ECLI:NL:GHAMS:2024:2671

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
200.317.829/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling van onderzoekskosten in het kader van een enquêteprocedure

In deze beschikking van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 20 september 2024, wordt een verzoek behandeld van de Advocaat-Generaal bij het ressortsparket Amsterdam, mr. O.J.M. Van der Bijl, inzake de vaststelling van de onderzoekskosten in een lopende enquêteprocedure tegen Centric Holding B.V. en aanverwante vennootschappen. De Ondernemingskamer verwijst naar eerdere beschikkingen en het proces-verbaal van de zitting van 3 november 2022, waarin een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de betrokken vennootschappen werd bevolen. De kosten van dit onderzoek zijn eerder vastgesteld op € 200.000 en later verhoogd naar € 320.000, exclusief btw.

De onderzoeker, mr. Y. Borrius, heeft op 2 juli 2024 een verslag van het onderzoek ingediend, waaruit blijkt dat de uiteindelijke kosten van het onderzoek € 320.000 bedragen. De Ondernemingskamer heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over deze specificatie, maar er zijn geen bezwaren ingediend. De Ondernemingskamer oordeelt dat de kosten van het onderzoek niet onredelijk zijn in het licht van de aard en omvang van het verrichte onderzoek.

De Ondernemingskamer heeft vervolgens besloten de vergoeding van de onderzoeker vast te stellen op € 320.000, exclusief btw, en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze beslissing is genomen door de voorzitter en de raadsheren van de Ondernemingskamer, en is openbaar uitgesproken op 20 september 2024.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.317.829/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 20 september 2024
inzake
DE ADVOCAAT-GENERAAL BIJ HET RESSORTSPARKET AMSTERDAM,
mr. O.J.M. Van der Bijl,
zetelend te Amsterdam,
VERZOEKER,
advocaat:
mr. P.P.M. van Kippersluis, kantoorhoudende te Den Haag,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTRIC HOLDING B.V.,
gevestigd te Gouda,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTRIC NETHERLANDS HOLDING B.V.,
gevestigd te Gouda,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTRIC NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Gouda,
VERWEERSTERS,
advocaten:
mr. I. Spinathen
mr. S.E. Streng, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A B.V.],
gevestigd te [plaats] ,
5.
[B],
thans wonende te [plaats] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat: voorheen mr. G.A.M.F. Spera, thans geen advocaat,
e n t e g e n

6 DE ONDERNEMINGSRAAD VAN CENTRIC NETHERLANDS B.V.,

gevestigd te Gouda,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. R.J.W. Analbersen
mr. T.L.C.W. Noordoven, beiden kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar het proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting van 3 november 2022 en naar de beschikkingen van 10 november 2022, 27 januari 2023, 23 maart 2023, 18 januari 2024, 14 juni 2024, 2 juli 2024 en 17 september 2024 in deze zaak.
1.2
In de mondelinge uitspraak van 3 november 2022 en bij de in 1.1 genoemde beschikkingen heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Centric Holding B.V., Centric Netherlands Holding B.V. en Centric Netherlands B.V. over de periode vanaf 1 januari 2018 tot 3 november 2022, bepaalde onmiddellijke voorzieningen getroffen, mr. Y. Borrius (hierna ook: de onderzoeker) benoemd tot onderzoeker en bepaald dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Centric Holding B.V. Bij beschikking van 23 maart 2023 heeft de Ondernemingskamer het onderzoeksbudget vastgesteld op € 200.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen. Bij beschikking van 14 juni 2024 heeft de Ondernemingskamer het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten verhoogd tot € 320.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen.
1.3
Op 2 juli 2024 heeft de onderzoeker het verslag met bijlagen van het in 1.2 bedoelde onderzoek aan de Ondernemingskamer doen toekomen.
1.4
Bij beschikking van 2 juli 2024 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het ter griffie van de Ondernemingskamer neergelegde onderzoeksverslag aldaar ten inzage ligt voor belanghebbenden.
1.5
Bij e-mail van 2 september 2024 heeft de onderzoeker een specificatie van de door haar aan het onderzoek bestede uren aan de Ondernemingskamer doen toekomen. Deze specificatie sluit – na afboeking van een deel van de bestede uren – op een bedrag van € 320.000 (exclusief btw).
1.6
Bij e-mail van 3 september 2024 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de in 1.5 genoemde specificatie. De advocaat-generaal heeft de Ondernemingskamer bij e-mail van eveneens 3 september 2024 laten weten geen reden te zien voor een nadere reactie op de verantwoording van de onderzoeker. De overige partijen hebben geen gebruik gemaakt van de door de Ondernemingskamer geboden gelegenheid om zich uit te laten over de in 1.5 genoemde specificatie.

2.De gronden van de beslissing

2.1
De onderzoeker heeft ten behoeve van de vaststelling van haar vergoeding een gespecificeerde opgave gedaan van de door haar in het kader van het onderzoek verrichte werkzaamheden en de daaraan bestede uren. De Ondernemingskamer heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten. Nu partijen geen bezwaren hebben aangevoerd en de onderzoekskosten de Ondernemingskamer ook overigens in het licht van de aard en de omvang van het verrichte onderzoek niet onredelijk voorkomen, zal de Ondernemingskamer de vergoeding van de onderzoeker overeenkomstig artikel 2:350 lid 3 BW bepalen als hierna te vermelden.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
bepaalt de vergoeding van de onderzoeker op € 320.000, de daarover verschuldigde
omzetbelasting daarin niet begrepen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. W.A.H. Melissen en mr. M.A.M. Vaessen, raadsheren, en drs. P.G. Boumeester en drs. V.G. Moolenaar, raden, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Frans, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2024.