Uitspraak
1.Het procesverloop in hoger beroep
2.Feiten
[minderjarige], [in] 2010 te [plaats C] , Turkije.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 september 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn bijna veertienjarige zoon. De vader had in kort geding verzocht om omgang met zijn zoon, die hij al meer dan een jaar niet had gezien of gesproken. Het hof oordeelde dat de zoon veel weerstand vertoont tegen contact met zijn vader, wat de reden was om de vordering van de vader af te wijzen. De moeder, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerder vonnis van de voorzieningenrechter, stelde dat de omgang niet in het belang van de minderjarige was. Het hof bevestigde dat de kort gedingprocedure niet geschikt was om de oorzaken van de weerstand van de zoon te onderzoeken, en dat dit in een bodemprocedure zou moeten gebeuren. Het hof benadrukte het belang van een veilige omgangsregeling en riep beide ouders op om samen te werken aan een verbetering van de onderlinge verstandhouding, met behulp van hulpverlening. Uiteindelijk vernietigde het hof het eerdere vonnis en wees de vordering van de vader af, waarbij de proceskosten tussen de ouders werden gecompenseerd.