspositie die zij gebruiken om een wig te drijven tussen de betrokkene en haar kleindochters en vrienden. Om de familieverhoudingen te normaliseren, zou het goed zijn als een onafhankelijke derde de belangen van de betrokkene waarneemt.
Wettelijk kader
5.3
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren
a. voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Oordeel van het hof
5.4
Het hof is op grond van de stukken en het besprokene ter zitting in hoger beroep met de kantonrechter van oordeel dat wordt voldaan aan de door de wet gestelde criteria voor onderbewindstelling nu de betrokkene ten gevolge van dementie niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen waar te nemen.
De vraag is vervolgens of een onderbewindstelling, gelet op het levenstestament, noodzakelijk is of dat het levenstestament waarbij verzoekers tot gevolmachtigden zijn benoemd voldoende zekerheid geeft dat de belangen van de betrokkene afdoende worden gewaarborgd.
Op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het hof van oordeel dat de belangen van de betrokkene door de volmacht voldoende worden beschermd. Niet gebleken is dat verzoekers deze belangen niet goed behartigen. Het hof licht dat oordeel hierna toe.
5.6
Het hof stelt voorop dat het hof er niet aan twijfelt of de betrokkene ten tijde van het opstellen van het levenstestament in staat was haar wil te bepalen. Het hof gaat er van uit dat de notaris die het levenstestament heeft opgesteld, zich hiervan op de voorgeschreven wijze heeft vergewist. Ten overstaan van de kantonrechter heeft de betrokkene bevestigd dat zij wil dat haar dochter en schoonzoon haar financiën doen en dat een bewind niet nodig is. Voor zover de kleindochters stellen dat de betrokkene niet achter dit levenstestament stond of staat, hebben zij dat onvoldoende onderbouwd.
5.7
Ter zitting van de kantonrechter vormde de (verkoop van de) caravan van de betrokkene een belangrijk punt op grond waarvan de kleindochters stelden dat de wens en de belangen van de betrokkene niet voorop stonden bij verzoekers. Volgens de kleindochters was het hals over kop verkopen van de caravan niet nodig en tegen de wens van de betrokkene.
Ter zitting in hoger beroep hebben verzoekers toegelicht dat een verblijf voor de betrokkene op de camping niet haalbaar meer was en dat zij met haar hebben besproken dat de caravan wellicht moest worden verkocht. De betrokkene heeft volgens verzoekers ingestemd met de verkoop. Via de beheerder van de camping vonden zij een koper, maar zodra verzoekers hoorden dat de kleindochters de verkoop wilden tegenhouden, hebben zij de koper bericht dat de koop (nog) niet doorging. De caravan is een jaar langer aangehouden en de kleindochters hebben de verantwoordelijkheid voor de caravan op zich genomen. Volgens de schoonzoon hadden de kleindochters de caravan langer mogen aanhouden mits zij de verantwoordelijkheid zouden (blijven) dragen.
5.8
Voorgaande handelswijze van verzoekers kan het hof volgen. Gezien de leeftijd en de gesteldheid van de betrokkene is aannemelijk dat het voor haar te zwaar werd om van de caravan gebruik te blijven maken en deze aan te houden. Verzoekers hebben dit met de betrokkene besproken. Het had verzoekers op zich gesierd als zij de kleindochters op de hoogte hadden gesteld van de verkoop voordat zij die verkoop in werking stelden, maar het feit dat zij de verkoop hebben uitgesteld toen hen duidelijk werd dat de kleindochters de caravan nog wilden aanhouden, geeft aan dat zij wel degelijk oog hadden voor de wensen van de kleindochters.
Al met al is naar het oordeel van het hof niet gebleken dat verzoekers de wensen en belangen van de betrokkene ten aanzien van de caravan uit het oog zijn verloren. Dat de betrokkene tegen de kleindochters heeft gezegd dat zij niet van de caravan af wilde, maakt het voorgaande niet anders. Ongetwijfeld had de betrokkene moeite met het (door de omstandigheden) gedwongen afscheid van haar caravan, maar dat wil niet zeggen dat de verkoop buiten haar om is gegaan. Door te beslissen dat de caravan moest worden verkocht, hebben verzoekers niet tegen de belangen van de betrokkene in gehandeld.
5.9
Ook bij de verkoop van het huis en de inboedel van de betrokkene stellen de kleindochters dat verzoekers eigenmachtig zijn opgetreden en niet de wensen van hun grootmoeder in acht hebben genomen.
Verzoekers hebben ter zitting in hoger beroep verklaard dat het huis van de betrokkene eerst in de stille verkoop heeft gestaan en vervolgens door de makelaar op Funda is gezet. De betrokkene heeft een deel van haar inboedel meegenomen naar het verpleeghuis en een deel is op Marktplaats te koop gezet. De kleindochters zijn vóór de verkoop van de spullen nog in de gelegenheid geweest om te kijken of er spullen waren die zij wilden hebben.
5.1
Het hof kan begrijpen dat de kleindochters, die zeer betrokken zijn bij hun grootmoeder en een hechte band met haar voelen, vooraf hadden willen worden geïnformeerd over de verkoop van het huis van de betrokkene. Verzoekers waren daartoe als gevolmachtigden echter niet verplicht. De betrokkene was opgenomen in een woonzorgcentrum. Niet in geschil is dat toen al duidelijk was dat zij niet zou terugkeren naar haar woning. Dat verzoekers de woning te koop hebben gezet en dat zij die verkoop niet met hun nichtjes hebben besproken, getuigt er niet van dat zij de belangen van de betrokkene niet op juiste wijze behartigen. Dat blijkt evenmin uit het voorbeeld met de inboedel. Aannemelijk is dat het de wens van de betrokkene was dat een deel van haar spullen terecht zou komen bij de kleindochters, maar de kleindochters hebben de gelegenheid gekregen - weliswaar nadat zij op Marktplaats waren gezet - om naar de spullen van de betrokkene te komen kijken.
5.11
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de relatie tussen verzoekers en de kleindochters aanzienlijk verslechterd is en dat met name het voorval rond de caravan de verstandhouding van beide zijden op scherp heeft gezet. De kleindochters voelen zich op afstand gehouden, onder andere doordat zij door verzoekers niet worden geïnformeerd over aangelegenheden die hun grootmoeder betreffen. Als gevolg daarvan is het contact tussen de grootmoeder en de kleindochters, maar ook met de kinderen van de kleindochters, afgenomen. Verzoekers voelen zich op hun beurt gewantrouwd en gecontroleerd door de kleindochters, terwijl zij zo goed mogelijk voor de betrokkene proberen te zorgen. Zij bezoeken de betrokkene vrijwel dagelijks en regelen veel zaken voor haar, zowel van financiële aard als van andersoortige aard. Het is te betreuren dat de betrokkene, zo is gebleken, last heeft van deze moeizame verstandhouding tussen haar familieleden. De onderbewindstelling van de betrokkene is echter niet de oplossing voor de zorgen die de kleindochters hebben. Een onderbewindstelling voorziet niet in een plicht of inspanning om familieleden te informeren. Het hof is bovendien van oordeel dat de noodzaak voor deze beschermingsmaatregel niet bestaat nu niet is gebleken dat verzoekers de belangen van de betrokkene niet op juiste wijze behartigen. Het levenstestament, waarbij verzoekers tot gevolmachtigden zijn benoemd, geeft dan ook voldoende zekerheid dat de belangen van de betrokkene afdoende worden gewaarborgd.
Het hof spreekt de hoop uit dat verzoekers en de kleindochters alsnog een poging zullen doen om met elkaar in gesprek te gaan zodat zij tot een oplossing kunnen komen voor het door de kleindochters ervaren gebrek aan informatie over hun grootmoeder. Het verbeteren van de relaties binnen de familie wordt in elk geval in het belang van betrokkene geacht.
5.12
Nu is voldaan aan de gronden van artikel 1:449 lid 2 BW zal het hof het bewind opheffen per de datum van deze beschikking. Gezien het bepaalde in artikel 1:448 lid 4 in samenhang met 1:384 BW neemt de taak van de bewindvoerders daags na deze uitspraak een einde.
5.13
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
wijst het verzoek van de kleindochters tot onderbewindstelling van de betrokkene alsnog af;
bepaalt dat de bewindvoerders binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording afleggen aan de betrokkene en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, overlegt;
draagt de griffier op om op de voet van artikel 1: 391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. J.M. van Baardewijk en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier en is op 9 januari 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.