ECLI:NL:GHAMS:2024:2690

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
200.335.526/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot erkenning en verlening van verlof tot tenuitvoerlegging van een Engels arbitraal vonnis in een faillissementskwestie

In deze zaak heeft Marbale Universal Corp, gevestigd op de Britse Maagdeneilanden, verzocht om erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis dat op 16 december 2022 in Londen is gewezen. Dit verzoek is gedaan in het kader van een geschil dat voortvloeit uit een optieovereenkomst en een garantieovereenkomst tussen Marbale en de verweerder, die in Cyprus woont. De verweerder heeft verweer gevoerd, stellende dat het arbitraal vonnis in strijd is met het beginsel van hoor en wederhoor en daarmee met de openbare orde. Het hof heeft vastgesteld dat het scheidsgerecht in de arbitrageprocedure hoor en wederhoor heeft toegepast, en dat het arbitraal vonnis niet in strijd is met de Nederlandse of internationale openbare orde. Het hof heeft ook geoordeeld dat de Russische faillissementsregels niet van toepassing zijn op het arbitraal vonnis, omdat het gaat om een in Engeland gewezen vonnis. Het hof heeft het verzoek van Marbale tot erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging toegewezen, en de verweerder in de kosten van de procedure veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.335.526/01
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 september 2024
inzake
MARBALE UNIVERSAL CORP,
gevestigd te Road Town, Tortola, Britse Maagdeneilanden,
verzoekster,
advocaat: mr. R.W. de Pater te Breda,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [plaats] , Cyprus,
verweerder,
advocaat: mr. R. de Bree te 's-Gravenhage.
Partijen worden hierna Marbale en [verweerder] genoemd.

1.Het procesverloop

Marbale heeft bij verzoekschrift met producties, ontvangen ter griffie van het gerechtshof Den Haag op 26 mei 2023, verzocht om erkenning en verlening van verlof tot tenuitvoerlegging van de
Final Awardvan de
London Court of International Arbitration, Engeland (hierna: het scheidsgerecht) van 16 december 2022 (hierna: het arbitrale (eind)vonnis) op grond van artikel 1075 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), met veroordeling van [verweerder] in de kosten van de procedure. [verweerder] heeft op 25 september 2023 tijdens een verhoor ex artikel 987 Rv ten overstaan van het gerechtshof Den Haag mondeling verweer gevoerd. [verweerder] heeft het gerechtshof Den Haag verzocht het verzoek van Marbale af te wijzen omdat het arbitrale vonnis in strijd is met het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor en daarmee afstuit op de openbare orde.
Bij beschikking van 7 november 2023 heeft het gerechtshof Den Haag zich relatief onbevoegd verklaard om van het verzoek kennis te nemen omdat uit het verzoekschrift en de door partijen gegeven toelichting niet kon worden afgeleid dat [verweerder] , naast een activum dat moest worden gelokaliseerd in het ressort Amsterdam, ook een activum bezat ten aanzien waarvan de tenuitvoerlegging in het ressort Den Haag kon worden verlangd. Het gerechtshof Den Haag heeft de zaak ex artikel 270 lid 1 Rv, in de stand waarin deze zich bevond, ter verdere afdoening verwezen naar dit hof.
Op 7 december 2024 is ter griffie van dit hof binnengekomen een verzoekschrift (met producties) van Marbale strekkende tot, uitvoerbaar bij voorraad, verlof om het arbitraal vonnis in Nederland ten laste van [verweerder] ten uitvoer te leggen.
Op 21 mei 2024 is ter griffie van dit hof een verweerschrift (met producties), van [verweerder] binnengekomen. [verweerder] heeft het hof verzocht, uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van Marbale af te wijzen met veroordeling van Marbale in de kosten van het geding.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 5 juni 2024 laten toelichten, Marbale door mr. Y.H.M. van Mierlo, advocaat te Breda en [verweerder] door mr. J.P. Bakker, advocaat te Den Haag, laatstgenoemde aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen.

2.Feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten:
2.1
Tussen Marbale en [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ), [Naam 1] en [verweerder] is een geschil ontstaan met betrekking tot een
Puten
Call-optieovereenkomst van 7 februari 2017 tussen Marbale en [bedrijf] (hierna: de optieovereenkomst) en een akte van garantie en schadeloosstelling van dezelfde datum tussen Marbale als begunstigde en [Naam 1] en [verweerder] als schuldenaren (hierna: de garantieovereenkomst). In de optie- en garantieovereenkomst zijn arbitrale bedingen opgenomen.
2.2
Marbale heeft op 31 januari 2020 bij het scheidsgerecht een arbitrageprocedure tegen [bedrijf] , [Naam 1] en [verweerder] aanhangig gemaakt.
2.3
Het scheidsgerecht heeft op 20 april 2021, 30 april 2021 en 26 oktober 2021 arbitrale deelvonnissen gewezen. Bij het arbitrale eindvonnis heeft het scheidsgerecht – samengevat weergegeven – [verweerder] hoofdelijk veroordeeld om aan Marbale te voldoen een hoofdsom van ruim 100.000.000 USD, alsmede een proceskostenveroordeling, een bedrag aan juridische kosten en een bedrag aan arbitrale kosten, alles te vermeerderen met rente.
2.4
Het arbitraal vonnis is in kracht van gewijsde gegaan, zodat er geen mogelijkheid meer bestaat voor [verweerder] om in beroep te gaan tegen het arbitraal vonnis.

3.Beoordeling

3.1
Marbale heeft het hof ex artikel 1075 Rv in verbinding met artikel III van het Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken (hierna: het Verdrag van New York) verzocht het arbitraal vonnis te erkennen en verlof te verlenen voor de tenuitvoerlegging daarvan in Nederland. [verweerder] heeft verweer gevoerd waarop hierna zal worden ingegaan.
Relatieve bevoegdheid
3.2
Op grond van artikel 1075 lid 1 Rv kan een in een vreemde staat gewezen arbitraal vonnis waarop een erkennings- en tenuitvoerleggingsverdrag van toepassing is, op verzoek van een der partijen, in Nederland worden erkend en ten uitvoer gelegd. Artikel 1075 lid 2 Rv bepaalt, voor zover hier van belang, dat de artikelen 985 tot en met 991 Rv van overeenkomstige toepassing zijn voor zover het verdrag geen afwijkende voorzieningen inhoudt en met dien verstande dat het gerechtshof in de plaats treedt van de rechtbank. Aangezien Marbale tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis verlangt in het arrondissement Amsterdam is dit hof bevoegd tot kennisneming van het verzoek ex artikel 1075 lid 2 Rv jo. 985 Rv.
Formele vereisten
3.3.1
Het arbitraal vonnis is, zoals gemeld, gewezen in Engeland. Zowel Nederland als Engeland zijn partij bij het Verdrag van New York. De bepalingen van het Verdrag van New York zijn daarom van toepassing bij de beoordeling van het verzoek. Artikel III van het Verdrag van New York bepaalt dat iedere verdragsluitende staat (in dit geval Nederland) onder de in het verdrag opgenomen voorwaarden scheidsrechterlijke uitspraken als bindend zal erkennen en deze ten uitvoer zal leggen overeenkomstig de regelen van rechtsvordering geldend in het gebied waar een beroep op de uitspraak wordt gedaan (in dit geval Nederland).
3.3.2
Bij het verzoekschrift is een gecertificeerd afschrift overgelegd van het arbitraal vonnis en Marbale heeft het hof tijdens de mondelinge behandeling de overeenkomsten getoond waarin de arbitrale bedingen zijn opgenomen. Daarmee is voldaan aan hetgeen is voorgeschreven in artikel IV lid 1 aanhef en sub a en b van het Verdrag van New York. Artikel IV lid 2 van het Verdrag van New York schrijft evenwel voor dat de partij die de erkenning en tenuitvoerlegging verzoekt een gecertificeerde vertaling in het Nederlands van het arbitraal vonnis en van de overeenkomst waarin het arbitraal beding is opgenomen overlegt. Vaststaat dat Marbale dat niet heeft gedaan. Het hof zal hieraan echter geen consequenties verbinden op grond van het volgende. [verweerder] heeft het arbitraal vonnis en het bestaan en de inhoud van de overeenkomsten waarin de arbitrale bedingen zijn opgenomen niet betwist. Er bestaat daarom geen aanleiding om aan het bestaan en/of de inhoud van het arbitraal vonnis en de overeenkomsten waarin de arbitrale bedingen zijn opgenomen te twijfelen. Het hof merkt overigens op dat op de (enkele) niet-naleving van artikel IV lid 2 van het Verdrag van New York geen sanctie staat. Waar het om gaat is of het arbitraal vonnis en het bestaan en de inhoud van de overeenkomst waarin het arbitraal beding is opgenomen kunnen worden vastgesteld door de rechter aan wie de erkenning en tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis wordt gevraagd en dat is hier het geval. De betreffende documenten zijn in het Engels overgelegd en bij deze stand van zaken kan naar het oordeel van het hof hiermee worden volstaan.
3.3.3
Verder heeft Marbale aan het hof het deurwaardersexploot van oproeping van 24 juli 2023 van [verweerder] overgelegd. Hiermee is voldaan het vereiste van artikel 1075 lid 2 Rv gelezen in samenhang met artikel 987 lid 3 Rv.
3.3.4
Tenslotte stelt het hof vast dat het gaat om een arbitraal vonnis dat uitvoerbaar is in het land waarin het is gewezen, Engeland. Hiermee is voldaan aan het vereiste van artikel 1075 lid 2 Rv gelezen in samenhang met artikel 986 lid 2 Rv.
Strijd met de openbare orde – hoor en wederhoor
3.4.1
[verweerder] heeft in zijn verweerschrift allereerst een beroep gedaan op de weigeringsgrond zoals opgenomen in artikel V lid 2(b) van het Verdrag van New York, op grond waarvan het hof het gevraagde verlof tot tenuitvoerlegging kan weigeren als de tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis in strijd zou zijn met de internationale openbare orde, wegens schending van het recht op hoor en wederhoor. [verweerder] heeft daartoe aangevoerd dat hij op 29 januari 2021, gedurende de arbitrageprocedure, failliet is verklaard, waarna [Naam 2] (hierna: [Naam 2] ) op 18 februari 2021 als
financial managerin het faillissement van [verweerder] is aangesteld. [Naam 2] heeft getracht in de arbitrageprocedure te interveniëren. Alle verzoeken daartoe zijn door het scheidsgerecht afgewezen of terzijde geschoven, waarna het scheidsgerecht het arbitrale eindvonnis heeft gewezen.
3.4.2
Het hof oordeelt als volgt. Uit het eerste arbitrale deelvonnis van 20 april 2021 blijkt dat het scheidsgerecht op 3 maart 2021 een e-mail van diezelfde datum van [Naam 2] heeft ontvangen. [Naam 2] heeft daarin verzocht de arbitrageprocedure te beëindigen of op te schorten, omdat voortzetting ervan in strijd zou zijn met de Russische faillissementswetgeving. Het scheidsgerecht heeft deze e-mail doorgestuurd naar partijen, met – samengevat weergegeven – de vraag om op de verzoeken van [Naam 2] te reageren. Na ontvangst van de reacties van partijen heeft het scheidsgerecht [Naam 2] bij e-mail van 12 maart 2021 bericht dat de arbitrale procedure wordt beheerst door Engels (arbitrage)recht en dat het scheidsgerecht is gevestigd in Londen, Engeland. Daarnaast heeft het scheidsgerecht erop gewezen dat [verweerder] in de arbitrale procedure juridisch wordt bijgestaan. Het scheidsgerecht heeft [Naam 2] bericht door te gaan met de arbitrage krachtens Engels (arbitrage)recht en de arbitrageovereenkomsten.
3.4.3
Uit het eerste arbitrale deelvonnis van 20 april 2021 blijkt dat het scheidsgerecht op 13 april 2021 een e-mail van dezelfde datum van [Naam 2] heeft ontvangen, met als bijlage een brief van [Naam 2] van 12 april 2021 en twee brieven van schuldeisers van [verweerder] . Tevens was bijgevoegd een verzoekschrift dat [Naam 2] had ingediend bij het
Moscow Commercial Court(hierna: MCC) waarin hij de garantieovereenkomst aanvocht. [Naam 2] schreef in zijn brief van 12 april 2021 dat hij de e-mail van het scheidsgerecht van 12 maart 2021 had doorgestuurd naar het MCC en de schuldeisers van [verweerder] , waarna de schuldeisers hem om informatie met betrekking tot de arbitrageprocedure hadden verzocht, alsmede om de bezwaren van de schuldeisers onder de aandacht van het scheidsgerecht te brengen. [Naam 2] heeft het scheidsgerecht verzocht om inzage in en bekendmaking van het arbitragedossier alsmede opschorting van de procedure. Het scheidsgerecht heeft deze stukken doorgestuurd naar partijen, met – samengevat weergegeven – de vraag om op de verzoeken van [Naam 2] te reageren. Na ontvangst van de reacties van partijen heeft het scheidsgerecht [Naam 2] bij e-mail van 16 april 2021 (onder verwijzing naar de e-mail van 12 maart 2021) wederom bericht dat de arbitrale procedure wordt beheerst door Engels (arbitrage)recht. Het is een fundamenteel beginsel van Engels arbitragerecht dat arbitrale procedures tussen de partijen en het scheidsgerecht vertrouwelijk zijn. Dit is de reden waarom, bij afwezigheid van toestemming van alle partijen in een arbitrale procedure, het het scheidsgerecht niet is toegestaan om buiten de partijen in de procedure informatie met betrekking tot het verloop van de procedure of beslissingen genomen gedurende de loop van de procedure met derden te delen.
3.4.4
Uit het arbitrale eindvonnis blijkt dat het scheidsgerecht op 16 november 2021 een e-mail met een brief ontving van [Naam 2] waarin hij het scheidsgerecht op de hoogte bracht van het lopende faillissement en de gevolgen daarvan, inhoudende dat de vorderingen van Marbale in het kader van de faillissementsprocedure moesten worden behandeld. [Naam 2] deelde mede dat Marbale met de arbitrage de faillissementsprocedure trachtte te omzeilen, er voor de arbitrageprocedure geen juridische basis meer was en voortzetting in strijd was met Russisch recht en uitspraken van de Russische rechter. Het scheidsgerecht heeft deze e-mail doorgestuurd naar partijen, met – samengevat weergegeven – de vraag om op de verzoeken van [Naam 2] te reageren. Na ontvangst van de reacties van partijen heeft het scheidsgerecht [Naam 2] bij e-mail van 22 november 2021 bericht dat de e-mail geen verandering bracht in het standpunt van het scheidsgerecht zoals verwoord in de e-mail van 12 maart 2021. Het scheidsgerecht heeft herhaald dat de arbitrale procedure wordt beheerst door Engels (arbitrage)recht en dat het scheidsgerecht is gevestigd in Londen, Engeland. Het scheidsgerecht wordt derhalve beheerst door Engels arbitragerecht en niet door het Russische faillissementsrecht. Daarnaast heeft het scheidsgerecht er wederom op gewezen dat [verweerder] in de arbitrale procedure juridisch wordt bijgestaan en namens zichzelf de procedure voert. Onder deze omstandigheden kan het scheidsgerecht procedurele of inhoudelijke kwesties die zich tussen partijen voordoen uitsluitend beoordelen op basis van verzoeken van partijen. Het scheidsgerecht is niet in staat gevolg te geven aan een verzoek van derden, zodat aan de verzoeken van [Naam 2] niet wordt toegekomen.
3.4.5
Uit het arbitrale eindvonnis blijkt dat het scheidsgerecht op 3 maart 2022 een e-mail ontving van de
financial receivervan [verweerder] , [Naam 3] (die de functie van [Naam 2] had overgenomen). [Naam 3] heeft het scheidsgerecht verzocht rekening te houden met het feit dat het geschil tussen Marbale en [verweerder] betrekking had op zaken die onder de exclusieve bevoegdheid van het MCC vielen, dat het MCC de garantieovereenkomst ongeldig had verklaard, dat de Russische faillissementswetgeving prevaleert boven de normen van het internationaal privaatrecht en dat Marbale te kwader trouw handelde door een vordering tegen [verweerder] in te stellen. Het scheidsgerecht heeft deze e-mail doorgestuurd naar partijen, met de vraag om op de verzoeken van [Naam 3] te reageren. Na ontvangst van de reacties van partijen heeft het scheidsgerecht [Naam 3] bij e-mail van 7 maart 2022 (onder andere) bericht dat het scheidsgerecht procedurele of inhoudelijke kwesties die zich tussen partijen voordoen uitsluitend kan beoordelen op basis van verzoeken van partijen. Het scheidsgerecht is niet in staat gevolg te geven aan een verzoek van derden, zodat aan de verzoeken van [Naam 3] niet wordt toegekomen. Het scheidsgerecht heeft [Naam 3] bericht dat zij verplicht was de arbitrage voort te zetten in overeenstemming met het Engelse arbitragerecht en de door partijen gesloten arbitrageovereenkomsten.
3.4.6
Uit het voorgaande volgt dat [Naam 2] , noch [Naam 3] een verzoek hebben gedaan om in de arbitrageprocedure te mogen ‘interveniëren’. [Naam 2] en [Naam 3] hebben het scheidsgerecht verzocht om de arbitrageprocedure te beëindigen, om die op te schorten en om inzage in en bekendmaking van het arbitragedossier. Het scheidsgerecht heeft al deze verzoeken doorgestuurd naar partijen met de vraag om de verschillende verzoeken te reageren. Na ontvangst van de reacties van partijen heeft het scheidsgerecht gemotiveerd haar beslissing aan [Naam 2] en [Naam 3] kenbaar gemaakt. Aldus is volgens het hof door het scheidsgerecht hoor en wederhoor toegepast, reden waarom het arbitrale (eind)vonnis niet in strijd is met de internationale openbare orde.
Faillissementsprocedure/ongeldigheid deed
3.5.1
[verweerder] heeft daarnaast – samengevat weergegeven – aangevoerd dat de
financial manageren de
financial receiverde boedel van de failliet [verweerder] vertegenwoordigen en dat zij de bevoegdheid hadden te interveniëren in buitenlandse procedures. Het niet toelaten van de
financial manageren de
financial receiverin de arbitrageprocedure vormt een schending van het beginsel van hoor en wederhoor gelet op de bijzondere aard van de faillissementsprocedure.
3.5.2
Uit r.o. 3.4.2 tot en met 3.4.6 blijkt – samengevat weergegeven – dat [Naam 2] en [Naam 3] het scheidsgerecht hebben verzocht om de arbitrageprocedure te beëindigen, op te schorten en om inzage in en bekendmaking van het arbitragedossier (niet om te mogen interveniëren). Het scheidsgerecht heeft al deze verzoeken doorgestuurd naar partijen met de vraag op de verschillende verzoeken te reageren. Na ontvangst van de reacties van partijen heeft het scheidsgerecht gemotiveerd haar beslissingen aan [Naam 2] en [Naam 3] kenbaar gemaakt. Aldus is volgens het hof door het scheidsgerecht hoor en wederhoor toegepast, reden waarom het arbitrale (eind)vonnis op die grond niet in strijd is met de openbare orde.
3.5.3
[verweerder] heeft daarnaast gesteld dat het niet toelaten van de
financial manageren de
financial receiverin de arbitrageprocedure een miskenning is van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de vertegenwoordigers van de boedel van [verweerder] . Volgens [verweerder] zijn Nederlandse faillissementsregels van zo’n wezenlijke en fundamentele aard en zo betrokken bij de kern van ons rechtsstelsel dat een arbitraal vonnis waarbij die regels niet in acht zijn genomen strijdig is met de Nederlandse openbare orde.
3.5.4
Het hof deelt deze mening niet. Het Nederlandse faillissementsrecht is niet van toepassing, omdat het gaat om een in Rusland uitgesproken faillissement, dat zogeheten territoriale werking heeft. Een op Nederlands faillissementsrecht gegronde vordering gaat dus hoe dan ook niet op. In casu gaat het om de gevolgen van het Russische faillissement voor de bevoegdheid van [verweerder] om in rechte op te treden. De vraag is derhalve of de gestelde miskenning daarvan door het scheidsgerecht in strijd is met de Nederlandse of de internationale openbare orde. De bevoegdheid van de curator in het buitenlandse recht wordt erkend indien de
lex concursus(het Russische recht) de bevoegdheid om in plaats van of namens de gefailleerde op te treden met zich brengt. Met andere woorden: indien de
financial managerof de
financial receivernaar Russisch recht in plaats van of namens [verweerder] kan optreden, dan zou dat ook in Nederland kunnen. Echter, het feit dat met toepassing van het Engelse (arbitrage)recht anders is gehandeld dan in Nederland waarschijnlijk zou zijn gedaan – ervan uitgaand dat de
financial managerof de
financial receiverde gestelde bevoegdheden heeft – is niet zodanig ernstig dat het arbitraal vonnis strijdig is met de Nederlandse of de internationale openbare orde.
3.5.5
Ten slotte stelt [verweerder] dat vanwege de rechtskracht van de Russische faillissementsregels en de bescherming van schuldeisers de garantieovereenkomst, die het voorwerp van aansprakelijkheid van [verweerder] in de arbitrageprocedure vormde, door het MCC ongeldig werd verklaard. Omdat de Russische overheidsrechter heeft geoordeeld dat de garantieovereenkomst niet geldig is, dient het verzoek tot erkenning in Nederland af te stuiten vanwege schending van de openbare orde.
3.5.6
Het hof oordeelt als volgt. Met artikel 1075 Rv wordt beoogd onaanvaardbare buitenlandse arbitrale vonnissen buiten de deur te houden. Het toetsingsobject is het arbitrale vonnis en dus niet (rechtstreeks) de rechtshandeling die in dat vonnis beoordeeld is. Met het toetsingsobject lopen ook de rechtsgevolgen uiteen: nietigheid van de garantieovereenkomst volgens Russisch recht leidt niet automatisch tot nietigheid van het arbitrale vonnis waarin deze garantieovereenkomst wordt gehonoreerd. In dit kader acht het hof van belang dat het scheidsgerecht in het arbitrale eindvonnis heeft verwezen naar een brief van het scheidsgerecht aan [Naam 2] van 22 november 2021, waarin het scheidsgericht heeft bericht dat zij heeft kennisgenomen van het oordeel van het MCC over de garantieovereenkomst, maar dat zulks niet haar oordeel zoals verwoord in de e-mail van 12 maart 2021 verandert (zie randnr. 3.4.2). Het scheidsgerecht heeft geoordeeld dat de arbitrale procedure en de verplichtingen van het scheidsgerecht worden beheerst door Engels recht en dat de procedure wordt gevoerd in Londen, Engeland. De gevolgen van het oordeel van het MCC worden niet beheerst door Russisch recht, maar door Engels arbitragerecht. Volgens het Engelse arbitragerecht was sprake van een geldige garantieovereenkomst. Het hof deelt derhalve niet de mening van [verweerder] dat de Nederlandse en Russische faillissementsregels zijn geschonden, reden waarom het arbitrale (eind)vonnis niet in strijd is met de Nederlandse of internationale openbare orde.
Slotsom
3.6
De slotsom uit het bovenstaande is dat geen grond bestaat voor weigering van het verzochte verlof tot erkenning en tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis. Nu grond voor weigering ontbreekt en voor het overige aan de vereisten van het Verdrag van New York is voldaan, is het verzoek van Marbale tot erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis toewijsbaar.
3.7
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [verweerder] worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

4.Beslissing

Het hof:
erkent en verleent verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van het op 16 december 2022 in Londen, Engeland, tussen partijen gewezen arbitraal vonnis;
wijst de overige verzoeken af;
veroordeelt [verweerder] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Marbale begroot op € 783,00 aan verschotten en € 2.428,00 voor salaris advocaat;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. van der Burg, G.C. Boot en K.G.F. van der Kraats en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 september 2024.