ECLI:NL:GHAMS:2024:2680

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
200.319.971/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter in geschil over betaling openstaande facturen tussen Nederlands en Duits bedrijf

In deze zaak vordert een in Nederland gevestigd bedrijf, [geïntimeerde], betaling van openstaande facturen van Pellens Gartenbau GmbH & Co. KG, een Duits bedrijf. De rechtbank heeft zich bevoegd verklaard omdat de plaats van levering van de goederen in Nederland was. Pellens heeft in hoger beroep de bevoegdheid van de Nederlandse rechter betwist, maar het hof bevestigt de eerdere uitspraak. Het hof oordeelt dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn, waarin partijen hebben gekozen voor de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. Het geschil betreft ook de authenticiteit van de appeldagvaarding, waarbij het hof concludeert dat de betekening op 17 november 2022 heeft plaatsgevonden, waardoor Pellens ontvankelijk is in haar hoger beroep. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Pellens in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.319.971/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/714366 / HA ZA 22-183
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 september 2024
inzake
PELLENS GARTENBAU GMBH & CO. KG,
gevestigd te Geldern, Duitsland,
appellante,
advocaat: mr. M.L.W. Schwillens te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde], handelend onder de naam
[bedrijf],
wonend te [plaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.J. Linker te Rotterdam.
Partijen worden hierna Pellens en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

[geïntimeerde] , gevestigd in Nederland, heeft plant- en teeltmateriaal geleverd aan Pellens, gevestigd in Duitsland. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gevorderd Pellens te veroordelen tot betaling van openstaande facturen. Pellens heeft gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. De rechtbank heeft zich echter bevoegd verklaard omdat de plaats van levering van de goederen in Nederland was. Het hof bevestigt dit oordeel en voegt toe dat algemene voorwaarden van toepassing zijn waarin partijen voor bevoegdheid van de Nederlandse rechter hebben gekozen.

2.Het geding in hoger beroep

Pellens is bij dagvaarding van 26 november 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 augustus 2022, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser in de hoofdzaak, tevens verweerder in het incident en Pellens als gedaagde in de hoofdzaak, tevens eiseres in het incident.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord in de hoofdzaak, tevens memorie van eis in incident tot niet-ontvankelijkheid, met producties;
- antwoordakte in het ontvankelijkheidsincident, tevens houdende verzoek tot overleggen bescheiden, althans (voorwaardelijk) incident tot afgifte en inzage bescheiden;
- memorie van antwoord in het incident tot afgifte en inzage van bescheiden ex artikel 843a Rv, met een productie;
- akte met producties 14 tot en met 17 van Pellens;
- antwoordakte van Pellens.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 29 februari 2024 doen bepleiten door hun voornoemde advocaten en van de zijde van Pellens tevens door mr. M.G. Krüger, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Pellens heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de Nederlandse rechter onbevoegd zal verklaren om kennis te nemen van het geschil in de hoofdzaak en, uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde] zal veroordelen om al hetgeen Pellens ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft voldaan aan Pellens terug te betalen, met rente, en met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd primair tot niet-ontvankelijk verklaring van Pellens in het hoger beroep en subsidiair, zakelijk weergegeven, tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, een en ander met, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Pellens in de kosten van, naar het hof begrijpt, het geding in hoger beroep, met nakosten en rente.
Partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.18 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Pellens voert bij haar grieven aan dat een aantal van die feiten niet relevant zijn dan wel onjuist. Het hof zal voor zover relevant in het onderstaande met een en ander rekening houden. De feiten zijn in hoger beroep voor het overige niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. De feiten komen neer op het volgende.
3.1
[geïntimeerde] koopt plant- en teeltmateriaal in en verkoopt en levert deze op bestelling aan afnemers. Pellens is een Duits tuinbouwbedrijf gespecialiseerd in het kweken van hortensia’s. Pellens kocht teeltmateriaal in bij [geïntimeerde] , waarna Pellens het teeltmateriaal opkweekte tot grotere planten. Aan de handelsrelatie lag geen schriftelijke koop- of raamovereenkomst ten grondslag.
3.2
De algemene voorwaarden 886/1130 en de algemene voorwaarden van Plantum, beide gebruikt door [geïntimeerde] , bevatten beide een forumkeuzebeding dat bepaalt, voor zover van belang, dat alle geschillen uit overeenkomsten waarop de voorwaarden van toepassing zijn, uitsluitend worden beslist door de Nederlandse rechter.
3.3
Pellens heeft naar zeggen van [geïntimeerde] de facturen voor haar bestellingen tot medio 2008 gedeeltelijk onbetaald gelaten. De facturen vanaf medio 2008 zijn tijdig betaald.
3.4
Op alle facturen van [geïntimeerde] aan Pellens staat in wisselende bewoordingen een verwijzing naar de toepasselijkheid van algemene voorwaarden.

4.Eerste aanleg

4.1
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg in de hoofdzaak gevorderd, samengevat:
primair: betaling van € 766.778,39 aan openstaande facturen met 10% rente tot 1 november 2021, te vermeerderen met 10% rente vanaf die datum,
subsidiair: betaling van € 572.773,02 aan openstaande facturen met wettelijke handelsrente tot 1 november 2021, te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf 1 november 2021,
een en ander te vermeerderen met € 1.460,47 aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
Pellens heeft in het incident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van het geschil in de hoofdzaak, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd tegen de incidentele vordering.
4.2
De rechtbank heeft zich bevoegd verklaard om kennis te nemen van het geschil in de hoofdzaak en Pellens in de kosten van het incident veroordeeld. De rechtbank heeft tussentijds hoger beroep tegen het vonnis opengesteld en de hoofdzaak op de parkeerrol geplaatst.
4.3
De rechtbank overwoog, samengevat, het volgende. Volgens de hoofdregel van artikel 4 van de Brussel I bis-Verordening is de rechter van de woonplaats van Pellens te Duitsland bevoegd. Daarnaast is, ingevolge artikel 7 aanhef en onder lid 1 sub b, eerste gedachtestreepje, bevoegd de rechter van de lidstaat waar de zaken volgens de koopovereenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden. Uit in het vonnis nader genoemde leverbonnen en faxen kan worden afgeleid dat de levering in Aalsmeer of Nederland heeft plaatsgevonden. Ook blijkt uit diverse faxen dat Pellens de vervoerder instrueert. [geïntimeerde] heeft verder genoegzaam toegelicht dat haar controle in Duitsland zag op de kwaliteit van de geleverde goederen en niet op het transport daarvan. Bovendien staat vast dat Pellens de facturen voor het transport naar Duitsland heeft betaald. Dat op iedere factuur is vermeld dat de algemene voorwaarden van Plantum van toepassing zijn, is eveneens een aanwijzing dat de levering van de goederen in Nederland plaatsvond. [geïntimeerde] heeft immers met een beroep op die algemene voorwaarden gesteld dat de gebruikelijke wijze van levering in de branche ‘af bedrijf’ is.

5.Beoordeling

Ontvankelijkheid hoger beroep
5.1.1 [geïntimeerde] vordert bij wijze van incident dan wel verzoekt als verweer ten principale Pellens niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep. [geïntimeerde] voert aan dat de appeldagvaarding op 26 november 2022 en dus te laat is betekend. De appeltermijn was immers op 24 november 2022 verstreken. [geïntimeerde] heeft een afschrift van een appeldagvaarding in deze zaak overgelegd met als datum van betekening 26 november 2022. Pellens voert van haar zijde aan dat de appeldagvaarding al op 17 november 2022 en dus tijdig aan [geïntimeerde] is betekend. Bij memorie van grieven heeft zij reeds een afschrift van de appeldagvaarding met deze datum overgelegd. Bij haar latere akte heeft zij daar nog een schriftelijke verklaring van haar (regiehoudend) deurwaarder aan toegevoegd. De deurwaarder verklaart, mede aan de hand van de controle- en registratiesystemen van de regiehoudende en de instrumenterende deurwaarder, dat de appeldagvaarding op 17 november 2022 aan [geïntimeerde] is betekend.
5.1.2 Partijen hebben de originelen van beide varianten van de appeldagvaarding op 8 december 2023 op het kantoor van de advocaat van [geïntimeerde] doen onderzoeken door [naam] van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau. Pellens heeft een e-mail van de onderzoeker overgelegd. [naam] schrijft in deze e-mail van 20 december 2023 aan de advocaat van Pellens onder meer het volgende:
De bevindingen van het onderzoekzijn zeer veel waarschijnlijkerwanneer de handtekeningen op de beide appeldagvaardingen authentieke handtekeningen zijnvan [hof: de instrumenterend deurwaarder] dan wanneer het vervalsingen betreft.
Eindconclusie:
De bevindingen van het onderzoek zijnveel waarschijnlijkerwanneer de beide appeldagvaardingen authentieke documenten betreffen, dan wanneer dat niet het geval is. Echter, het is op zijn minst opmerkelijk te noemen dat:
a. er afwijkingen zijn geconstateerd in het datumstempel van de 26e ten opzichte van het referentiemateriaal;
b. dat het handschrift op de appeldagvaarding van de 26e afwijkingen vertoont ten opzichte van het handschrift van [hof: de instrumenterend deurwaarder].

Ondanks dat zijn er geen afwijkingen in de overige stempelafdrukken geconstateerd, geen afwijkingen in de opmaak van de documenten (printwijze, lettertypen etc.) en geen afwijkingen in de handtekeningen.

5.1.3 De conclusie van het onderzoek bevestigt aldus dat de appeldagvaarding met als datum van betrekening 17 november 2022 niet alleen het uiterlijk heeft van een authentieke akte, maar dat het ook daadwerkelijk een dergelijke akte is. [geïntimeerde] heeft niet aangeboden te bewijzen dat het stuk niet deugdelijk is. Dit heeft tot gevolg dat dit stuk, gelet op artikel 157 Rv, als authentieke akte dwingend bewijs oplevert van de betekening van de appeldagvaarding op 17 november 2022 en dus binnen de appeltermijn. [geïntimeerde] heeft weliswaar betwist dat hij de appeldagvaarding op die datum heeft ontvangen maar heeft tegenover het dwingende bewijs van de authentieke akte geen tegenbewijs van de betekening op 17 november 2022 aangeboden. Daarom staat tussen partijen vast dat de betekening op die datum heeft plaatsgevonden. Daarmee is Pellens ontvankelijk in haar hoger beroep.
5.1.4 Dat ook de appeldagvaarding van 26 november 2022 echt zou zijn en zou kwalificeren als een authentieke akte met dwingend bewijs, zoals [geïntimeerde] in dit verband aanvoert, maakt het voorgaande nog niet anders. Een en ander roept weliswaar vragen op maar sluit niet uit dat ook reeds op 17 november 2022 een appeldagvaarding was betekend.
5.1.5 Pellens heeft ter zitting meegedeeld dat haar vordering ex artikel 843a Rv niet meer relevant is en wordt ingetrokken. Daarmee is ook haar nevenvordering tot veroordeling van [geïntimeerde] in de werkelijke proceskosten in dat incident niet meer aan de orde. Er is evenmin voldoende grond voor afzonderlijke veroordeling van Pellens in de proceskosten in dit incident, voor zover [geïntimeerde] dat beoogt te vorderen. Gelet op de gang van zaken is er ook geen grond voor toepassing van artikel 22 Rv met betrekking tot de originele appeldagvaardingen.
Internationale bevoegdheid – de standpunten van partijen
5.2.1 Pellens bestrijdt met haar grieven 1, 3 en 4, kort gezegd, de door de rechtbank op grond van artikel 7 lid 1 sub b, eerste gedachtestreepje, van de Brussel I bis-Verordening aangenomen bevoegdheid van de Nederlandse rechter. Pellens voert bij grief 1 aan dat de rechtbank ten onrechte stukken van buiten de periode van 2002 tot en met 2008 als relevant heeft aangemerkt en in haar oordeel heeft betrokken. Met grief 3 neemt Pellens het standpunt in dat al de leverbonnen en overige stukken erop wijzen dat de plaats van levering in Duitsland was. Volgens haar dient [geïntimeerde] te bewijzen dat desondanks de levering in Nederland plaatsvond. Bij grief 4 betoogt Pellens dat algemene voorwaarden niet achteraf door vermelding op de factuur van toepassing kunnen worden verklaard en dat de rechtbank bovendien, door de algemene voorwaarden bij haar oordeel te betrekken terwijl geen beroep is gedaan op de toepasselijkheid daarvan, buiten de rechtsstrijd is getreden.
5.2.2 [geïntimeerde] betwist de grieven. Naar aanleiding van grief 1 voert zij aan dat de stukken die dateren van vóór 2002 van belang zijn omdat deze de rechtsverhouding tussen partijen kleurt. De stukken van 2009 en 2010 zijn relevant omdat Pellens facturen van die jaren te laat heeft betaald en daarover rente is verschuldigd. In reactie op grief 3 wijst [geïntimeerde] op een aantal stukken en omstandigheden die er volgens haar op wijzen dat de levering wel degelijk in Nederland plaatsvond. In haar antwoord op grief 4 wijst zij erop dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat ingevolge het forumkeuzebeding in die algemene voorwaarden de Nederlandse rechter bevoegd is van dit geschil kennis te nemen. Zij wijst er voorts op dat vanwege de toepasselijkheid van de Plantum voorwaarden de plaats van levering kan worden vastgesteld uit de rechtsverhouding tussen partijen.
Internationale bevoegdheid – algemene voorwaarden en forumkeuze
5.3.1 Het hof zal eerst beoordelen of [geïntimeerde] een beroep toekomt op het forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden, welk beroep [geïntimeerde] voor het eerst in dit hoger beroep heeft gedaan. Die toetsing dient ambtshalve plaats te vinden en dient te geschieden aan de hand van het bepaalde in artikel 25 van de Brussel I bis-Verordening. Het hof komt tot het oordeel dat [geïntimeerde] een beroep toekomt op het forumkeuzebeding op grond van het volgende.
5.3.2 [geïntimeerde] voert onbetwist aan dat Pellens gedurende een lange periode, te weten van het jaar 2000 tot en met het jaar 2011 steeds nieuwe orders bij haar heeft geplaatst. Partijen hebben daartoe geen schriftelijke koop- of raamovereenkomst gesloten. Pellens verzond haar bestellingen telkens per fax aan [geïntimeerde] of gaf deze in persoon af bij de bedrijfsbezoeken van [geïntimeerde] aan Pellens. [geïntimeerde] verzond vervolgens per fax leverplanningen naar Pellens en, per (deel)levering, een leverbon. [geïntimeerde] verzond na de levering facturen aan Pellens die Pellens vervolgens (grotendeels) betaalde.
5.3.3 [geïntimeerde] wijst al op een leverbon van januari 2000 naar de algemene voorwaarden 886/1130 die op al haar aanbiedingen en leveringen van toepassing zijn. Pellens heeft een kopie van die voorwaarden gekregen, zo meldt dezelfde leverbon. Onder alle facturen van [geïntimeerde] aan Pellens staan mededelingen van dezelfde strekking. Twee facturen, gedateerd juli 2002, verwijzen naar de algemene voorwaarden 886/1130 en vermelden eveneens dat Pellens een kopie daarvan heeft gekregen. De facturen van juli 2003 en verder vermelden dat de algemene voorwaarden van Plantum van toepassing zijn. Op al deze facturen staat dat Pellens een kopie van deze voorwaarden heeft ontvangen. [geïntimeerde] heeft nog toegelicht dat de eerstgenoemde algemene voorwaarden 886/1130 waren opgesteld door de branchevereniging VGB, welke branchevereniging in 2001 met andere verenigingen is gefuseerd tot de branchevereniging Plantum. Plantum heeft in september 2002 haar (nieuwe) algemene voorwaarden gepubliceerd, aldus [geïntimeerde] ter zitting in hoger beroep. Zowel de algemene voorwaarden 886/1130, in artikel 12, als de algemene voorwaarden van Plantum, in artikel 14, bevatten een forumkeuzebeding waarbij de Nederlandse rechter als bevoegde rechter wordt aangewezen.
5.3.4 Gelet op het voorgaande moet het ervoor gehouden worden dat Pellens, in elk geval vanaf 2002, de gelding van de algemene voorwaarden 886/1130 heeft aanvaard. Pellens heeft immers, nadat [geïntimeerde] haar - meermalen - had gewezen op de gelding van deze voorwaarden, zonder enig voorbehoud de geleverde goederen aanvaard, de facturen - gelet op het door [geïntimeerde] bij inleidende dagvaarding overgelegde overzicht - in elk geval deels betaald en nieuwe orders bij [geïntimeerde] geplaatst. Na ontvangst van de facturen van 2003 moet Pellens geacht worden de algemene voorwaarden van Plantum te hebben aanvaard. Ook daarna heeft Pellens immers zonder voorbehoud geleverde goederen aanvaard, facturen deels betaald en nieuwe orders geplaatst.
5.3.5 Pellens heeft nog betwist dat zij een exemplaar of exemplaren van de algemene voorwaarden heeft ontvangen. Het hof zal daaraan voorbijgaan. [geïntimeerde] heeft meer dan tien jaar lang herhaaldelijk schriftelijk aan Pellens laten weten dat zij een kopie van de algemene voorwaarden had ontvangen. Het is niet geloofwaardig dat Pellens na ommekomst van een dergelijke lange periode en zonder verdere uitleg het standpunt inneemt dat zij nimmer een exemplaar van de algemene voorwaarden heeft ontvangen. [geïntimeerde] voert nog uitdrukkelijk aan dat zij een Duitse taalversie van de algemene voorwaarden heeft verstrekt. Voor zover Pellens heeft bedoeld dat te betwisten, en aanvoert dat de (Nederlandse en/of Engelse) tekst voor haar niet begrijpelijk was, had het voor de hand gelegen dat zij dit aan [geïntimeerde] had laten weten en om een voor haar begrijpelijke versie had gevraagd. Nu zij ook dat heeft nagelaten, wordt ervan uitgegaan dat [geïntimeerde] de algemene voorwaarden in een voor Pellens begrijpelijke taal heeft verstrekt.
5.3.6 Uit de hiervoor onder 5.3.2 tot en met 5.3.5 geschetste omstandigheden volgt dat is voldaan aan het vereiste van artikel 25 lid 1 onder b van de Brussel I bis-Verordening inhoudende dat de overeenkomst is gesloten in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden. Partijen hadden immers een bestendige lopende handelsbetrekking, waarbij [geïntimeerde] vele malen heeft meegedeeld dat de algemene voorwaarden van haar branchevereniging van toepassing zijn, en Pellens niet uitdrukkelijk daarop heeft gereageerd. Verder is vast te stellen dat Pellens de inhoud van de voorwaarden, waaronder het forumkeuzebeding, kende of minst genomen heeft kunnen kennen. Bij dat laatste is naast het voorgaande nog van belang dat [geïntimeerde] telkens heeft aangeboden op verzoek meer kopieën van de algemene voorwaarden te verstrekken en tevens meldde waar de algemene voorwaarden waren gedeponeerd. Het is bovendien beslist niet ongebruikelijk om, zoals [geïntimeerde] heeft gedaan, op facturen te verwijzen naar toepasselijke algemene voorwaarden. Met een en ander staat voldoende vast dat er daadwerkelijk wilsovereenstemming is bereikt over het forumkeuzebeding.
Internationale bevoegdheid – plaats van levering
5.4.1 [geïntimeerde] beroept zich daarnaast op artikel 5.1 van de algemene voorwaarden van Plantum. In dat artikel staat dat levering van de goederen plaatsvindt ‘af bedrijf’, tenzij anders is overeengekomen. Dit betekent dat levering dient plaats te vinden in Nederland; een andere plaats voor levering is immers niet overeengekomen. De plaats van levering kan aldus reeds op grond van de rechtsverhouding tussen partijen worden bepaald, aldus nog steeds [geïntimeerde] . Pellens heeft dit, behoudens de gelding van de algemene voorwaarden waarover in het voorgaande reeds is beslist, niet uitdrukkelijk betwist. Dat betekent dat, vanaf de ontvangst van de facturen van 2003, waarop de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Plantum is vermeld, de plaats waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd worden, in Nederland is. De Nederlandse rechter is dan ook eveneens op grond van artikel 7 lid 1 onder b, eerste gedachtestreepje bevoegd kennis te nemen van geschillen over bestellingen en leveringen die vanaf dat moment plaatsvinden.
5.4.2 Het hof is voor het overige met de rechtbank van oordeel dat over de gehele periode van 2002 tot en met 2008, op drie leveringen na, is vast te stellen dat de materiële plaats van overdracht in Nederland is en dat, afgezien van deze drie gevallen, ook daarop de bevoegdheid van de Nederlandse rechter kan worden gegrond. Daartoe dient het volgende.
5.4.3 [geïntimeerde] heeft gewezen op leverbonnen van januari 2000 en van 9 januari 2003 waarop is vermeld dat de levering ‘ab Betrieb in Holland’ geschied. Zij wijst ook nog op leverbonnen van 5 en 13 mei 2009 waarop is vermeld dat de levering op een bepaalde datum in Aalsmeer plaatsvindt. Op zes andere leverbonnen uit 2002 en 2003 staat een leverdatum en een andere datum, te weten de volgende dag, waarop de goederen in Duitsland zullen zijn. De levering moet daarom in Aalsmeer hebben plaatsgevonden, aldus [geïntimeerde] . Ook wijst [geïntimeerde] erop dat Pellens de opdrachtgever is van de transporteurs en hen telkens heeft betaald.
5.4.4 Pellens stelt daartegenover dat in een aantal leverbonnen directe en indirecte verwijzingen zijn te lezen naar levering in Duitsland. Het hof volgt Pellens in die zin dat drie leverbonnen zo zijn te interpreteren dat levering in Duitsland plaatsvindt (productie 7 bij memorie van grieven, blz. 30, 92 en 94). De tekst van de andere leverbonnen die Pellens aanhaalt past echter ook bij het standpunt van [geïntimeerde] dat eerst levering te Aalsmeer plaatsvindt waarna de goederen naar Duitsland worden vervoerd. Deze leverbonnen benoemen immers dat een levering of het geleverde op een bepaald moment in Duitsland zal aankomen (bijvoorbeeld ‘Lieferung Heute abend schon in Herungen’, blz. 87, en ‘Lieferung (…) Herungen Mitwoch Morgens’, blz. 91), terwijl een enkele tekst juist naadloos past in het standpunt van [geïntimeerde] (‘Mitwoch versuche ich letzte Lieferung bevor Osten, Donnerstagmorgen bei Ihnen’, blz. 116).
5.4.5 Het hof gaat overigens voorbij aan de stelling van Pellens dat stukken van voor 2002 en van na 2008 niet van betekenis zijn. Stukken van buiten deze periode kleuren immers ook de handelsrelatie van partijen en vullen deze nader in. Bij dit oordeel is van betekenis dat geen van partijen heeft aangevoerd dat gedurende de handelsrelatie afspraken zijn gewijzigd of op andere wijze uitvoering aan de samenwerking is gegeven.
5.4.6 [geïntimeerde] heeft al met al zijn stelling dat de plaats van de materiële overdracht van de goederen in Nederland was, mede in het licht van de betwisting daarvan door Pellens, afdoende met stukken onderbouwd. Van onvoldoende betekenis is dat [geïntimeerde] contacten onderhield met de vervoerders, afspraken met hen maakte over de aanlevering van goederen en Pellens op de hoogte hield van de voortgang van het transport en, naar Pellens stelt, de transportopdrachten gaf. Daar staat immers tegenover dat Pellens, zoals zij nimmer heeft betwist,de transporteurs betaalde. Uit de fax van 14 april 2009 blijkt bovendien dat Pellens bij de uitvoering van de transporten het laatste woord had. Pellens instrueert [geïntimeerde] in die fax immers dat zij alleen transporten mag aanmelden nadat [geïntimeerde] dit met haar heeft afgesproken.
5.4.7 Pellens wijst er nog op dat [geïntimeerde] met regelmaat naar het bedrijf van Pellens afreisde, aldaar de status van het geleverde teeltmateriaal controleerde en adviseerde over verzorging, verwerking en opslag daarvan. Pellens heeft onvoldoende uitgelegd waarom dit van betekenis is voor het bepalen van de plaats van levering. Pellens heeft evenmin uitgelegd waarom in verband daarmee van betekenis is dat [geïntimeerde] telkens verzocht om te retourneren transportcontainers aan de transporteurs mee te geven. Dat op de facturen het adres van Pellens in Duitsland was vermeld, is zonder nadere toelichting, evenmin relevant voor de plaats van levering.
5.4.8 Pellens heeft, ten slotte, nog aangevoerd dat [geïntimeerde] geen btw bij haar in rekening heeft gebracht en nooit vervoersverklaringen heeft gevraagd terwijl dit wel noodzakelijk is bij ‘ex fabriek’-leveringen. De vervoersverklaring is nooit gevraagd, aldus Pellens, omdat [geïntimeerde] zelf het transport regelde en in Duitsland leverde. [geïntimeerde] voert daartegen aan dat zij geen btw in rekening heeft gebracht omdat, ook in het geval dat de afnemer de goederen zelf ophaalt, het om een intracommunautaire levering gaat. Dat zij geen vervoersverklaring aan Pellens heeft gevraagd, maakt nog niet dat zij het transport regelde, aldus [geïntimeerde] . Uit de stelling van Pellens kan, wat daar ook verder van zij, niet worden geconcludeerd dat, in weerwil van hetgeen hiervoor is overwogen, de plaats van de materiële overdracht in Duitsland was.
Slotsom
5.5.1 De conclusie is dat de Nederlandse rechter bevoegd is op de hiervoor weergegeven gronden. In die zin falen de grieven 1, 3 en 4.
5.5.2 Pellens betwist met zijn tweede grief dat er nog facturen openstaan, althans dat [geïntimeerde] nog gelden van haar te vorderen heeft. [geïntimeerde] heeft terecht aangevoerd dat het debat daarover in de hoofdzaak thuishoort. Het hof zal daarom aan de grief voorbijgaan.
5.5.3 Pellens voert bij haar antwoordakte onder 19 nog aan dat op grond van het forumkeuzebeding niet de rechtbank Amsterdam maar de rechtbank Den Haag exclusief relatief bevoegd zou zijn. Zij laat echter na daaraan een concrete conclusie te verbinden. Het hof gaat dan ook hieraan voorbij.
5.5.4 Geen van partijen heeft concrete feiten te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot andere beslissingen zouden leiden.
5.5.5 Aldus falen de grieven. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Pellens zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 1.780,-
- salaris advocaat € 3.642,- (tarief II, 3 punten)
Totaal € 5.422,-

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Pellens in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 5.422,- en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Kingma, L. Alwin en A.E. Oderkerk en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 september 2024.